3.1.
[eiser] vordert - zakelijk weergegeven - om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
a. te verklaren dat [gedaagde] de executie van het vonnis van 24 september 2013 tegen [eiser] met onmiddellijke ingang dient te staken en gestaakt te houden, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom;
b. [gedaagde] te veroordelen om binnen 24 uur na betekening van dit vonnis aan [eiser] af te geven dan wel [eiser] toe te staan op het adres van [gedaagde] aan de [adres] te [plaats] op te halen en aan hem af te geven de goederen als vermeld in de lijst zoals opgenomen in randnummer 6 van de conclusie van antwoord in conventie, tevens conclusie van eis in reconventie (productie 4 bij dagvaarding), zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom;
c. [gedaagde] te veroordelen om met onmiddellijke ingang het op 3 oktober 2013 gelegde executoriale eigenbeslag onder zichzelf, meer in het bijzonder op de roerende zaken zoals vermeld in de lijst zoals opgenomen in randnummer 6 van de conclusie van antwoord in conventie, tevens conclusie van eis in reconventie (productie 4 bij dagvaarding), op te laten heffen, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom;
d. met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van deze procedure.
3.2.
Daartoe stelt [eiser] dat [gedaagde] nog altijd weigerachtig blijft om aan het door de kantonrechter van deze rechtbank gewezen vonnis te voldoen. [eiser] heeft het vonnis dan ook op vrijdag 27 september 2013 aan [gedaagde] laten betekenen, zodat zij uiterlijk zondag 29 september 2013 de goederen zoals vermeld in de lijst aan [eiser] had moeten afgeven, dan wel [eiser] in staat had moeten stellen deze goederen op te halen. In plaats daarvan heeft [gedaagde] vervolgens het vonnis op maandag 30 september 2013 aan [eiser] laten betekenen en op 3 oktober 2013 executoriaal eigenbeslag laten leggen op de goederen van [eiser] met de mededeling dat ze om die reden niet kan voldoen aan afgifte van de goederen. [eiser] stelt voorts dat, gelet op de weigerachtige houding van [gedaagde], [gedaagde] het maximale bedrag aan dwangsommen heeft verbeurd, meer in het bijzonder een bedrag van € 500,-. [eiser] diende gelet op de inhoud van het vonnis een totaalbedrag van
€ 957,48 aan [gedaagde] te voldoen. Laatstgenoemd bedrag dient na verrekening te worden verminderd met een bedrag van € 50,-, nu [gedaagde] bij vonnis is veroordeeld tot betaling hiervan aan [eiser] en een bedrag van € 500,- omdat [gedaagde] het maximale bedrag aan dwangsommen heeft verbeurd. Aldus resteert een bedrag van € 407,27, welk bedrag [eiser] op 5 november 2013 aan (de advocaat van) [gedaagde] heeft voldaan. Gelet op het voorgaande ziet [eiser] zich opnieuw genoodzaakt tot het vorderen van afgifte van zijn eigendommen, met daaraan een nog hogere dwangsom gekoppeld, nu de eerste veroordeling blijkbaar geen afdoende prikkel opleverde om aan de veroordeling te voldoen. Voorts stelt [eiser] dat het gelegde beslag vexatoir en disproportioneel is, zodat opheffing in de rede ligt. [gedaagde] beoogt kennelijk met het beslag haar verplichting jegens [eiser] zoals voortvloeit uit het vonnis te blokkeren en daarmee tracht zij de tenuitvoerlegging van een rechterlijke beslissing te frustreren. [eiser] heeft bovendien volledig aan de veroordeling uit het vonnis voldaan, zodat de weigering van [gedaagde] om tot opheffing van het beslag over te gaan het beslag vexatoir maakt.