Centrale Raad van Beroep, hoger beroep socialezekerheidsrecht
ECLI:NL:CRVB:2024:1583
Op 6 August 2024 heeft de Centrale Raad van Beroep een hoger beroep procedure behandeld op het gebied van socialezekerheidsrecht, wat onderdeel is van het bestuursrecht. Het zaaknummer is 23/2973 PW, bekend onder identificatienummer ECLI:NL:CRVB:2024:1583.
Indicatie
Hoger beroep niet-ontvankelijk. Het griffierecht is niet binnen de termijn betaald. Redelijkerwijs kan niet worden geoordeeld dat verzoeker niet in verzuim is geweest.
Uitspraak
Datum uitspraak: 6 augustus 2024
23/2973 PW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in artikel 8:54, in verbinding met de artikelen 8:108 en 8:119 van de Algemene wet bestuursrecht op het verzoek om herziening van de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 13 december 2022, 20/3092
[verzoeker] te [woonplaats] (verzoeker)
het college van burgemeester en wethouders van Utrecht (college)
Procesverloop
PROCESVERLOOP
Verzoeker heeft verzocht om herziening van de door de Raad op 13 december 2022 tussen partijen gewezen uitspraak.
Overwegingen
OVERWEGINGEN
In artikel 8:41, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is bepaald dat van de indiener van het beroepschrift een griffierecht wordt geheven. Ingevolge artikel 8:108, eerste lid, van de Awb is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
In artikel 8:119, tweede lid, van de Awb is bepaald dat bovenstaande van overeenkomstige toepassing is op het verzoek om herziening.
Bij brief van 25 oktober 2023 is verzoeker erop gewezen dat een griffierecht van € 136,- is verschuldigd, en is medegedeeld dat dit bedrag uiterlijk 28 dagen na de dag van verzending van de brief op de in die brief genoemde bankrekening moet zijn bijgeschreven.
Bij aangetekende brief van 25 november 2023 is verzoeker nogmaals gewezen op de verschuldigdheid van het griffierecht en is medegedeeld dat het verschuldigde bedrag binnen vier weken na de datum van deze brief op de in die brief genoemde bankrekening dient te zijn bijgeschreven dan wel contant moet zijn betaald. Daarbij is erop gewezen dat als het griffierecht niet tijdig wordt betaald, verzoeker er rekening mee moet houden dat het verzoek om herziening niet inhoudelijk behandeld kan worden.
Het griffierecht is niet binnen de termijn betaald.
Op grond van de beschikbare gegevens kan redelijkerwijs niet worden geoordeeld dat verzoeker niet in verzuim is geweest. Het verzoek om herziening is kennelijk niet-ontvankelijk, zodat zonder verder onderzoek kan worden beslist.
Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.
Beslissing
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep verklaart het verzoek om herziening niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door M. Wolfrat, in tegenwoordigheid van A. Giesen als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 6 augustus 2024.
Tegen deze uitspraak kunnen een belanghebbende en het bestuursorgaan binnen zes weken na de verzending van het afschrift van deze uitspraak schriftelijk verzet doen bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA UTRECHT. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld te worden gehoord.