Centrale Raad van Beroep, hoger beroep socialezekerheidsrecht

ECLI:NL:CRVB:2024:1651

Op 21 August 2024 heeft de Centrale Raad van Beroep een hoger beroep procedure behandeld op het gebied van socialezekerheidsrecht, wat onderdeel is van het bestuursrecht. Het zaaknummer is 23/2425 ANW, bekend onder identificatienummer ECLI:NL:CRVB:2024:1651.

Soort procedure:
Zaaknummer(s):
23/2425 ANW
Datum uitspraak:
21 August 2024
Datum publicatie:
22 August 2024

Indicatie

Weigering toekennen ANW-uitkering. Herhaalde aanvraag. De echtgenoot van appellante was op de datum van overlijden niet verzekerd voor de ANW omdat hij niet in Nederland woonde of werkte.

Uitspraak

23/2425 ANW

Datum uitspraak: 21 augustus 2024

Centrale Raad van Beroep

Enkelvoudige kamer

Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 5 juli 2023, 22/4091 (aangevallen uitspraak)

Partijen:

[appellante] te [woonplaats] , Marokko (appellante)

de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)

SAMENVATTING

Deze uitspraak gaat over de vraag of de Svb terecht de herhaalde aanvraag van appellante om toekenning van een ANW-uitkering heeft afgewezen. Volgens de Svb is er geen sprake van nieuwe feiten of omstandigheden en is het bestreden besluit niet evident onredelijk. Met de rechtbank oordeelt de Raad dat de Svb de herhaalde aanvraag terecht heeft afgewezen.

Procesverloop

PROCESVERLOOP

Appellante heeft hoger beroep ingesteld. De Svb heeft een verweerschrift ingediend.

De Raad heeft de zaak behandeld op een zitting van 7 augustus 2024. Partijen zijn niet verschenen.

Overwegingen

OVERWEGINGEN
Inleiding

1. Bij de beoordeling van het hoger beroep zijn de volgende feiten en omstandigheden van belang.

1.1.

Appellante woont in Marokko. De echtgenoot van appellante heeft in Nederland gewoond en gewerkt. Hij is op [datum] 2018 in Marokko overleden. De echtgenoot van appellante ontving een pensioen op grond van de AOW. (Voetnoot 1) Na zijn overlijden heeft appellante een uitkering op grond van de ANW (Voetnoot 2) aangevraagd.

1.2.

Met een besluit van 7 mei 2019 heeft de Svb de aanvraag afgewezen, omdat de echtgenoot van appellante op de dag van zijn overlijden niet verzekerd was voor de ANW. Het door appellante tegen deze beslissing gemaakte bezwaar is bij besluit van 19 september 2019 door de Svb ongegrond verklaard.

1.3.

Op 9 april 2021 heeft appellante de Svb verzocht om haar alsnog een ANW-uitkering toe te kennen. Met een besluit van 29 november 2021, na bezwaar gehandhaafd met een besluit van 15 juni 2022 (bestreden besluit), heeft de Svb het verzoek van appellante om herziening van het besluit van 7 mei 2019 afgewezen. Hieraan heeft de Svb ten grondslag gelegd dat appellante geen nieuwe feiten of omstandigheden heeft aangevoerd en dat niet is gebleken dat het besluit onmiskenbaar onjuist is. Er bestaat ook geen recht op een ANW-uitkering met ingang van de maand waarin appellante het herzieningsverzoek heeft ingediend.

Uitspraak van de rechtbank

2. De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard en daarmee het bestreden besluit in stand gelaten. In dat wat appellante heeft aangevoerd heeft de rechtbank geen aanleiding gezien om aan te nemen dat sprake is van nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden, laat staan dat daaruit valt op te maken dat de echtgenoot van appellante op de dag van zijn overlijden verzekerd was voor de ANW dan wel volgens Marokkaanse wetgeving verzekerd was. De rechtbank heeft ook geen aanleiding gezien om aan te nemen dat het besluit van 7 mei 2019 onmiskenbaar onjuist of evident onredelijk is. Voor zover de Svb het herzieningsverzoek (ook) heeft beoordeeld als een verzoek om herziening naar de toekomst heeft de rechtbank geoordeeld dat op grond van wat appellante heeft aangevoerd geen reden bestaat voor het oordeel dat zij met ingang van het herzieningsverzoek in aanmerking kan komen voor een ANW-uitkering.

Het standpunt van appellante

3. Appellante is het met de uitspraak van de rechtbank niet eens.

Het oordeel van de Raad
4.1.

De Raad beoordeelt of de rechtbank terecht het bestreden besluit in stand heeft gelaten aan de hand van wat appellante in hoger beroep heeft aangevoerd, de beroepsgronden. De Raad komt tot het oordeel dat het hoger beroep niet slaagt. De wettelijke regels die voor de beoordeling van het hoger beroep belangrijk zijn, zijn te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.

4.2.

Appellante verzoekt de Svb om van het in rechte vaststaande besluit van 7 mei 2019 terug te komen als bedoeld in artikel 4:6 van de Awb. (Voetnoot 3) Dit geding gaat over een duuraanspraak. Uit vaste rechtspraak van de Raad volgt dat bij de toetsing van een besluit over een herhaalde aanvraag bij een duuraanspraak een onderscheid gemaakt moet worden tussen het verleden en de toekomst. (Voetnoot 4)

4.3.

Wat betreft de toekomst geldt dat de Svb met juistheid heeft geconcludeerd dat niet wordt voldaan aan de voorwaarden voor het toekennen van een ANW-uitkering. De echtgenoot van appellante was ten tijde van zijn overlijden niet verzekerd voor de ANW omdat hij niet in Nederland woonde of werkte. Daarnaast was hij niet vrijwillig verzekerd. Hij was ook niet verzekerd op grond van de Marokkaanse wettelijke regeling (Voetnoot 5)en appellante ontleent daarom geen recht op een nabestaandenuitkering aan het NMV. (Voetnoot 6)

4.4.

Er is dus geen reden om het besluit van de Svb voor wat betreft de toekomst onjuist te houden. Daaruit volgt dat, voor wat betreft het verleden, er ook geen reden is om dit besluit als onmiskenbaar onjuist te beschouwen. Ook ziet de Raad geen (andere) redenen waarom de afwijzing van de herhaalde aanvraag evident onredelijk zou zijn.

Conclusie en gevolgen
4.5.

Het hoger beroep slaagt dus niet. De aangevallen uitspraak wordt bevestigd. Dit betekent dat de weigering van de Svb om appellante in aanmerking te brengen voor een ANWuitkering in stand blijft.

5. Omdat het hoger beroep niet slaagt krijgt appellante geen vergoeding voor haar proceskosten en het betaalde griffierecht.

Beslissing

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.

Deze uitspraak is gedaan door M.A.H. van Dalen-van Bekkum, in tegenwoordigheid van R.R. Olde Engberink als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 21 augustus 2024.

(getekend) M.A.H. van Dalen-van Bekkum

(getekend) R.R. Olde Engberink

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de datum van verzending beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (Postbus 20303, 2500 EH Den Haag) ter zake van schending of verkeerde toepassing van bepalingen over het begrip verzekerde.

DÉCISION

La Centrale Raad van Beroep (Cour d'Appel Centrale),

statue:

confirme la décision attaquée.

Par conséquent, décidée par M.A.H. van Dalen-van Bekkum en présence de R.R. Olde Engberink en qualité de greffier, ainsi que prononcée en public, le 21 Août 2024.

Les parties disposent d’un délai de six semaines á compter de la date d’envoi pour introduire un pourvoi en cassation contre cette deécision devant la Cour de Cassation des Pays-Bas: Hoge Raad der Nederlanden (Postbus 20303, NL2500 EH ‘s-Gravenhage) au titre de la violation ou de la mauvaise application des dispositions concernant la notion de groupe d’assuré.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wettelijke regels

Algemene nabestaandenwet

Artikel 1

In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

(…)

d. nabestaande: de echtgenoot van degene, die op de dag van overlijden verzekerd is op grond van deze wet;

(…)

Artikel 13

1. Verzekerd overeenkomstig de bepalingen van deze wet is degene, die

a. ingezetene is;

b. geen ingezetene is, doch ter zake van in Nederland of op het continentaal plat in dienstbetrekking verrichte arbeid aan de loonbelasting is onderworpen.

(…)

Artikel 14

1. Recht op nabestaandenuitkering heeft de nabestaande die:

a. een ongehuwd kind heeft, dat jonger is dan 18 jaar en niet tot het huishouden van een ander behoort; of

b. arbeidsongeschikt is (…).

Algemene wet bestuursrecht

Artikel 4:6

1. Indien na een geheel of gedeeltelijk afwijzende beschikking een nieuwe aanvraag wordt gedaan, is de aanvrager gehouden nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden te vermelden.

2. Wanneer geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden worden vermeld, kan het bestuursorgaan zonder toepassing te geven aan artikel 4:5 de aanvraag afwijzen onder verwijzing naar zijn eerdere afwijzende beschikking.

Algemeen Verdrag inzake sociale zekerheid tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Koninkrijk Marokko

Artikel 22

1. Wanneer een werknemer op wie dit Verdrag van toepassing is, op het tijdstip van zijn overlijden verzekerd is krachtens de Marokkaanse wettelijke regelingen, en tijdvakken van verzekering volgens de Nederlandse wettelijke regelingen inzake uitkeringen aan nagelaten betrekkingen heeft vervuld, kan zijn weduwe op een pensioen krachtens laatstgenoemde wettelijke regelingen aanspraak maken.

(…)

Voetnoot

Voetnoot 1

Algemene Ouderdomswet.

Voetnoot 2

Algemene Nabestaandenwet.

Voetnoot 3

Algemene wet bestuursrecht.

Voetnoot 4

Uitspraak van de Raad van 8 juni 2012, ECLI:NL:CRVB:2012:BW8262.

Voetnoot 5

Zie artikel 14, eerste lid, van de ANW in samenhang met artikel 1, aanhef en onder d, van de ANW; artikel 22 van het Algemeen Verdrag inzake sociale zekerheid tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Koninkrijk Marokko, Rabat, 14-02-1972.

Voetnoot 6

Algemeen Verdrag inzake sociale zekerheid tussen Nederland en Marokko.