Datum uitspraak: 2 oktober 2024
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 7 april 2023, 22/548 (aangevallen uitspraak)
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
Het gaat in deze zaak over de vraag of het Uwv terecht het verzoek van appellant om met behoud van zijn Wajong-uitkering buiten Nederland te gaan wonen, heeft afgewezen. Appellant stelt dat hij een medische behandeling moet ondergaan en dat dit alleen in Marokko kan. Verder stelt appellant dat hij in Marokko in een veilige en rustige omgeving kan verblijven. In Nederland kan dat niet. De Raad volgt appellant niet en oordeelt dat het Uwv zich op het standpunt mocht stellen dat appellant geen recht heeft op een Wajong-uitkering als hij in Marokko gaat wonen.
Inleiding
1. Bij de beoordeling van het hoger beroep zijn de volgende feiten en omstandigheden van belang.
1.1.
Appellant, geboren op [geboortedatum] 1972, heeft vanaf 1997 een uitkering op grond van de Algemene Arbeidsongeschiktheidswet ontvangen, die daarna is voortgezet als een uitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong).
1.2.
Bij brief van 18 februari 2019 heeft het Uwv aan appellant bevestigd dat hij het Uwv heeft laten weten dat hij van 17 januari 2019 tot en met 17 januari 2021 in het buitenland verblijft. Op 22 februari 2019 is aan appellant, bij wijze van hoge uitzondering, toestemming gegeven door de procesbegeleider SMZ om voor de duur van twee jaar met behoud van Wajonguitkering naar Marokko te gaan, te weten de periode 17 januari 2019 tot en met 17 januari 2021. Sinds 13 januari 2021 is appellant weer in Nederland.
1.3.
Op 4 maart 2021 heeft appellant het Uwv verzocht om bij verhuizing naar het buitenland zijn Wajong-uitkering mee te kunnen nemen. Appellant heeft daarbij vermeld dat hij zich in Marokko heeft laten behandelen in verband met schizofrenie. In Marokko worden appellants psychische en lichamelijke klachten verzacht, terwijl hij in Nederland in een isolement leeft. De vier kinderen van appellant wonen ook in Marokko. Hij heeft niets in Nederland en voelt zich daar eenzaam. Appellants familie en vrienden bevinden zich in Marokko.
1.4.
Na verzekeringsgeneeskundig onderzoek heeft het Uwv dit verzoek bij besluit van 17 maart 2021 afgewezen.
1.5.
In de bezwaarfase heeft een verzekeringsarts bezwaar en beroep onderzoek gedaan en een rapport opgesteld. Het Uwv heeft op basis hiervan geen aanleiding gezien voor wijziging van zijn standpunt en is bij besluit van 18 januari 2022 (bestreden besluit) gebleven bij de afwijzing.
Uitspraak van de rechtbank
2. De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard en daarmee het bestreden besluit in stand gelaten.
2.1.
De rechtbank heeft geoordeeld dat appellant zijn standpunt dat hij vanwege een medische behandeling dient af te reizen naar Marokko niet nader heeft onderbouwd. Niet is komen vast te staan dat appellant in Nederland geen behandeling kan krijgen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft inzichtelijk gemotiveerd dat het voorschrijven van medicatie door iedere gekwalificeerde arts in Nederland kan geschieden. Ook is niet aangetoond dat appellant alleen in het buitenland een medische behandeling van enige duur gericht op herstel zal ondergaan die niet in Nederland gegeven kan worden. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor twijfel aan het standpunt van de verzekeringsarts bezwaar en beroep. Voorts heeft appellant zijn standpunt dat hij in Nederland niet in een veilige omgeving kan verkeren niet onderbouwd.
2.2.
Ook in de eerder verleende toestemming door het Uwv om met behoud van uitkering twee jaar in Marokko te verblijven, heeft de rechtbank geen aanleiding gezien voor een ontheffing van het exportverbod omdat de toestemming van destijds is verleend in het kader van een zogenaamde maatwerkoplossing en niet op grond van artikel 3:19 van de Wajong. De toestemming van destijds was dus gebaseerd op een ander beoordelingskader en zag bovendien op een tijdelijke situatie. Het Uwv heeft daarom in redelijkheid kunnen besluiten om de hardheidsclausule in dit geval niet toe te passen. De door appellant aangevoerde omstandigheden kunnen niet worden aangemerkt als een onbillijkheid van overwegende aard op grond waarvan moet worden afgeweken van het verbod op het exporteren van de Wajonguitkering.
Het standpunt van appellant
3.1.
Appellant is het met de uitspraak van de rechtbank niet eens. Hij heeft tegen de uitspraak aangevoerd dat ten onrechte geen hardheid is aangenomen op grond waarvan het exportverbod van de Wajong-uitkering moet worden opgeheven. Appellant heeft al jaren lichamelijke en psychische klachten, waarbij met name de diagnose schizofrenie is gesteld. Er zijn de afgelopen jaren veel conflicten en procedures geweest, waarbij onder andere zijn kinderen in Nederland uit huis zijn geplaatst. De verhouding tussen appellant en de gezondheidszorg in Nederland is ernstig verstoord. Daarom laat hij zich in Nederland niet onder behandeling stellen. In Marokko is dat voor hem wel mogelijk. Voor zijn ziekte is het noodzakelijk dat hij onder controle blijft en medicijnen krijgt voorgeschreven. In 2019 heeft appellant van het Uwv toestemming gekregen om twee jaar in Marokko te verblijven voor medische behandeling en na het bestreden besluit heeft hij nog een keer toestemming gekregen om acht maanden in Marokko te verblijven. Maar door steeds weer terug te moeten naar Nederland wordt de continuïteit van zijn behandeling verstoord. Appellant is gebaat bij stabiliteit en rust. Daarnaast is het voor zijn lichamelijk en geestelijk welzijn noodzakelijk dat hij in een rustige en veilige omgeving kan verkeren, wat in zijn geval in Nederland niet mogelijk is. In Marokko heeft appellant een sociaal netwerk en daar woont zijn familie. Daarom zijn er voor appellant voldoende zwaarwegende redenen en omstandigheden aanwezig om een permanent verblijf in Marokko met behoud van Wajong-uitkering toe te staan.
Het standpunt van het Uwv
3.2.
Het Uwv heeft verzocht de aangevallen uitspraak te bevestigen.
4.1.
De Raad beoordeelt of de rechtbank terecht het bestreden besluit in stand heeft gelaten. Dat doet de Raad aan de hand van wat appellant in hoger beroep heeft aangevoerd, de beroepsgronden. De Raad komt tot het oordeel dat het hoger beroep niet slaagt. De wettelijke regels en beleidsregels die voor de beoordeling van het hoger beroep belangrijk zijn, zijn te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
4.2.
In de toelichting op artikel 2 van de Beleidsregels voortzetting Wajong-uitkering buiten Nederland (hierna: Beleidsregels (Voetnoot 1); zie de bijlage bij de uitspraak) staat dat een behandeling in het buitenland medisch geïndiceerd moet zijn en een zo lange tijd vergt dat het werkelijk nodig is om daar ook te gaan wonen. Verder is vermeld dat de hardheidsclausule steeds aan de hand van de omstandigheden van het individuele geval moet worden toegepast en dat er ook in andere dan de drie in artikel 2 van de Beleidsregels genoemde situaties grond kan zijn voor toepassing van de hardheidsclausule. Daarom moet in alle gevallen beoordeeld worden of sprake is van zwaarwegende redenen en of het beëindigen van de uitkering een aanmerkelijk nadeel betekent. Het Uwv beoordeelt de omstandigheden zoals die van toepassing zijn op het moment dat de betrokkene buiten Nederland gaat wonen.
4.3.
De invulling die het Uwv in zijn Beleidsregels aan de toepassing van de hardheidsclausule heeft gegeven is, zoals de Raad eerder heeft geoordeeld, niet onjuist of onredelijk. (Voetnoot 2)
4.4.
De gronden die appellant in hoger beroep heeft aangevoerd zijn in essentie een herhaling van wat hij in beroep heeft aangevoerd. De rechtbank heeft deze gronden besproken en beoordeeld. Met de rechtbank wordt geoordeeld dat geen aanleiding bestaat om te twijfelen aan de juistheid van het bestreden besluit. De overwegingen die aan het oordeel van de rechtbank ten grondslag liggen worden onderschreven. De Raad voegt hier het volgende aan toe.
4.5.
Appellant heeft ook in hoger beroep geen medische informatie overgelegd waaruit blijkt dat hij een behandeling van enige duur in Marokko moet ondergaan die medisch geïndiceerd is. Uit de door appellant eerder overgelegde medische verklaringen van de arts van appellant in Marokko blijkt niet van een medisch objectiveerbare noodzaak voor een verhuizing van appellant naar Marokko. De verzekeringsartsen (bezwaar en beroep) hebben inzichtelijk gemotiveerd dat niet gebleken is dat de door appellant in Marokko voort te zetten medische behandeling een behandeling is die niet in Nederland gevolgd zou kunnen worden.
4.6.
Aan de omstandigheid dat appellant zich in Marokko veilig voelt, mede in verband met het feit dat zijn familie daar woont, en dat hij in Marokko een goed functionerend sociaal netwerk heeft, kan in het licht van het uitzonderingskarakter van de hardheidsclausule geen doorslaggevende betekenis worden toegekend.
4.7.
Ook anderszins zijn er geen omstandigheden die een grondslag kunnen vormen voor toepassing van de hardheidsclausule.
Conclusie en gevolgen
5. Het hoger beroep slaagt dus niet. De aangevallen uitspraak wordt bevestigd. Dit betekent dat het besluit waarin appellant geen toestemming heeft gekregen om met behoud van zijn Wajong-uitkering buiten Nederland te gaan wonen in stand blijft.
6. Omdat het hoger beroep niet slaagt krijgt appellant geen vergoeding voor zijn proceskosten en het betaalde griffierecht.
Bijlage
1. Het recht op arbeidsongeschiktheidsuitkering eindigt:
[…]
c. met ingang van de eerste dag van de maand volgend op die waarin de jonggehandicapte buiten Nederland is gaan wonen;
[…]
10. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen kan het eerste lid, onderdeel c, buiten toepassing laten of daarvan afwijken voorzover toepassing, gelet op het belang van het eindigen van het recht op arbeidsongeschiktheidsuitkering indien de jonggehandicapte buiten Nederland gaat wonen, zal leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard.
Artikel 2 Regeling beleidsregels voortzetting Wajong-uitkering buiten Nederland
Van een onbillijkheid van overwegende aard is sprake indien de jonggehandicapte naar het oordeel van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen zwaarwegende redenen heeft om buiten Nederland te gaan wonen en naar verwachting als gevolg van het eindigen van het recht op arbeidsondersteuning of arbeidsongeschiktheidsuitkering aanmerkelijk nadeel zal ondervinden. Als zwaarwegende redenen om buiten Nederland te gaan wonen worden in ieder geval aangemerkt:
a. het ondergaan van een medische behandeling van enige duur;
b. het aanvaarden van arbeid met enig re-integratieperspectief;
c. het volgen van de woonplaats van degene(n) van wie de jonggehandicapte voor zijn verzorging afhankelijk is en die genoodzaakt is om buiten Nederland te gaan wonen.