Centrale Raad van Beroep, hoger beroep socialezekerheidsrecht
ECLI:NL:CRVB:2024:1985
Op 24 October 2024 heeft de Centrale Raad van Beroep een hoger beroep procedure behandeld op het gebied van socialezekerheidsrecht, wat onderdeel is van het bestuursrecht. Het zaaknummer is 23/3043 ANW-V, bekend onder identificatienummer ECLI:NL:CRVB:2024:1985.
Indicatie
In een uitspraak van 23 februari 2024 heeft de Raad het door appellante ingestelde hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak met toepassing van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. De Raad ziet in wat appellante in verzet heeft aangevoerd, geen aanleiding om de termijnoverschrijding verschoonbaar te achten. Het verzet is niet-ontvankelijk.
Uitspraak
Datum uitspraak: 24 oktober 2024
23/3043 ANW-V
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het verzet in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank
Amsterdam van 15 september 2023, 22/6002 (aangevallen uitspraak)
[appellante] te [woonplaats] / [woonplaats], Marokko (appellante)
de Raad van bestuur van de Sociale Verzekeringsbank (Svb)
Procesverloop
PROCESVERLOOP
In een uitspraak van 23 februari 2024 heeft de Raad het door appellante ingestelde hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak met toepassing van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kennelijk niet-ontvankelijk verklaard.
Appellante heeft tegen de uitspraak verzet gedaan.
Partijen zijn uitgenodigd voor een zitting van 12 september 2024. Partijen zijn niet op de zitting verschenen.
Overwegingen
OVERWEGINGEN
Appellante heeft tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 15 september 2023 hoger beroep ingesteld. De Raad heeft in zijn uitspraak van 23 februari 2024 het hoger beroep kennelijk niet-ontvankelijk verklaard op de grond dat het griffierecht niet binnen de gestelde termijn is betaald en op grond van de beschikbare gegevens redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat appellante niet in verzuim is geweest.
Appellante heeft in verzet aangevoerd dat zij ziek is en dat betaling vanuit Marokko niet mogelijk is.
Appellante heeft, hoewel daartoe uitgenodigd bij brief van 7 november 2023 en, toen betaling uitbleef, bij aangetekende brief van 8 december 2023 erop te zijn gewezen dat zij het griffierecht binnen vier weken na de dagtekening van die brief diende te hebben betaald, het verschuldigde griffierecht niet betaald. Appellante heeft haar beroepsgronden niet onderbouwd. De enkele stelling dat zij door ziek is, is onvoldoende om aan te nemen dat zij verschoonbaar in verzuim is geweest met de betaling van het griffierecht. Ook is er geen reden om aan te nemen dat betaling vanuit Marokko bijvoorbeeld via een bankoverschrijving feitelijk niet mogelijk is.
Dit betekent dat het verzet ongegrond moet worden verklaard.
Beslissing
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door E.C.G. Okhuizen, in tegenwoordigheid van F. Sporrel als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 24 oktober 2024.
(getekend) E.C.G. Okhuizen