Op 28 November 2024 heeft de Centrale Raad van Beroep een hoger beroep procedure behandeld op het gebied van socialezekerheidsrecht, wat onderdeel is van het bestuursrecht. Het zaaknummer is 22/1289 WIA, bekend onder identificatienummer ECLI:NL:CRVB:2024:2269.
Datum uitspraak: 28 november 2024
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:75a en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel van 17 maart 2022, 21/251 (aangevallen uitspraak)
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
Namens appellant heeft mr. K. Aslan, advocaat, hoger beroep ingesteld. Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Op verzoek van de Raad heeft M.A. Bozdag, psychiater, een onafhankelijke expertise verricht en op 27 januari 2024 een rapport uitgebracht. Partijen hebben op dit rapport gereageerd, waarna de deskundige een nadere reactie heeft ingezonden.
Het Uwv heeft naar aanleiding van het rapport en de nadere reactie op 8 augustus 2024 een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen, waarbij aan appellant een IVA-uitkering is toegekend.
Op 6 september 2024 heeft mr. Aslan namens appellant het hoger beroep ingetrokken en gelijktijdig aan de Raad verzocht het Uwv te veroordelen in de proceskosten.
Het Uwv heeft gebruik gemaakt van de gelegenheid een verweerschrift in te dienen.
Onder toepassing van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is het onderzoek ter zitting achterwege gelaten. Vervolgens is het onderzoek gesloten.
Overwegingen
OVERWEGINGEN
1.1.
Artikel 8:75a, eerste lid, eerste volzin, van de Awb bepaalt dat in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten kan worden veroordeeld. Op grond van artikel 8:108, eerste lid, van de Awb is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
1.2.
Namens appellant is het hoger beroep ingetrokken, omdat het Uwv met de gewijzigde beslissing op bezwaar van 8 augustus 2024 volledig aan de bezwaren van appellant is tegemoetgekomen. Omdat het Uwv al heeft besloten tot vergoeding van de gemaakte kosten in de bezwaarfase moet de Raad nog slechts oordelen over de in beroep en hoger beroep gemaakte kosten.
1.3.
De Raad ziet aanleiding om het Uwv te veroordelen in de proceskosten die appellant in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. De proceskosten worden, op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht, begroot op € 1.750,- in beroep (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen op de zitting) en € 1.750 in hoger beroep (1 punt voor het indienen van het hogerberoepschrift en 2 x 0,5 punt voor het indienen van een zienswijze na deskundigenonderzoek), met een waarde per punt van € 875,- en wegingsfactor 1.
1.4.
Ook moet het Uwv het door appellant in beroep en in hoger beroep betaalde griffierecht vergoeden.
Beslissing
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep
- veroordeelt het Uwv in de proceskosten van appellant tot een bedrag van € 3.500,-;
- bepaalt dat het Uwv aan appellant het in beroep en hoger beroep betaalde griffierecht van in totaal € 185,- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door E.J.J.M. Weyers, in tegenwoordigheid van S. Pouw als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 28 november 2024.
(getekend) E.J.J.M. Weyers