Subsidiair
[medeverdachte] op of omstreeks 18 juni 2023 te Curaçao, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk een lijk, te weten het stoffelijk overschot van [slachtoffer] heeft/hebben verborgen en/of weggevoerd en/of weggemaakt met het oogmerk om het feit en de oorzaak van het overlijden van die [slachtoffer] te verhelen,
immers hebben zij, verdachte en haar mededaders het stoffelijk overschot van die [slachtoffer], althans die [slachtoffer], al dan niet verbonden met o.a. kabelbinders,
uit zijn woning gehaald, en/of;
(vervolgens) in een voertuig gebracht/gestopt, en/of;
(vervolgens) met dit voertuig naar (o.a.) Playa Kanoa vervoerd, en/of;
(vervolgens) het stoffelijk overschot van die [slachtoffer], althans die [slachtoffer] in de zee (bij Playa Canoa) gegooid/gedumpt, en/of;
(vervolgens) voornoemde voertuig achtergelaten (op de parkeerplaats) bij de “Mirador” bij Curacao International Airport;
bij en/of het plegen van welk misdrijf, verdachte, op of omstreeks 18 juni 2023 te curacao opzettelijk behulpzaam is geweest door;
tevoren en/of op omstreeks 18 juni 2023, opzettelijk behulpzaam is geweest en/of gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft door:
? als bestuurder van voornoemde voertuig op te treden (en het stoffelijk overschot van die [slachtoffer], althans die [slachtoffer] te vervoeren).
Het Gerecht acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd (cursief). De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Het Gerecht grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan, op de feiten en omstandigheden die in de hierna volgende bewijsmiddelen zijn vervat en redengevend zijn voor de bewezenverklaring. (Voetnoot 1)
Daarbij wordt opgemerkt dat ieder bewijsmiddel, ook in zijn onderdelen, slechts wordt gebruikt tot bewijs van dat bewezen verklaarde feit, of die bewezenverklaarde feiten, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft en, voor zover het een geschrift als bedoeld in artikel 387, eerste lid, aanhef, onder e van het Wetboek van Strafvordering (Sv) betreft, telkens slechts wordt gebezigd in verband met de inhoud van de andere bewijsmiddelen.
Voorts wordt opgemerkt dat in de bewijsmiddelen geen (expliciete) landsaanduiding is opgenomen, maar dat algemeen bekend is dat de in die bewijsmiddelen wel opgenomen plaatsen zijn gelegen in Curaçao.
1. Op 18 juni 2023 werden de verbalisanten [verbaliant 1] en [verbalisant 2] door de Centrale Meldkamer gedirigeerd naar Playa Canoa, alwaar enkele personen een lijk in de open zee hebben waargenomen. Zij hebben het volgende gerelateerd:
“Aldaar aangekomen troffen we de meldster, [getuige 1] aan. Zij gaf aan de eerste persoon te zijn die het lijk in de openbare zee constateerde. Zij was samen met haar vriendin bezig met het nemen van enkele foto’s. Opeens constateerden zij een drijvende schoen en enkele minuten later een mannelijk lijk dat geen teken van leven gaf. Het lijk dreef aan de kant van de rotsen net bij de eerste bocht aan de kant van de zee.
Wij, verbalisanten, constateerden het mannelijk lijk dat aan het drijven was aan de rand van de rotsen bij Playa Kanoa. Het betrof een bruin getinte man, ongeveer 1.80 m lang, met een schorpioen tatoeage aan zijn rug ter hoogte van zijn linkerschouder en ook een tatoeage aan zijn linkerborst. Zowel beide armen als beide benen van het slachtoffer waren vastgebonden met tiewrap. Ook had hij een tiewrap vastgebonden aan zijn hals/nek. Het slachtoffer dreef op zijn buik hetwelk een duidelijke indicatie voor ons was dat hij geen teken van leven gaf.
Omstreeks 14.35 uur arriveerde de Kustwacht Helikopter met twee Rescue Team personeel. Het voormelde Rescue team personeel stapte het water in en bond een touw vast aan het been van het slachtoffer. Wij hielden het touw vast om het lijk vast te houden in afwachting van de brandweer dienst.
Omstreeks 14.50 uur arriveerde de brandweerdienst ter plaatse en hielp ons om het lijk vanuit het water te trekken. Het lijk werd door ons uit het water getrokken en ter waarborging van de sporen op de rotsen neergelegd in afwachting van het Team Forensisch Onderzoek, patholoog en de dokter van de politie.
Omstreeks 15.10 uur arriveerde dokter Maduro samen met de patholoog en het personeel van Team Forensisch Onderzoek ter plaatse. Om 15.15 uur werd de dood van het slachtoffer door dokter Maduro geconstateerd.”
(Voetnoot 2)
2. De verbalisant [verbalisant 3] heeft zich naar Playa Canoa begeven. Hij heeft het volgende gerelateerd:
“Op 18 juni 2023, omstreeks 14.20 uur, kwam er via de Centrale meldkamer een melding binnen van een drijvend lichaam dat in zee werd gezien bij Playa Canoa.
Ter plaatse aangekomen, zag ik, verbalisant, een lijk van een man die op het strand op een koffer lag. Het lijk was vastgebonden aan handen en voeten met zwartkleurige kabelbinders. Tevens had het lijk een kabelbinder aan de hals, maar niet vastgetrokken.
Het slachtoffer bleek in leven te zijn genaamd, [slachtoffer], geboren op [geboortedatum 2] 1962 en wonende te [adres] in [woonplaats].
Omstreeks 15.15 uur werd de dood van het slachtoffer [slachtoffer] door de politiearts dr. Maduro geconstateerd.”
(Voetnoot 3)
3. [ getuige 1] heeft op 22 juni 2023 een verklaring afgelegd:
Op 18 juni 2023 ben ik omstreeks 14.05 uur aangekomen te Playa Canoa. We waren met ons drieën. Ik, een moeder en haar zoon. Wij zijn uit de auto gestapt en hebben foto's gemaakt. Vervolgens is de zoon terug gegaan in de auto. De moeder en ik zijn samen naar de inham gegaan, alwaar wij het levenloze lichaam hebben zien drijven. Wij zagen hoe een levenloos lichaam in de zee op en neer ging. Terwijl het levenloze lichaam in de zee rolde, zagen wij dat dit gebonden was aan zijn armen en voeten. Hij was in zijn blootje. Hij had een blauwe korte broek aan die aan zijn voeteinde hing, omdat hij gebonden zat aan zijn voeten. Het stuk kleding kon niet wegglijden. Je kon ook zien dat hij openwonden had op zijn lichaam. Bijzonder was dat rondom de verwondingen je een zwarte rand kon zien. Dat was voor mij bijzonder. Ik zag dat allemaal en meldde dit aan de centrale meldkamer. Tijdens mijn gesprek met de centralist van de centrale meldkamer van de politie zag ik dat de golven heviger begonnen te worden en zij wierpen het lichaam tegen de rotsen. Op dat moment gaf ik aan de centralist te kennen dat ik foto's zal gaan maken van het levenloze lichaam. Na de centrale meldkamer en het personeel van de Kustwacht te hebben gesproken, ben ik dichterbij de inham gegaan. Aldaar kon ik zien dat het levenloze lichaam vast kwam te zitten in de rotsen. Ik kon zien dat er iets of ter hoogte van zijn mond of hals was verbonden. Ik weet niet of het een touw was of niet. Rondom het levenloze lichaam zag ik bepaalde goederen in zee. Het ging om een groene rugtas (Neon achtige kleur), een zwart stuk stof, vermoedelijk een duikpak of een jas (zwart stuk stof), sportschoenen en een zwart/bruine met beige kleurige tas van het merk "Louis Vuitton.”
(Voetnoot 4)
4. De verbalisanten [verbalisant 4] en [verbalisant 5] hebben op 18 juni 2023 een forensisch sporenonderzoek op de plaats delict verricht. Zij hebben het volgende gerelateerd:
De enkels van het stoffelijk overschot van de onbekende man waren aan elkaar vastgebonden door middel van een zwarte kabelbinder. Dit is zo strak dat de rechtervoet op de linkervoet was.
Onder de rechterknie waren er diverse plekken vervelling van de huid zichtbaar.
Op de rechterwreef was er ook een vervelling van de huid te zien.
Bovenbenen, geslachtsdeel, buik en borst waren gaaf.
Rond de nek was een zwarte kabelbinder. Aan de hals waren verschillende zwarte striemen zichtbaar die gezien dikte en vorm zeer waarschijnlijk veroorzaakt zijn door de kabelbinder.
De onderkant van de rechter pols op de bovenkant van de linker pols strak drukkend vastgebonden met een bruine broekriem, zwarte kabelbinder en een zwarte oplaadkabel van een mobiele telefoon.
De mond was open waardoor de tanden linksboven zichtbaar waren. Op het gelaat op verschillende plekken vervelling van de huid.
Op het moment van de lijkschouw ter plaatse waren er geen petechiae aanwezig in de bindvliezen van de ogen.
Op het voorhoofd was er een wond zichtbaar.
Boven de rechter- en linker clavicula waren er verschillende wonden zichtbaar. Deze
wonden zijn zeer waarschijnlijk veroorzaakt door een puntig voorwerp.
Tussenin de rotsachtige klippen waar het lichaam lag was er een hoeveelheid op bloed gelijkende substantie zichtbaar. Zeer waarschijnlijk vloeide bloed uit eerdergenoemde wonden.
Bij draaiing van het lichaam was er een grote plek vervelling van de huid ter hoogte van het rechter schouderblad.
Aan de onderrug was er een wond zichtbaar.
Afname vingerafdrukken ten behoeve van identificatie:
In het mortuarium werden zijn vingerafdrukken veiliggesteld ten behoeve van identificatie.
Het vergelijkingsonderzoek door het geautomatiseerde syteem afix:
Op zondag 18 juni 2023 hadden wij, verbalisanten, de vervaardigde dactyloscopisch vingerafdruk, namelijk de rechterwijsvinger van het slachtoffer vergeleken met de dactyloscopische signalementen voorkomende in de databank van "Afix Tracker".
Op grond van het door ons uitgevoerde dactyloscopische onderzoek komen wij tot de conclusie dat het vervaardigde afdruk van de rechterwijsvinger opgeslagen met het nummer 15702, identiek is aan een afdruk van de rechterwijsvinger van de man in leven te zijn genaamd:
Achternaam: [slachtoffer]
Voornamen:[verdachte].
Geboorte datum: [geboortedatum 2] 1962
Geboorteplaats: [geboorteplaats 2]“
(Voetnoot 5)
5. De verbalisant [verbalisant 6] heeft het volgende gerelateerd:
“Op 19 juni 2023, omstreeks 13.20 uur werd bij het ADC een lijkherkenning gedaan met een vrouw genaamd [benadeelde partij 2], geboren op [geboorteplaats 3] op [geboortedatum 3] 1998 en wonende te [adres] in [woonplaats 3].
Zij herkende het aan haar getoonde lijk als dat van haar vader genaamd [slachtoffer], geboren te [geboorteplaats 2] op [geboortedatum 2] 1962.”
(Voetnoot 6)
6. Op 19 juni 2023 heeft de patholoog-anatoom, Dr. L. Althaus, sectie op het lichaam van [slachtoffer] verricht. Hij heeft het volgende gerelateerd:
“Conclusion(s)
1.Signs of sharp force trauma:
5 stab wounds on the left side of the neck with severing of the left jugular vein (this injury was causing the death).
1 cut wound on the left zygomatic bone.
1 stab wound on the left temple.
1 stab wound on the right outer corner of the eye.
1 stab wound on the right frontal shoulder.
The injury to the right (het Gerecht begrijpt: left) jugular vein, even in combination with all other injuries, may have resulted in a greater blood loss. The vascular system as well as the internal organs showed signs of a greater blood loss. In addition, this injury may also have led to a so-called "air embolism of the heart". In this case, the negative pressure in the vein draws in air, which collects in the heart and leads to pumping failure of the heart.
The stab wound on the front of the right shoulder shows most clearly the characteristics of the sharp tool that was used:
It is likely to have been a single-edged, narrow blade with a width of about 1.3 cm. For example, a stiletto or a pocketknife could be considered.
The stab wounds were inflicted while the victim was alive.
Defensive injuries to sharp force in the upper extremities were not present.
2. Signs of blunt force trauma:
7 injuries of the head with moderate hemorrhage of the hairy scalp.
Signs of shaped blunt force were not recognizable.
Whether these injuries were caused by a third party or by contact with rocks and/or coral cannot be said for certain. If they were postmortem, they occurred within a very short period of time after death.
3. Macroscopically, no typical signs of drowning could be detected. This means that the victim was already dead or agonal when he was brought into the water. This finding could be verified by histological examinations of the lungs on 23.06.2023.
4. In the area of the initial bondages on the hands, hemorrhages could be detected in the subcutaneous fat tissue as well as in the musculature, but not in the area of the ankle joints. This could indicate that the bondage of the hands occurred during life, whereas the bondage of the feet occurred postmortem (e.g., for transporting the corpse).
5. No evidence of strangulation of the victim was found despite the loose fitting cable tie around the neck. The intense skin abrasions and skin desiccation, which were obviously caused by this cable tie, could indicate that originally an object was attached to this cable tie, but later became detached in the water.
6. Due to the appearance of the corpse (lack of rigor mortis when found, no formation of “washerwomen’s skin"), it can be assumed that the victim was killed very shortly (a few hours at most) before being found and brought into the water. The other usual tests for estimating the time of death (temperature method and electrical excitability of the mimic musculature) could not be used in this case due to the external circumstances (strong solar exposure of the body and injuries of the face).
Cause of Death
Bleeding to death, eventually in combination with air embolism of the heart due to stab wounds on the neck.
7. De verbalisant [verbalisant 6] heeft onderzoek verricht naar de camerabeelden van 18 juni 2023 op de weg naar Playa Canoa. Zij heeft het volgende gerelateerd:
“(…)
Camera A Ingang Betonindustrie Brievengat te "Kaya Playa Canoa" z/n op 18 juni 2023
Omstreeks 13:35:47 uur kwam de witgelakte vanbus van het mark [automerk/model 1] kenteken [kentekennummer ] (hierna: de [automerk/model 1]) van het slachtoffer in beeld op de Kaya Playa Canoa ter hoogte van Betonindustrie Brievengat.
Omstreeks 13:35:50 uur rijdt de [automerk/model 1] van het slachtoffer op de Kaya Playa Canoa richting Playa Canoa.
Omstreeks 13:35:56 uur kwam het goudkleurige personenvoertuig van het merk [[automerk/model 2] kentekennummerplaat niet goed zichtbaar met getinte ruiten en geelgelakte voorrechter spatbord (hierna: de [automerk/model]) in beeld op de Kaya Playa Canoa ter hoogte van Betonindustrie Brievengat.
Omstreeks 13:36:01 uur rijdt de [automerk/model] op de Kaya Playa Canoa richting Playa Canoa.
Omstreeks 13:53:52 uur kwam de [automerk/model 1] van het slachtoffer in beeld op de Kaya Playa Canoa ter hoogte van Betonindustrie Brievengat richting Kaya Industriepark Brievengat vanuit de richting van Playa Canoa.
Omstreeks 13:54:05 uur kwam de [automerk/model 2] in beeld op de Kaya Playa Canoa ter hoogte van Betonindustrie Brievengat richting Kaya industriepark Brievengat vanuit de richting van Playa Canoa.
Omstreeks 13:54:15 uur stond zowel de bestuurder van de [automerk/model 2] als de bestuurder van de [automerk/model 1] stil op de Kaya Playa Canoa ter hoogte van Betonindustrie Brievengat.
Omstreeks 13:54:54 gaat de bestuurder van de [automerk/model 1] voor de bestuurder van de [automerk/model 2] rijden richting Kaya Industriepark Brievengat vanuit de richting van Playa Canoa.
Camera D Wasserij Korsow te Kaya Industriepark Brievengat nummer 1A op 18 juni 2023
Omstreeks 13:55:35 uur kwam de [[automerk/model 1] van het slachtoffer in beeld op de Kaya Industriepark Brievengat ter hoogte van Wasserij Korsow vanuit de richting van Playa Canoa.
Omstreeks 13:55:39 uur kwam de [automerk/model 2] in beeld op de Kaya Industriepark Brievengat ter hoogte van Wasserij Korsow vanuit de richting van Playa Canoa.
(…)”
(Voetnoot 8)
8. De verbalisant [verbalisant 6] heeft onderzoek verricht naar de camerabeelden van 17 en 18 juni 2023 op de weg naar de Curaçao International Airport. Zij heeft het volgende gerelateerd:
“(…)
Camera 2 Grotten van Hato op 18 juni 2023
Noot
Videobeeld(en) verschillen van de werkelijke tijdstippen en data. De daadwerkelijke tijdstippen en data van de beelden zullen door “Team cameraroom” later in een afzonderlijk proces-verbaal worden gerelateerd.
Omstreeks 01:13:42 uur PM (het Gerecht begrijpt: 13:13:42 uur) kwamen zowel de [automerk/model 2] als de [[automerk/model 1] in beeld op de Franklin Rooseveltweg ter hoogte van de Grotten van Hato in beeld.
Omstreeks 01:29:10 uur (het Gerecht begrijpt: 13:29:10 uur) is in de [automerk/model 2] een silhouette van een onbekende persoon te zien.
Omstreeks 01:29:14 uur (het Gerecht begrijpt: 13:29:14 uur) is de [automerk/model 1] van het slachtoffer met achter het stuur een silhouette van een manspersoon gekleed in een zwarte t-shirt met witte letters ter hoogte van zijn borstkas.
Camera 3 Airport Hato op 18 juni 2023
Omstreeks 02:24:33 uur PM (het Gerecht begrijpt: 14:24:33 uur) rijdt de [automerk/model 2] in
beeld op de Franklin Rooseveltweg ter hoogte van de Airport Hotel voor de [automerk/model 1] van het slachtoffer richting Curaçao International airport.
Camera 4 Kaya Afido op 18 juni 2023
Omstreeks 16:54:19 uur kwam zowel de [automerk/model 2] als de [automerk/model 1] op de T-kruising van Franklin D. Rooseveltweg met Kaya Afido.
Omstreeks 16:54:29 uur stoppen de bestuurders van zowel de [automerk/model 2] als de [automerk/model 1] na de ingang van Curaçao International airport.
Omstreeks 16:54:38 uur gaat de bestuurder van de [automerk/model 1] voor de [automerk/model 2].
Omstreeks 16:54:44 uur blijven zowel de bestuurder van de [automerk/model 1] als de [automerk/model 2] in dezelfde positie rijden richting Miradoor te Curaçao International airport.
Omstreeks 16:54:52 uur rijden zowel de bestuurder van de [automerk/model 1] als de [automerk/model 2] de parkeerplaats van Miradoor te Curaçao International airport op.
Camera 6 (het Gerecht begrijpt: camera 5) Roi Rincon op 18 juni 2023
Omstreeks 14:06:42 uur is te zien dat de persoon die naast de bestuurder in de [automerk/model 2] op de Weg naar Hato ter hoogte van Parke Roi Rincon zit, een persoon van lichtbruine huidskleur; slank van postuur; gekleed in een beige kleurige stof met oranje strepen is. Vervolgens houdt deze persoon een geelkleurige stof vast.
(…)
(Voetnoot 9)
9. De verbalisant [verbalisant 7] heeft over de tijdstippen van de camerabeelden van 18 juni 2023 op de weg naar de Curaçao International Airport het volgende gerelateerd:
“Op dinsdag 04 juli 2023, werd door het personeel van de camera room, brigadier [brigadier], vijf (5) videofragmenten afkomstig van 5 verschillende surveillancecamera's, die op strategische punten geplaatst zijn, langs de Rooseveltweg in de omgeving van Hato, ter beschikking gesteld aan het personeel van Info Dienst, Levensdelicten de hoofdagent,[verbalisant 6]. Hoofdagent [verbalisant 6] gaf te kennen dat zij belast was met onder andere videobeelden verzoeken bij Camera Toezicht. Het betreft videofragmenten van de navolgende camera's: Ingang Le Mirage, Grotten Hato, Airport Hotel, Kaya Afido en Roi Rincon.
Elk videofragment is voorzien van een tijdstempel en zijn door de software van de afzonderlijke camera's ingebracht. Opvragen van de videofragmenten uit het computersysteem vindt plaats door de reëel in te voeren.
De tijdstempels op de videofragmenten van de voormelde camera's kloppen niet met de reële tijd. Dit werd veroorzaakt door stroomuitval in die periode en ook onderhoudswerkzaamheden aan de camera's. Het gebeurde op 18 juni 2023 tussen de tijdstippen 14:00 uur en 15:00 uur, in voormelde omgeving, waarvan de Infodienst/ levensdelict, videofragmenten hadden verzocht, naam plaats voordat de tijdstempels hersteld konden worden.“
(Voetnoot 10)
10. Op 23 juni 2023 omstreeks 11:30 uur werd de verbalisant [verbalisant 8] door de waarnemend teamleider van Team Forensische Opsporing gedirigeerd naar Franklin D. Rooseveltweg ter hoogte van Mirador Airport, alwaar kort tevoren een melding binnenkwam dat een witte bestelbus van het merk [automerk/model 1] voorzien van kenteken [kentekennummer] werd aangetroffen. Hij heeft de aangetroffen bestelauto fotografisch vastgelegd voor onderzoek. (Voetnoot 11)
11. De verbalisant [ verbalisant 9] heeft op 6 juli 2023 een forensisch sporenonderzoek op de aangetroffen bestelauto [automerk/model 1] met kenteken [kentekennummer] verricht. Hij heeft het volgende gerelateerd:
“ONDERZOEK VOERTUIG:
Gedurende het forensisch onderzoek op/en in het voertuig heb ik, verbalisant, naar sporen gezocht, die zouden kunnen leiden tot aanwijzing van vermoedelijke daders.
Het voertuig werd met de daartoe bestemde middelen ingestoven, waarbij bruikbare dactyloscopische sporen zichtbaar werden. De aangetroffen dactyloscopische sporen werden veiliggesteld, gewaarmerkt met C1 tot en met C4 en van de nodige aantekeningen en datum voorzien. De sporen C1; C2; C3 en C4 waren kennelijk veroorzaakt door een persoon of personen, tijdens het aanraken van de binnenwand/het bovengedeelte van de rechterschuifdeur en binnenkant rechter- en linker portier. Dit waren de meest geschikte sporen voor een bruikbare identificatie.
VERGELIJKINGSONDERZOEK:
De aangetroffen dactyloscopische sporen worden vergeleken met dactyloscopische signalementen voorkomende in de databank van "Afix Tracker". De kwaliteit en informatie in de sporen werden door mij, verbalisant, beoordeeld als goed contrast tussen spoor en ondergrond. De detailkenmerken van de afgedrukte papillaire lijnen zijn goed zichtbaar. Er waren voldoende dactyloscopische kenmerken (meer dan 12 typica) aanwezig voor een absolute identificatie.
VERGELIJKINGSONDERZOEK DOOR HET GEAUTOMATISEERDE SYSTEEM AFIX:
De aangetroffen dactyloscopische sporen had ik vergeleken met dactyloscopische signalementen voorkomende in de databank van Afix Tracker, hierbij kwam één van de dactyloscopische sporen gewaarmerkt met nummer C3, aangetroffen op de binnenwand/bovengedeelte van de rechterschuifdeur, geregistreerd onder "control ID" 15717 in het "Crime Scene" bestand van "Afix Tracker", het meest overeen met de rechterhand palm afdruk van:
[verdachte] (het Gerecht begrijpt:[verdachte]), geboren te [geboorteplaats 1] op [geboortedatum 1] 1997 en wonende te [adres] van wie op 12 juli 2023, een dactyloscopisch signalement was vervaardigd.
Conclusie:
Op grond van het door mij uitgevoerde dactyloscopische onderzoek kom ik tot de conclusie dat het dactyloscopische spoor C3 aangetroffen op de binnenwand/het bovengedeelte van de rechterschuifdeur, identiek is aan de rechterhand palm afdruk van [verdachte] (het Gerecht begrijpt: [verdachte]). Vanwege de eenmaligheid van vinger- en handpalm afdrukken houdt dit in dat dit dactyloscopisch spoor afkomstig is van [verdachte] (het Gerecht begrijpt: [verdachte]) voornoemd en van niemand anders.”
(Voetnoot 12)
12. Door de verbalisant [verbalisant 10] werd op basis van getuigenverklaringen en camerabeelden onderzoek verricht naar de mogelijke betrokkenheid van [medeverdachte] en [verdachte] bij de dood van [slachtoffer]. Hij heeft bij die gelegenheid het volgende gerelateerd:
“De woning van het slachtoffer ligt op een redelijk korte afstand van de plaats delict (Playa Canoa). Op 18 juni 2023 zag de dochter van het slachtoffer om 13.20 uur dat de witgelakte bus van haar vader voor de woning stond. Op 18 juni 2023 om 13.35 uur werd de witgelakte bus van het slachtoffer (werd later als zodanig herkend door [getuige]) op camerabeelden waargenomen toen deze bij de weg leidende naar de plaats delict kwam. De witgelakte bus werd gevolgd door een goudkleurige [automerk/model 2] die wat uiterlijke kenmerken betreft, precies als die van [verdachte] is. Op 18 juni 2023 om 13.55 uur ontvluchtten dezelfde twee voertuigen (de witgelakte bus gevolgd door de goudkleurige [automerk/model 2]) via dezelfde route als de heenweg de plaats delict. Op 18 juni 2023 om 02.23 uur PM (het Gerecht begrijpt: 14:23 uur) werd door middel van andere camera's waargenomen dat de goudkleurige [automerk/model 2] op de Franklin D. Rooseveltweg aankwam en richting het panoramaterras van de Curaçao International Airport begon te rijden. Een vrouw met lichtbruine huidskleur trad toen op als bestuurder van de auto en naast de bestuurder zat er een vrouwelijke passagier. De witgelakte bus werd bestuurd door een man die een zwart T-shirt met opschrift (vermoedelijk Bulls City) droeg. De witgelakte bus werd bij het panoramaterras van de Curaçao International Airport achtergelaten en de bestuurder van de witgelakte bus stapte over in de goudkleurig [automerk/model 2] waarna zij richting de rotonde di Zegu reden.
Rekening houdend met het voorgaande, kan geconcludeerd worden dat [medeverdachte] en [verdachte] zich schuldig hebben gemaakt aan de strafbare feiten moord c.q. doodslag op [slachtoffer], strafbaar gesteld in de artikelen 2:262.c.q. 2:259 van bet Wetboek van Strafrecht van Curaçao.”
(Voetnoot 13)
13. De verbalisant [verbalisant 6] heeft op 12 maart 2024 een proces-verbaal opgemaakt naar aanleiding van de huiszoeking te [adres]. Zij heeft het volgende gerelateerd:
“Bij de zoeking in de slaapkamers en woonkamer werd door voornoemd personeel aangetroffen: onder andere een (1) zwarte kabelbinder.”
(Voetnoot 14)
14. [ getuige 2] heeft op 18 juli 2023 een verklaring afgelegd:
“Op 18 juni 2023 in de ochtenduren zag ik mijn moeder en broer (het Gerecht begrijpt: de andere verdachte [medeverdachte] en de verdachte) fluisteren in de woonkamer. Ik kon niet horen wat zij aan het zeggen waren en ben naar mijn slaapkamer teruggekeerd. Even later stond ik op en zou naar de badkamer gaan. Mijn moeder stond in de deuropening van de slaapkamer van [slachtoffer](het Gerecht begrijpt: het slachtoffer) en zei: "Ga naar de badkamer en kijk niet in de slaapkamer”. Ik ben naar de wc gegaan en nadien terug gekeerd naar mijn slaapkamer. Het was even voordat mijn broer naar mij toe was gekomen en zei dat ik mee moest gaan. Ik ben vervolgens in de slaapkamer van [slachtoffer] gaan kijken en zag dat hij er niet was. Dat vond ik vreemd. Ik ben naar de auto van mijn broer (het Gerecht begrijpt: een goudkleurige [automerk/model 2]) gegaan. Mijn moeder is achter het stuur gaan zitten en ik naast de bestuurder. Mijn broer stond bij de witgelakte vanbus van [slachtoffer].
Mijn moeder zei tegen me op het moment dat wij in de richting van de begraafplaats van Brievengat reden: "[verdacht] (het Gerecht begrijpt: de verdachte) heeft [slachtoffer] gewurgd, ik verga van de zenuwen". Ik was diep bezig met mijn telefoon en had niet gemerkt waar wij naartoe reden. Voor zover ik weet is het daar "Noordkant" genoemd. Mijn broer heeft de vanbus naast zijn auto geparkeerd. Mijn moeder was uit de auto gestapt. Zij is naar mijn broer gegaan die uit de vanbus was gestapt. Ik ben in de auto blijven zitten. Mijn moeder en mijn broer kon ik niet meer zien omdat zij aan de andere zijde van de vanbus stonden. Ik zag hoe mijn moeder een reistas en meerdere dingen in zee had gegooid.
Op het moment dat wij de plaats alwaar [slachtoffer] in zee werd gegooid hadden verlaten heeft mijn moeder [verdachte] gestopt en ik hoorde haar tegen hem zeggen: “Waar zullen wij de vanbus gaan zetten". [verdachte] heeft de vanbus bij de Mirador te airport geparkeerd. Vervolgens stapte hij in zijn auto achter het stuur. Ik ben achterin gaan zitten en mijn moeder ging naast mijn broer zitten. Tijdens de rit hadden mijn moeder en mijn broer het erover dat er veel camera’s ter hoogte van de airport hingen. Op het moment dat wij de airport aan het verlaten waren hoorde ik mijn moeder tegen "[verdachte]" zeggen: “Hij was wel zwaar” en hij heeft je geschopt". Mijn moeder vroeg vervolgens aan "[verdachte]": “Denk jij dat hij kan herrijzen vanuit de zee.” [verdachte] antwoordde: “Denk jij op de manier waarop jij hem met het mes had gestoken dat hij van de dood zou kunnen herrijzen.“
(Voetnoot 15)
15. De verdachte is op 12 juli 2023 verhoord. Hij heeft het volgende verklaard:
“Mijn moeder (het Gerecht begrijpt: de verdachte [medeverdachte]) en ik hebben [slachtoffer] vermoord. [slachtoffer] duwde mij. Ik duwde hem terug. Toen ik hem duwde viel hij achterover op het bed, waarbij hij met zijn hoofd tegen het ijzeren bed terecht kwam. Ik had hem in een greep bij zijn hals vastgepakt. Hij vocht terug waarbij ik de greep nog strakker hield. Op een gegeven moment bewoog hij niet meer. Toen ik hem in een wurggreep vasthield, deed mijn moeder een kussen op het hoofd van [slachtoffer]. Toen ik [slachtoffer] vasthield en hij niet meer reageerde liet ik hem los. Op een gegeven moment bewoog [slachtoffer] niet meer. Mijn moeder deelde mij toen mede dat het lichaam niet hier kon blijven en dat wij ons van het lijk moesten ontdoen. Ik besloot hem op bed te leggen en begaf mij naar mijn slaapkamer om kabelbinders te halen. Ik vermoed dat mijn moeder de steek- en snijwonden die het lijk bij de lijkschouwing vertoonde, heeft toegebracht. Ik ging terug waar [slachtoffer] lag om hem vast te gaan binden. Ik had bloed ter hoogte van zijn hoofd gezien. Ik heb zijn handen en voeten met kabelbinders vastgebonden. Ik heb een plastic zak over zijn hoofd gedaan en met een kabelbinder vastgebonden. Ik had de kabelbinders aan het lijk aangebracht omdat het dan makkelijker wordt om het lijk op te tillen en te vervoeren. Mijn moeder had mij geholpen om het lijk in de witgelakte van te doen. Wij reden hierna naar Playa Canoa. Ik bestuurde de witgelakte van met het lijk erin, terwijl mijn moeder en mijn zus in mijn goudgelakte [automerk/model 2] achter mij naar Playa Canoa reden. Aldaar had mijn moeder mij geholpen om het lijk en de bezittingen van [slachtoffer] in het water te gooien. Wij hebben al de bezittingen van [slachtoffer] in een tas gedaan en deze met lijk en al in zee gegooid. Wij hebben hierna de vanbus van [slachtoffer] bij de Mirador te Hato achtergelaten.“
(Voetnoot 16)
16. De verdachte is op 18 juli 2023 verhoord. Hij heeft het volgende verklaard:
“Zondagmorgen (het Gerecht begrijpt: 18 juni 2023) kwam mijn moeder bij mij. [slachtoffer] was op dat moment nog in leven. Zij deelde mij mede dat er gisteravond een woordenwisseling was tussen [slachtoffer] en haar. Ik ging bemiddelen. [slachtoffer] duwde mij. Ik duwde hem terug.
[slachtoffer] stond hierna op en ik zag dat hij een beetje duizelig was. Hier had ik [slachtoffer] in een greep bij zijn hals vastgepakt in een wurggreep, zoals ik al eerder had verklaard. Op een gegeven moment merkte ik dat [slachtoffer] niet meer bewoog. Mijn intentie was om de kabelbinders te gaan halen om [slachtoffer] vast te binden en hierna de politie op te bellen. Mijn moeder deelde mij mede, dat het niet de beste optie was om de politie op te bellen en dat wij het lijk moesten wegmaken.
Mijn moeder is afgestudeerd ziekenverzorgster.
U deelt mij mede dat de manier waarop mijn moeder [slachtoffer] in de hals had gestoken, zij heel goed wist waarmee zij bezig was. Mijn reactie hierop is dat ik vermoed dat zij heel goed wist waarmee zij bezig was.“ (Voetnoot 17)
17. De verdachte heeft op 27 juli 2023 tijdens de reconstructie het volgende verklaard:
“Ik gaf hem een duwtje/stoot. Hij kwam met zijn hoofd tegen het stapelbed terecht. Hij verloor zijn evenwicht en ging zitten. Ik zette hem in een handgreep. Ik greep het slachtoffer vast aan zijn bovenlijf ter hoogte van zijn hals, zijlinks met beide armen. Hij bleef stribbelen. Wij kwamen op elkaar terecht. Ik tegen het stapelbed en hij ook. Hij verloor een beetje zijn bewustzijn.
Toen ik op het bed was met hem had mijn moeder het kussen op zijn hoofd gelegd. Dat heeft ongeveer een minuut geduurd.
Toen ik hem in de greep had, raakte hij bewusteloos. Hij werd helemaal slap. Daarna zei ik dat hij niet meer bewoog.
Ik legde hem op bed. Ik zei tegen mijn moeder dat hij niet meer bewoog en vroeg haar wat er nu zou gebeuren. Ik ben tiewraps gaan halen, voor het geval hij weer bij bewustzijn zou komen, dan zou ik geen moeite met hebben gehad, omdat zijn handen vastgebonden waren. Zij (het Gerecht begrijpt: de verdachte en het slachtoffer) waren alleen achtergebleven. Toen ik terugkeerde vroeg ik aan mijn moeder wat er moet gaan gebeuren. Ze zei tegen mij dat wij het lijk moesten wegmaken. Wij hebben hem aan zijn benen vastgemaakt.
Om het slachtoffer makkelijker op te pakken, heb ik zijn benen vastgebonden. Zijn armen waren al vastgebonden met de riem en een kabel. Ik heb daarbovenop een tiewrap aangelegd aan zijn armen. Zijn benen heb ik met twee tiewraps vastgebonden. Vervolgens probeerde ik hem neer te leggen. Er stroomde bloed vanuit zijn hoofd. Op dat moment hebben wij zijn hoofd afgedekt. Bij het aanleggen van de tiewraps bewoog het slachtoffer niet meer.
Samen hebben we hem naar buiten gesleurd/gesleept. Bij de voordeur hebben we hem in de vanbus gelegd. Mijn moeder pakte de tas van haar partner (het Gerecht begrijpt: het slachtoffer) en de spullen. Mijn moeder heeft hem neergestoken.”
(Voetnoot 18)
18. De verdachte is op 3 augustus 2023 verhoord. Hij heeft het volgende verklaard:
Ik had [slachtoffer] op bed gelegd en begaf mij naar mijn slaapkamer om kabelbinders te halen. Toen ik terug kwam lag [slachtoffer] op bed met een leren riem en een oplaadkabel aan zijn handen vastgebonden. Op het moment dat wij de handen en voeten hadden vastgebonden had mijn moeder een geelkleurig laken uit de mand met vuile kleren gepakt en het lijk hierin gewikkeld. Mijn moeder en ik hebben de kabelbinders aan de handen en voeten van [slachtoffer] aangebracht. Ik had een kabelbinder aan de handen aangebracht. Mijn moeder had de kabelbinders aan zijn voeten aangebracht. Mijn moeder had de plastic zak over zijn hoofd geplaatst, terwijl ik de kabelbinder aan zijn nek had vastgelegd om de zak op zijn plaats te houden. Ik beken dat mijn moeder aan mij gezegd had, dat hij (Gerecht: [slachtoffer]) wel zwaar was. Ik beken tevens dat mijn moeder mij had gevraagd of ik denk dat [slachtoffer] zou kunnen herrijzen. Het klopt dat mijn moeder een kussen op het hoofd van [slachtoffer] had gedaan toen ik [slachtoffer] in een wurggreep vasthield
(Voetnoot 19)
19. De verdachte is op 4 maart 2024 verhoord. Hij heeft het volgende verklaard:
“Het klopt dat mijn moeder aan mij vroeg “Denk jij dat hij kan herrijzen vanuit de zee” en dat ik daarop heb geantwoord: “Denk jij op de manier waarop jij hem met het mes had gestoken dat bij van de dood zou kunnen herrijzen”.”
(Voetnoot 20)
20. De andere verdachte, [medeverdachte] is op 18 juli 2023 verhoord. Zij heeft het volgende verklaard:
“[slachtoffer] (het Gerecht begrijpt: het slachtoffer) werd door mij aan beide kanten van zijn hals met het mes gestoken. Ik denk dat ik hem in totaal vijf keer stak. Ik deed het hoofd van [slachtoffer] in een plastic zak. Dit omdat ik zag dat [slachtoffer] aan het bloeden was en ik niet wilde dat het bloed op het bed kwam. Vervolgens sleepte ik het levenloze lichaam van [slachtoffer] van het bed en wikkelde dit in een oud geelkleurig laken. Op een gegeven moment zette ik ook een kussen op zijn gezicht.“
(Voetnoot 21)
21. De andere verdachte, [medeverdachte] heeft op 27 juli 2023 tijdens de reconstructie het volgende verklaard:
“Ik denk dat ik hem drie en/of twee keer had gestoken aan deze kant (verdachte wees met haar linkerhand naar de linkerzijde van haar nek). Vervolgens twee keer aan deze kant, denk ik (verdachte wees met haar linkerhand naar de rechterzijde van haar nek). Nadat ik dit had gedaan is hij vanzelf nog niet dood gegaan. Vervolgens heb ik een kussen gepakt en dit op hem gelegd terwijl ik zei: "Schat mijn excuses”. Mijn excuses terwijl ik voelde hoe moeilijk hij ademde. Op dat moment was hij vanzelf overleden. Ik pakte een vuilniszak en zette deze op zijn hoofd en maakte deze vast met een tiewrap, zodat het bloed niet verder kon blijven doorstromen. Vervolgens nam ik een laken en plaatste dit op de grond. Ik trok hem van het bed af en wikkelde hem in het laken. Ik heb bloed gezien. Ik heb het opgeruimd/schoongemaakt. Ik heb mijn handen gewassen.” (Voetnoot 22)
22. De andere verdachte, [medeverdachte] is op 3 augustus 2023 verhoord. Zij heeft het volgende verklaard:
“Tegen [verdachte] had ik gezegd dat wij het lichaam van [slachtoffer] (samen met zijn handbag en schoudertas) bij Playa Canoa in zee zouden dumpen. [verdachte] hielp mij eerst om het lichaam van [slachtoffer] in de witgelakte bus te zetten. Hierna reden wij achter elkaar ([verdachte] voorop) naar Playa Canoa. [verdachte] bestuurde de witgelakte bus van [slachtoffer] en ik reed samen met mijn dochter [getuige 2] in de goudkleurige [automerk/model 2] van [verdachte]. Bij Playa Canoa aangekomen werd het lichaam van [slachtoffer] door ons in zee gedumpt. [verdachte] hielp mij ook met het achterlaten van de bus bij het panoramaterras van de luchthaven. De verklaring van [getuige 2] dat zij verklaard heeft dat zij heeft gehoord dat ik tegen [verdachte] zei dat [slachtoffer] best zwaar was, klopt.”
(Voetnoot 23)
De raadsman van de verdachte heeft vrijspraak van de onder feit 1 impliciet subsidiair ten laste gelegde doodslag bepleit. Hij heeft daartoe – kort gezegd – aangevoerd dat het slachtoffer als gevolg van een steekwond is komen te overlijden en de verdachte niet degene is die het slachtoffer deze steekwond heeft toegebracht. De verdachte [medeverdachte] is verantwoordelijk voor de doodslag en heeft dit ook bekend.
Het Gerecht overweegt als volgt.
Inleiding
Op 18 juni 2023 in de middaguren wordt in de zee bij Playa Canoa het levenloze lichaam van een man aangetroffen. Het lijk had zwarte kabelbinders aan zijn handen, voeten en nek. Daarnaast vertoonde het lichaam diverse steek- en snijwonden. Uit het sectierapport is naar voren gekomen dat één van de steekwonden in de nek, de linker halsader heeft doorgesneden. Als gevolg hiervan is het slachtoffer overleden. Het slachtoffer bleek in leven de man [slachtoffer] te zijn.
Feit 1 impliciet subsidiair (medeplegen doodslag) en feit 3 primair (medeplegen wegmaken van een lijk)
De verdachte wordt verweten dat hij op 18 juni 2023 tezamen en vereniging met de verdachte [medeverdachte] de man [slachtoffer] opzettelijk van het leven heeft beroofd en vervolgens het stoffelijk overschot in de zee bij Playa Canoa heeft gedumpt.
Uit de bewijsmiddelen leidt het Gerecht het volgende af.
In de ochtend van 18 juni 2023 vertelt de verdachte [medeverdachte] aan haar zoon, de verdachte, dat zij de avond daarvoor een discussie had met haar partner, [slachtoffer] (hierna: het slachtoffer). De verdachte gaat samen met de verdachte [medeverdachte] naar het slachtoffer toe om te praten. Hier volgt er een handgemeen. Eerst duwt het slachtoffer de verdachte. De verdachte duwt het slachtoffer terug, waardoor hij met zijn hoofd tegen de rand van het ijzeren bed terechtkomt. Het slachtoffer wordt een beetje duizelig. Op enig moment hierna grijpt de verdachte het slachtoffer vast bij zijn hals. Het slachtoffer verzet zich hiertegen, waardoor de halsgreep steeds strakker wordt. Terwijl de verdachte het slachtoffer in een wurggreep vasthield, legt de verdachte [medeverdachte] een kussen op het hoofd van het slachtoffer. Kort hierna realiseren zij zich dat het slachtoffer niet meer beweegt. Zij denken dat het slachtoffer dood is, maar uit het sectierapport leidt het Gerecht af dat dat nog niet het geval was. In het sectierapport staat immers: “No evidence of strangulation of the victim was found despite the loose fitting cable tie around the neck.” Hieruit leidt het Gerecht af dat de dood niet is ingetreden als gevolg van verwurging. Naar het oordeel van het Gerecht laat dit echter onverlet dat de verdachte het slachtoffer zodanig in een wurggreep heeft genomen totdat hij niet meer bewoog, maar nog wel in leven was.
De verdachte [medeverdachte] zegt vervolgens dat het slachtoffer niet daar kan blijven. De verdachte gaat kabelbinders in zijn slaapkamer halen om het slachtoffer vast te binden. De verdachte komt terug en bindt de handen en voeten van het slachtoffer vast met de kabelbinders. De handen van het slachtoffer zijn reeds vastgebonden met een broekriem en een usb-kabel. Op enig moment wordt het slachtoffer, dat nog steeds bewusteloos op bed ligt, meermalen door de verdachte [medeverdachte] ter hoogte van zijn nek met een mes gestoken, hetgeen de verdachte niet kan zijn ontgaan. Immers, door de verdachte [medeverdachte] gevraagd of de verdachte dacht dat het slachtoffer uit de zee zou kunnen herrijzen, antwoordde de verdachte: “Denk jij op de manier waarop jij hem met het mes had gestoken dat hij van de dood zou kunnen herrijzen?”. Naar het oordeel van het Gerecht duidt dit op specifiek daderkennis.
Als gevolg van dat steken overlijdt het slachtoffer. Om het hoofd van het slachtoffer wordt een plastic zak gedaan en met een kabelbinder vastgebonden. De verdachte [medeverdachte] heeft het lijk van het slachtoffer in een laken gewikkeld. Vervolgens zetten de verdachte en de verdachte [medeverdachte] het lijk van het slachtoffer in diens witgelakte vanbus [automerk/model 1] (hierna: [automerk/model 1]). Ze rijden achter elkaar – na enkele tussenstops – uiteindelijk naar Playa Canoa: de verdachte in de [automerk/model 1] van het slachtoffer met daarin het lijk van het slachtoffer, en de verdachte [medeverdachte] samen met haar minderjarige dochter [getuige 2] in de goudkleurige [automerk/model 2] (hierna: [automerk/model 2]) van de verdachte. Bij Playa Canoa aangekomen, stappen de verdachte en de verdachte [medeverdachte] uit en zij dumpen het lijk van het slachtoffer samen met zijn tas in de zee. In die tijd blijft de minderjarige [getuige] alleen in de [automerk/model 2] zitten. De verdachte parkeert de [automerk/model 1] bij de Mirador te Curaçao International Airport. De verdachte stapt dan achter het stuur van de [automerk/model 2] en ze rijden met z’n drieën weg.
De betrouwbaarheid van de verklaringen van de verdachten
De verdachten zijn meerdere malen door zowel de politie als door de rechter-commissaris verhoord. Het Gerecht stelt vast dat de verdachte [medeverdachte] wisselende verklaringen heeft afgelegd, terwijl de verdachte vanaf het moment dat hij als verdachte is aangehouden en bekennende verklaringen is gaan afleggen consistent heeft verklaard. Het gaat hier om de verklaringen van 12 juli 2023 (op twee verschillende tijdstippen), 21 juli 2023, 27 juli 2023 (tijdens de reconstructie),1 augustus 2023 en 3 augustus 2023. De verdachte heeft daarbij niet alleen zichzelf, maar ook de verdachte [medeverdachte] belast. De bekennende verklaringen zijn steeds consistent, coherent en gedetailleerd geweest. Daarnaast worden zijn verklaringen door het overige gebezigde bewijsmateriaal ondersteund.
Na een reeks gedetailleerde belastende verklaringen is de verdachte eerst op 15 februari 2024 ten overstaan van de rechter-commissaris teruggekomen op zijn bekentenis bij de politie en eerder bij de rechter-commissaris. De verdachte heeft op 15 februari 2024 verklaard dat hij op 18 juni 2023 in de ochtend door de verdachte [medeverdachte] wakker werd gemaakt, met de mededeling dat er een ongeluk met het slachtoffer was gebeurd. De verdachte [medeverdachte] vroeg aan hem of hij met haar naar het ziekenhuis kon gaan. Hij ging eerst douchen. Terwijl hij douchte, was de verdachte [medeverdachte] bezig met het slachtoffer. Toen hij klaar was en naar buiten liep, stond de verdachte [medeverdachte] bij zijn [automerk/model 2] en zat het slachtoffer op een bank in het busje, [automerk/model 1]. De verdachte stapte in achter het stuur van het busje. De rugleuning van zijn bestuurdersstoel zat tegen de rugleuning van de bank waar het slachtoffer op zat. Hij had daarbij zicht op een deel van het lichaam van het slachtoffer. De verdachte en de verdachte [medeverdachte] zijn samen met het minderjarige zusje/dochtertje van huis vertrokken in respectievelijk het busje en de [automerk/model 2]. Tijdens het rijden hoorde hij het slachtoffer ademhalen en kreunende geluiden maken. Toen zij vijf minuten onderweg waren hoorde de verdachte het slachtoffer niet meer ademhalen en ter hoogte van Robbie’s Lottery stopte hij het busje aan de kant van de weg. De verdachte vertelde de verdachte [medeverdachte] dat het slachtoffer was overleden. De verdachte [medeverdachte] komt in het busje kijken en bevestigt de dood van het slachtoffer. Hierop rijdt de verdachte – op instructie van de verdachte [medeverdachte] – met het lijk van het slachtoffer naar Playa Kanoa. Bij Playa Kanoa aangekomen, stapt hij uit het busje en gaat hij in zijn [automerk/model 2] zitten bij zijn minderjarige zusje. Het lijk van het slachtoffer wordt samen met zijn bezittingen door de verdachte [medeverdachte] in de zee gegooid.
Deze verklaring wordt gelogenstraft door de verklaring van de patholoog: na het doorsnijden van de halsader moet het slachtoffer binnen enkele minuten zijn overleden, terwijl de verklaring van de verdachte impliceert dat - schattenderwijs - minstens 10 à 15 minuten moeten zijn verstreken tussen het moment van het steken en dat van het overlijden van het slachtoffer. Bovendien is er in de bus, blijkens onderzoeksbevindingen, noch een zitting met rugleuning noch een los houten bankje in de desbetreffende vanbus aangetroffen, zoals de verdachte verklaarde toen hij hieromtrent ter terechtzitting aan de tand werd gevoeld door het Gerecht. Aan de geloofwaardigheid van de door de verdachte op 15 februari 2024 bij de rechter-commissaris afgelegde verklaring doet verder afbreuk het feit dat de verdachte keer op keer heeft verklaard dat hij samen met zijn moeder verantwoordelijk is voor de dood en het wegmaken van het lijk van het slachtoffer (Voetnoot 24), dat zijn moeder niet de waarheid sprak (Voetnoot 25) en dat zijn moeder hem heeft geïnstrueerd (Voetnoot 26) wat hij moest verklaren om de politie op een dwaalspoor te zetten (Voetnoot 27). Bovendien lijkt de verklaring die de verdachte op 15 februari 2024 bij de rechter-commissaris heeft afgelegd, afgestemd op de verklaring die de verdachte [medeverdachte] op 6 december 2023 ten overstaan van de rechter-commissaris heeft afgelegd.
Gelet op het bovenstaande, zal het Gerecht geen geloof hechten aan de verklaring die de verdachte op 15 februari 2024 bij de rechter-commissaris heeft afgelegd.
Uit de gebezigde bewijsmiddelen staat genoegzaam vast dat de verdachte het slachtoffer heeft gewurgd totdat hij niet meer bewoog. Op enig moment heeft de verdachte [medeverdachte] het slachtoffer meermalen met een mes in de nek gestoken waarna het overlijden van het slachtoffer is ingetreden. Vervolgens hebben de verdachte en de verdachte [medeverdachte] het lijk van het slachtoffer in de zee gegooid.
Medeplegen en opzet
Voor de beantwoording van de vraag of het handelen van de verdachte [medeverdachte] en de verdachte als medeplegen kan worden aangemerkt, dient er sprake te zijn van een bewuste, volledige en nauwe samenwerking tussen hen. Niet nodig is dat alle medeplegers de uitvoeringshandeling mede verrichten, maar de samenwerking moet wel intensief zijn.
Het Gerecht overweegt hieromtrent als volgt.
De verdachte en de medeverdachte [medeverdachte] hebben op 18 juni 2023 als twee-eenheid opgetreden. De verdachte is samen met de verdachte [medeverdachte] naar de slaapkamer van het slachtoffer gegaan. De verdachte, die de sport taekwondo beoefent, heeft het slachtoffer bij de nek vastgegrepen en met kracht gewurgd, terwijl de verdachte [medeverdachte] een kussen op het hoofd van het slachtoffer legde. Hierop verloor het slachtoffer volgens de verklaring van de verdachte het bewustzijn. Op enig moment heeft de verdachte [medeverdachte] het slachtoffer maar liefst vijf keer met een mes gestoken. Hoewel de verdachte niet degene was die het slachtoffer heeft gestoken, heeft hij met zijn gedraging (het wurgen van het slachtoffer) dit wel mogelijk gemaakt. Hij heeft hiermee een voldoende wezenlijke bijdrage aan de gepleegde doodslag geleverd. Immers, het slachtoffer had zich onder normale omstandigheden wel verzet tegen de aanval van de verdachte [medeverdachte]. Uit het sectierapport leidt het Gerecht echter af dat bij het slachtoffer geen sprake was van verwondingen die er op kunnen duiden dat hij heeft geprobeerd zich te verweren.
De verdachte [medeverdachte] heeft het slachtoffer meermalen met een mes in de nek gestoken. Naar algemene ervaringsregels geldt dat dit gedeelte van het menselijk lichaam zeer kwetsbaar is, nu zich daar vitale organen bevinden. Deze gedraging kan naar de uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zo zeer gericht op de dood van het slachtoffer, dat, behoudens contra-indicaties – waarvan in het onderhavige geval niet is gebleken – het niet anders kan zijn dan dat de verdachte [medeverdachte] bewust de aanmerkelijke kans op de dood van het slachtoffer heeft aanvaard. Het Gerecht acht dan ook bewezen dat de verdachte [medeverdachte] – minst genomen – voorwaardelijk opzet had op de dood van het slachtoffer.
In het geval van de verdachte overweegt het Gerecht met betrekking tot het opzet dat hij het slachtoffer heeft gewurgd totdat hij niet meer bewoog en ook nadien heeft hij zich niet gedistantieerd van de aanval door de verdachte [medeverdachte] met het mes. Hieruit kan worden afgeleid dat ook de opzet van de verdachte heeft gelegen in het minst genomen van het leven beroven van het slachtoffer.
Vervolgens hebben zij het slachtoffer vastgebonden, naar Playa Kanoa vervoerd en aldaar in de zee gedumpt.
Alles in onderling verband en samenhang bezien leidt het Gerecht tot de gevolgtrekking dat de verdachte opzet heeft gehad op de dood van het slachtoffer en dat zijn bijdrage aan de voltooiing van het levensdelict materieel van een zodanig gewicht is geweest, dat hij als medepleger moet worden aangemerkt.
Het Gerecht acht dan ook bewezen dat de verdachte, samen met de verdachte [medeverdachte], in strafrechtelijke zin als medepleger betrokken is geweest bij het steekincident op 18 juni 2023 waarbij het slachtoffer is komen te overlijden.
Medeplegen doodslag
Het Gerecht acht, anders dan de officier van justitie en de raadsman, derhalve wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan medeplegen van doodslag op het slachtoffer door hem meermalen met een mes te steken, zoals onder feit 1 impliciet subsidiair ten laste is gelegd.
Op grond van – mutatis mutandis – de voormelde feiten en omstandigheden dient, voorts, het wegmaken van het lijk van het slachtoffer als een door de verdachte en de verdachte [medeverdachte] tezamen en in vereniging gepleegd misdrijf te worden aangemerkt.
Verweren ten aanzien van de strafbaarheid
De raadsman heeft bepleit dat de verdachte zal worden ontslagen van alle rechtsvervolging omdat hij heeft gehandeld uit noodweer. Hij heeft daartoe aangevoerd dat de verdachte zich geconfronteerd zag met een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding door het slachtoffer van zijn moeder, de verdachte [medeverdachte]. Het slachtoffer gaf de verdachte [medeverdachte] twee stoten en trachtte haar weer aan te vallen. Slechts om de verdachte [medeverdachte] te verdedigen heeft de verdachte gehandeld zoals hij heeft gedaan.
Het Gerecht overweegt als volgt.
Voor een geslaagd beroep op noodweer is vereist dat sprake is van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding van lijf, eerbaarheid of goed van de dader zelf of een ander, in de zin van artikel 1:114, eerste lid, onder b Sr, dan wel een onmiddellijk dreigend gevaar voor een dergelijke aanranding, waartegen verdachte zich mocht verdedigen.
De vraag of een gedraging geboden is door de noodzakelijke verdediging -waarmee onder meer de proportionaliteitseis tot uitdrukking wordt gebracht- van eigen of een anders lijf, eerbaarheid of goed leent zich niet voor beantwoording in algemene zin. Bij de beslissing daaromtrent komt mede betekenis toe aan de waardering van de feitelijke omstandigheden van het geval. Deze proportionaliteitseis strekt ertoe om niet ook dan een gedraging straffeloos te doen zijn indien zij - als verdedigingsmiddel - niet in redelijke verhouding staat tot de ernst van de aanranding.
Voor de beoordeling van het verweer zal het Gerecht voor de feitelijke toedracht uitgaan van de verklaringen van de verdachte, te weten dat het slachtoffer tijdens een handgemeen de verdachte heeft geduwd toen hij zijn moeder, de verdachte [medeverdachte], tegen een aanval van het slachtoffer ging verdedigen, waarna de verdachte het slachtoffer terug heeft geduwd en hem in een wurggreep heeft genomen totdat hij niet meer bewoog.
Het Gerecht stelt vast dat de geïnitieerde handeling van het slachtoffer, te weten het geven van twee stoten aan de moeder van de verdachte en het duwen van de verdachte, als een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding van het lijf van de verdachte en diens moeder, de verdachte [medeverdachte], is aan te merken. Het Gerecht is evenwel van oordeel dat het door de verdachte gekozen verdedigingsmiddel niet in redelijke verhouding staat tot de ernst van de aanranding. Van de verdachte had in redelijkheid mogen worden gevergd dat hij zich op een minder ingrijpende wijze tegen de hiervoor omschreven aanranding zou hebben verdedigd. De verdachte is, volgens zijn eigen verklaring, een taekwondo-beoefenaar met ‘dubbele letter’, hetgeen het Gerecht begrijpt dat hij iemand is die heel veel kracht heeft. De verdachte was dus daarmee in het voordeel. Door het slachtoffer - na hem eerst een duw te hebben gegeven - dusdanig te wurgen tot hij het bewustzijn verloor, is de verdachte ver buiten de grenzen van de noodzakelijke verdediging getreden.
Het Gerecht verwerpt om die reden het beroep op noodweer.
Strafbaarheid en kwalificatie van het bewezenverklaarde
Het onder 1 impliciet subsidiair bewezen verklaarde is voorzien bij en strafbaar gesteld in artikel 2:259 juncto 1:123 van het Wetboek van Strafrecht. Het wordt als volgt gekwalificeerd:
Medeplegen van doodslag.
Het onder 3 primair bewezen verklaarde is voorzien bij en strafbaar gesteld in artikel 2:94 juncto 1:123 van het Wetboek van Strafrecht. Het wordt als volgt gekwalificeerd:
Medeplegen van een lijk wegvoeren en wegmaken met het oogmerk om het feit of de oorzaak van het overlijden te verhelen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Bij de bepaling van de op te leggen straf wordt gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan, op de mate waarin de gedragingen aan de verdachte te verwijten zijn en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarbij wordt rekening gehouden met de ernst van het bewezenverklaarde in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals die onder meer tot uitdrukking komt in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Met betrekking tot de ernst van het bewezenverklaarde wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van doodslag op het slachtoffer [slachtoffer]. Hij heeft samen met zijn moeder als medeverdachte, haar partner op brute wijze vijf maal met een mes in zijn nek gestoken waardoor hij is komen te overlijden. Zijn moeder is degene die het slachtoffer heeft doodgestoken. Doodslag is een van de meest ernstige feiten die het Wetboek van Strafrecht kent. De verdachte en zijn medeverdachte hebben het slachtoffer het meest fundamentele recht, het recht op leven, opzettelijk ontnomen.
Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van het wegmaken van een lijk. Hij heeft korte tijd nadat hij samen met zijn medeverdachte het slachtoffer om het leven had gebracht samen met zijn medeverdachte om ontdekking van deze levensberoving te voorkomen en om de oorzaak daarvan te verhelen, het stoffelijk overschot van het slachtoffer in de [automerk/model 1] van het slachtoffer naar Playa Kanoa vervoerd en dit uiteindelijk op klaarlichte dag in de zee te Playa Kanoa te water laten gaan. De verdachte en de medeverdachte hebben de handen en voeten van het slachtoffer met kabelbinders vastgebonden. Ook hebben zij om de nek van het slachtoffer een plastic zak gedaan. Het naakte lijk van het slachtoffer is korte tijd later door omstanders aangetroffen. De verdachte en de medeverdachte zijn daarmee op een gruwelijke en respectloze wijze omgegaan met het dode lichaam van het slachtoffer. Dit is in de eerste plaats uitermate schokkend geweest voor de nabestaanden. Maar niet alleen voor hen: voor eenieder die hiervan op enigerlei wijze kennis heeft genomen betreffen dit afschuwelijke feiten. De onschendbaarheid van het lichaam, ook dat van een overledene, is een belangrijk rechtsgoed. Verdachte heeft hier in verregaande mate inbreuk op gemaakt.
Met zijn handelen heeft de verdachte aan de nabestaanden een onherstelbaar leed en verdriet toegebracht. Zij zullen de gevolgen van dit onherroepelijke en volkomen onverwacht verlies altijd moeten dragen. Ter terechtzitting is duidelijk naar voren gekomen hoeveel verdriet de onverwachte en gewelddadige dood van het slachtoffer bij zijn zus, kinderen en overige naasten heeft veroorzaakt.
De eerdergenoemde doodslag en de wijze waarop het lichaam van het slachtoffer is weggevoerd en is achtergelaten hebben de rechtsorde diep en ernstig geschokt. Het Gerecht rekent de verdachte deze feiten zwaar aan.
Toen het slachtoffer eenmaal dood was zijn de verdachte en de medeverdachte zeer berekenend en planmatig te werk gegaan en hebben zij het lijk samen met de bezittingen van het slachtoffer in zee gedumpt en zijn auto bij de luchthaven geparkeerd om te doen voorkomen alsof het slachtoffer naar Nederland was vertrokken en aldus familie en justitie op een dwaalspoor te zetten. Dit mocht echter niet baten, nu het lijk van het slachtoffer al binnen zeer korte tijd in de zee werd aangetroffen. Kort nadien hebben de verdachte en de verdachte [medeverdachte], gehoord als getuigen, volgens vooraf beraamd plan, verklaard dat zij het slachtoffer die zondag 18 juni 2023 sinds de ochtenduren niet meer hadden gezien en ook geen contact meer met hem hadden gehad. Bovendien hebben zij zinspelingen gedaan dat het motief voor de dood van het slachtoffer in de drugswereld moest worden gezocht. De verdachte [medeverdachte] is op de uitvaarplechtigheid geweest en de verdachte heeft naar goed Curaçaos gebruik een emmer water achter de lijkwagen leeg gegooid. Ondertussen zijn de verdachte en de verdachte [medeverdachte] tot hun aanhouding krap een maand later kennelijk ongestoord en niet gehinderd door schuldgevoelens in de woning van het slachtoffer op het familieterrein blijven wonen.
Naar het oordeel van het Gerecht kan gelet op de ernst van het bewezen verklaarde niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die een onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming van zeer lange duur met zich brengt.
Bij de bepaling van de hoogte van de straf zoekt het Gerecht aansluiting bij de oriëntatiepunten straftoemeting, waarin het gebruikelijk rechterlijke straftoemetingsbeleid van het Hof en de gerechten in eerste aanleg zijn neerslag heeft gevonden. Daarin wordt voor een doodslag als indicatie een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 10 tot 12 jaren gegeven.
Het Gerecht heeft in het nadeel van de verdachte rekening gehouden met de omstandigheid dat hij zich door de medeverdachte heeft laten aansturen om in strijd met de waarheid te verklaren. Hiermee heeft hij geprobeerd om de politie op het verkeerde spoor te zetten.
Het Gerecht zal bij de strafoplegging rekening houden met het feit dat de verdachte niet degene is geweest die het slachtoffer heeft doodgestoken.
Ten aanzien van de persoon van de verdachte heeft Gerecht acht geslagen op de strafkaart van de verdachte, waaruit blijkt dat hij niet eerder voor het plegen van strafbare feiten is veroordeeld en de door en namens verdachte naar voren gebrachte persoonlijke omstandigheden, mede blijkend uit de over hem uitgebrachte rapportages. In beiden ziet het Gerecht geen reden een lagere straf op te leggen dan hierna te vermelden.
Nu het Gerecht, anders dan de officier van justitie heeft gevorderd, een zwaarder delict bewezen heeft verklaard, zal aan de verdachte een zwaardere straf worden opgelegd.
Het Gerecht is, alles afwegende, tot de slotsom gekomen dat in dit geval een gevangenisstraf voor de duur van 12 jaren passend en geboden is. De verdachte zal daartoe dan ook worden veroordeeld.
Benadeelde partij [benadeelde partij 1]
De benadeelde partij [benadeelde partij 1] heeft zich in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt NAf 18.008,01 aan materiële schade.
Benadeelde partij [benadeelde partij 3]
De benadeelde partij [benadeelde partij 3] heeft zich in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt – na vermindering – NAf 10.118,02, bestaande uit NAf 2.618,02 aan materiële schade en NAf 7.500,- aan immateriële schade.
Benadeelde partij [benadeelde partij 2]
De benadeelde partij [benadeelde partij 2] heeft zich in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt NAf 7.500,- aan immateriële schade.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partijen in de vordering verzocht gelet op het gevoerde verweer tot vrijspraak c.q. ontslag van alle rechtsvervolging.
Materiële schade
De gevorderde materiële schade van [benadeelde partij 1] bestaat uit de volgende posten:
NAf 1.885,00 aan auto- en verblijfkosten Curacao t.b.v. familie [benadeelde partij 1];
NAf 2.303,37 aan vliegticket KLM t.b.v. zoon benadeelde partij [benadeelde partij 1];
NAf 4.684,42 aan vliegtickets KLM t.b.v. zoon slachtoffer en zijn familie;
NAf 5.930.91 aan vliegtickets TUI t.b.v. familie benadeelde partij [benadeelde partij 1];
NAf 3.204,32 aan vliegtickets TUI t.b.v. zus en dochter van het slachtoffer.De gevorderde materiële schade van [benadeelde partij 3] bestaat uit de volgende posten:1. NAf 1.595,00 aan auto- en verblijfkosten Curaçao t.b.v. familie [benadeelde partij 1];2. NAf 1.043,02 aan kosten psychologische behandelingen.
Bij de beoordeling van de vorderingen voor de geleden materiële schade heeft het Gerecht een onderscheid gemaakt in materiële schade die gevorderd wordt op grond van artikel 6:108 BW en overige materiële schade.
Uit het onderzoek ter terechtzitting, de inhoud van het strafdossier en de mondelinge toelichting op de vordering is het Gerecht genoegzaam gebleken dat de benadeelde partij [benadeelde partij 1] als gevolg van het bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks materiële schade heeft geleden tot het gevorderde bedrag van NAf 18.008, 01, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 18 juni 2023, zoals gevorderd.
Uit het onderzoek ter terechtzitting, de inhoud van het strafdossier en de mondelinge toelichting op de vordering is het Gerecht genoegzaam gebleken dat de benadeelde partij [benadeelde partij 3] als gevolg van het bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks materiële schade heeft geleden tot het gevorderde bedrag van NAf 1.595,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 18 juni 2023, zoals gevorderd.
Het Gerecht beschouwt de gevorderde kosten als kosten die in verband met de lijkbezorging zijn gemaakt, zodat deze op grond van artikel 6:108 lid 2 BW voor vergoeding in aanmerking komen. Het betreft in redelijkheid gemaakte kosten die in rechtstreeks verband staan met het bewezen verklaarde feit en waarvoor de verdachte aansprakelijk is.
De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden, zodat de vorderingen tot die bedragen toewijsbaar zijn.
Het Gerecht zal daarnaast ook de gevorderde kosten voor psychologische behandeling van [benadeelde partij 3] toewijzen. Zij heeft deze vordering, ter terechtzitting, verminderd tot een bedrag van NAf 1.043,02. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden.
Immateriële schade
Het Gerecht stelt voorop dat uit het onderzoek ter terechtzitting voldoende is komen vast te staan dat aan de nabestaanden van het slachtoffer onbeschrijflijk leed is toegebracht als gevolg van de gewelddadige dood van hun vader en broer.
De vraag die het Gerecht dient te beantwoorden is of dit leed in de onderhavige procedure op enigerlei wijze in juridische zin vertaald kan worden in een schadevergoeding.
In zijn arrest van 28 juni 2022 (ECLI:NL:HR:2022:958) heeft de Hoge Raad, voor zover hier relevant, als volgt overwogen:
“Iemand die een ander door zijn onrechtmatige daad doodt of verwondt, kan – afhankelijk van de omstandigheden waaronder die onrechtmatige daad en de confrontatie met die daad of de gevolgen daarvan, plaatsvinden – ook onrechtmatig handelen jegens degene bij wie die confrontatie een hevige emotionele schok teweeg brengt. Het recht op vergoeding van schade is beperkt tot de schade die volgt uit door die laatste onrechtmatige daad veroorzaakt geestelijk letsel zoals hierna onder 3.7 nader omschreven.
3.5
Gezichtspunten die een rol spelen bij de beoordeling van de onrechtmatigheid jegens degene bij wie een hevige emotionele schok is teweeggebracht als hiervoor bedoeld (hierna: het secundaire slachtoffer) zijn onder meer:
- De aard, de toedracht en de gevolgen van de jegens het primaire slachtoffer gepleegde onrechtmatige daad, waaronder de intentie van de dader en de aard en ernst van het aan het primaire slachtoffer toegebrachte leed.
- De wijze waarop het secundaire slachtoffer wordt geconfronteerd met de jegens het primaire slachtoffer gepleegde onrechtmatige daad en de gevolgen daarvan. Daarbij kan onder meer worden betrokken of hij door fysieke aanwezigheid of anderszins onmiddellijk kennis kreeg van het onrechtmatige handelen jegens het primaire slachtoffer, of dat hij nadien met de gevolgen van dit handelen werd geconfronteerd. Bij een latere confrontatie kan een rol spelen in hoeverre zij onverhoeds was. Bij het aan dit gezichtspunt toe te kennen gewicht kan meewegen of het secundaire slachtoffer beroepsmatig of anderszins bedacht moest zijn op een dergelijke schokkende gebeurtenis.
- De aard en hechtheid van de relatie tussen het primaire slachtoffer en het secundaire slachtoffer, waarbij geldt dat bij het ontbreken van een nauwe relatie niet snel onrechtmatigheid kan worden aangenomen.
3.6
De feitenrechter moet aan de hand van onder meer deze gezichtspunten in hun onderlinge samenhang beschouwd van geval tot geval beoordelen of sprake is van onrechtmatigheid, waarbij niet op voorhand aan een van deze gezichtspunten doorslaggevende betekenis toekomt. Als een van deze gezichtspunten geen duidelijke indicatie voor het aannemen van onrechtmatigheid geeft, kan onrechtmatigheid desondanks worden aangenomen als de omstandigheden daarvoor, bezien vanuit de overige gezichtspunten, voldoende zwaarwegend zijn.
3.7
Het recht op vergoeding van schade die is veroorzaakt door het onrechtmatig teweegbrengen van een hevige emotionele schok is – zoals hiervoor in 3.4 reeds overwogen – beperkt tot de schade die volgt uit geestelijk letsel. Voor de toewijzing van schadevergoeding ter zake van dat geestelijk letsel is vereist dat het bestaan van dat geestelijk letsel naar objectieve maatstaven is vastgesteld. In de rechtspraak over schokschade is in dat verband steeds overwogen dat dit in het algemeen slechts het geval zal zijn indien sprake is van een in de psychiatrie erkend ziektebeeld. Daarmee is beoogd tot uitdrukking te brengen dat die emotionele schok moet hebben geleid tot geestelijk letsel dat gelet op aard, duur en/of gevolgen ernstig is, en in voldoende mate objectiveerbaar. Dit brengt mee dat als de rechter op grond van een rapportage van een ter zake bevoegde en bekwame deskundige – waarbij gedacht kan worden aan een ter zake bevoegde en bekwame psychiater, huisarts of psycholoog – tot het oordeel komt dat sprake is van geestelijk letsel in de hiervoor bedoelde zin, hij tot toewijzing van schadevergoeding kan overgaan, ook als in die rapportage geen diagnose van een in de psychiatrie erkend ziektebeeld wordt gesteld.
Als sprake is van geestelijk letsel als hier bedoeld, komt zowel de materiële als de immateriële schade die daarvan het gevolg is voor vergoeding in aanmerking.”
Toegespitst op de onderhavige zaak oordeelt het Gerecht als volgt.
De benadeelde partijen [benadeelde partij 2] en [benadeelde partij 3] zijn de dochters van het slachtoffer. Zij hadden, zoals ter terechtzitting is gebleken, een hechte band met hun vader. [benadeelde partij 2] woonde in Curaçao op hetzelfde terrein als haar vader, terwijl haar zus [benadeelde partij 3] in Nederland woonachtig was.
Op 18 juni 2023 werden zij met de plotselinge verdwijning van hun vader geconfronteerd. Enkele uren later kwam het nieuws binnen dat er ter hoogte van Playa Kanoa een vastgebonden lijk in de zee werd aangetroffen. Na onderzoek bleek het inderdaad om hun vader te gaan. Een paar weken later werden zij met nog meer schokkend nieuws geconfronteerd, namelijk dat zijn partner (de verdachte [medeverdachte]) en haar zoon (de verdachte) als verdachten van deze gruwelijke feiten worden aangemerkt. Aan de dochters en overige naasten is door de gepleegde doodslag en de wijze waarop daarna met het lijk van het slachtoffer is omgegaan, veel leed en trauma veroorzaakt.
Uit de overgelegde verklaring van drs. S. Ebicilio, neuropsycholoog, van 14 maart 2024, blijkt dat [benadeelde partij 2] haar eerste gesprek op 4 oktober 2023 heeft gehad en dat zij de eerste maanden na het incident veel moeite had met het verwerken van dit groot verlies. Zij is degene die het levenloze lichaam van haar vader een dag later in het lijkenhuis van het ADC heeft gezien, toen zij hem moest identificeren. De confrontatie met het levenloze lichaam van haar vader heeft veel impact op haar gehad. Daarnaast heeft het gebeuren veel oude onverwerkte trauma’s bij haar doen herleven. Haar behandeling is met name gericht op rouwverwerking. Zij staat nu, bijna één jaar later, nog steeds onder psychologische behandeling.
Uit het psychologisch verslag van Infomedics B.V. blijkt dat [benadeelde partij 3] over de periode van augustus 2023 tot en met november 2023 zich onder psychologische behandeling heeft gesteld. Hoewel zij in Nederland woonachtig is, is zij via familie en de media geconfronteerd met de details over de dood van haar vader. Deze confrontatie heeft tot veel klachten bij haar geleid, te weten klachten passend bij een post traumatische stressstoornis.
Ter terechtzitting heeft de officier van justitie – mede namens de dochter [benadeelde partij 3] – een slachtofferverklaring voorgelezen. Deze slachtofferverklaring geeft blijk van en uiting aan de omvang van het verlies.
Gelet op het vorenstaande komt vergoeding van deze schade het Gerecht alleszins billijk voor. Deze schade zal, zowel voor [benadeelde partij 2] als [benadeelde partij 3], dochters van het slachtoffer, op basis van de thans gebleken feiten en omstandigheden naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op een bedrag van NAf 7.500,00 per benadeelde partij, telkens te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 18 juni 2023, tot aan de dag van de algehele voldoening.
Schadevergoedingsmaatregel
Het Gerecht ziet aanleiding om met betrekking tot de toe te wijzen vorderingen telkens een schadevergoedingsmaatregel als bedoeld in artikel 1:78 van het Wetboek van Strafrecht aan de verdachte op te leggen. Voor het geval volledige betaling of volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet volgt, zal vervangende hechtenis van na te melden duur worden opgelegd.
De toe te wijzen bedragen alsmede de schadevergoedingsmaatregel zullen steeds hoofdelijk worden opgelegd.
De proceskosten van de benadeelde partijen [benadeelde partij 1], [benadeelde partij 2] en [benadeelde partij 3], tot op heden begroot op nihil en ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken, zullen ten laste van de verdachte worden gebracht.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf en maatregel zijn, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op artikel 1:74, 1:76, 1:78 en 1:136 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.