Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, eerste aanleg - enkelvoudig civiel recht overig

ECLI:NL:OGEAC:2017:102

Op 2 August 2017 heeft de Gerecht in eerste aanleg van Curaçao een eerste aanleg - enkelvoudig procedure behandeld op het gebied van civiel recht overig, wat onderdeel is van het civiel recht. Het zaaknummer is KG83217/2017, bekend onder identificatienummer ECLI:NL:OGEAC:2017:102.

Soort procedure:
Zaaknummer(s):
KG83217/2017
Datum uitspraak:
2 August 2017
Datum publicatie:
23 August 2017

Indicatie

opheffen beslag - betaling achterstallig loon en cessantia bruto of netto - berekening conform vonnis

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO

VONNIS IN KORT GEDING

in de zaak van:

de naamloze vennootschap

MR. ORNELIA MARTINA N.V.,

gevestigd in Curaçao,

eiseres,

gemachtigde: mr. M. Koendjbiharie,

--tegen--

[GEDAAGDE],

wonende in Curaçao,

gedaagde,

gemachtigde: mr. N. Doekhie.

Partijen zullen hierna AOM en [gedaagde] genoemd worden.

1
Verloop van de procedure
1.1.

AOM heeft op 6 juli 2017 een verzoekschrift met producties ingediend. Bij brief van 18 juli 2017 heeft AOM nadere producties ingediend ten behoeve van de mondelinge behandeling. Vervolgens heeft op 26 juli 2017 de mondelinge behandeling plaatsgevonden, waarbij partijen en de gemachtigden zijn verschenen en het woord hebben gevoerd aan de hand van overgelegde pleitnotities.

1.2.

Vonnis is bepaald op heden.

2
De feiten
2.1.

Bij vonnis van 14 september 2015 heeft het Gerecht AOM veroordeeld tot betaling aan [gedaagde] van het brutoloon van NAf 8.226,50 per maand vanaf 16 december 2014 tot 16 september 2015, te verminderen met loonbetalingen over die periode, alsmede tot betaling aan [gedaagde] van NAf 57.901,84 wegens haar krachtens de Cessantialandsverordening toekomende uitkering (hierna: het vonnis).

2.2.

Ter voldoening van het vonnis heeft AOM een bedrag van NAf 69.000,- aan [gedaagde] betaald.

2.3.

Bij exploot van 23 juni 2017 heeft [gedaagde] AOM gesommeerd tot nabetaling van een bedrag van NAf 13.265,- (pro-resto loon), alsmede een bedrag van NAf 57.901,84 (cessantia) en de nakosten advocaat ad NAf 450,-. Een herberekening door Administratie- en Consultantbureau M.J. Leonard in opdracht van [gedaagde] heeft geresulteerd in een netto-bedrag van NAf 51.463,11.

2.4.

Caribbean Payroll Company (hierna: CPC) heeft in opdracht van AOM berekend dat AOM op basis van het vonnis in totaal een bedrag van NAf 69.320,98 aan [gedaagde] verschuldigd was. AOM heeft vervolgens een bedrag van NAf 320,98 vermeerderd met de nakosten advocaat ad NAf 450,- en de deurwaarderskosten ad NAf 435,26, in totaal een bedrag van NAf 1.206,24, aan [gedaagde] nabetaald.

2.5. [

Gedaagde] heeft op 18 juli 2016 executoriaal derdenbeslag gelegd onder Maduro & Curiel’s Bank N.V. ten laste van de bankrekening van AOM bij de bank. Het beslag is gelegd ter zake van de bedragen waarvoor AOM was gesommeerd bij beschikking van 23 juni 2017, vermeerderd met de kosten.

3
Het geschil
3.1.

AOM vordert dat het Gerecht, oordelend in kort geding, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad [gedaagde] verbiedt beslag te doen leggen en / of het reeds gelegde executoriale beslag binnen twee uur na betekening van het vonnis te (doen) opheffen, onder verbeurte van een dwangsom van NAf 1.000,- per dag.

3.2.

AOM heeft aan haar vordering ten grondslag gelegd dat zij als werkgever inhoudingsplichtig is op grond van de Landsverordening op de Loonbelasting 1976 (P.B. 1975/254). Uit dien hoofde is zij gehouden nettobedragen aan [gedaagde] uit te keren. Met betaling van het bedrag van NAf 69.320,98 aan [gedaagde] heeft AOM aan haar verplichtingen voldaan waartoe zij door het Gerecht is veroordeeld.

3.3. [

Gedaagde] heeft gemotiveerd verweer gevoerd.

3.4.

Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

Overwegingen

4
De beoordeling
4.1.

Het spoedeisend belang vloeit voort uit de stellingen van AOM.

4.2.

Volgens art. 705 lid 2 Rv dient het beslag (onder meer) te worden opgeheven indien summierlijk van de ondeugdelijkheid van het door de beslaglegger ingeroepen recht blijkt. Dit brengt mee dat het in de eerste plaats op de weg ligt van degene die de opheffing vordert om met inachtneming van de beperkingen van de voorzieningenprocedure aannemelijk te maken dat de door de beslaglegger gepretendeerde vordering ondeugdelijk of onnodig is (HR 14 juni 1996, NJ 1997/481). Er zal evenwel beslist moeten worden aan de hand van wat door beide partijen naar voren is gebracht en summierlijk met bewijsmateriaal is onderbouwd. Die beoordeling kan niet geschieden los van de in een zodanig geval vereiste afweging van de wederzijdse belangen, waarbij dient te worden beoordeeld of het belang van de beslaglegger bij handhaving van het beslag op grond van de door deze naar voren gebrachte omstandigheden zwaarder dient te wegen dan het belang van de beslagene bij opheffing van het beslag.

4.3.

Het Gerecht overweegt als volgt. Uit het verhandelde ter terechtzitting is gebleken dat de berekeningen die aan het beslag door [gedaagde] ten grondslag liggen, onjuist zijn. Zowel de berekening zoals volgt uit het sommatie-exploot van 23 juni 2017, als de berekening van Administratie- en Consultantbureau Leonard vertonen gebreken en zijn onjuist. Ter zitting is zijdens [gedaagde] aangevoerd dat de door haar aangedragen berekeningen weliswaar onjuist zijn, maar dat ook de berekening van CPC die aan de betaling door AOM ten grondslag ligt, onjuistheden bevat. Met name volgt niet uit het berekeningsoverzicht van CPC of er ook rekening is gehouden met een tax-ruling ten aanzien van het verschuldigde loon. Voorts zijn de ingehouden bedragen niet zonder meer terug te herleiden en bijzonder hoog, hetgeen bij een tax-ruling voor zowel de cessantia-uitkering als het achterstallig verschuldigde loon niet voor de hand ligt. AOM is als voormalig werkgever van [gedaagde] verplicht een dergelijke tax-ruling aan te vragen. AOM heeft ter zitting gemotiveerd aangegeven dat de berekening door CPC juist is.

4.4.

Binnen het bestek van onderhavig kort geding kan niet zonder meer worden vastgesteld of de berekening die aan de betaling door AOM ten grondslag ligt onjuistheden bevat. Weliswaar zijn er door [gedaagde] vraagtekens bij de berekening van AOM geplaatst die nadere toelichting behoeven. Zo valt uit de ter zitting verstrekte tax-ruling niet zonder meer af te leiden of deze voor zowel de cessantia als het achterstallige loon geldt of alleen voor de cessantia. Echter, zonder concrete tegenberekening zijdens [gedaagde] kan niet zonder meer worden vastgesteld of AOM ook daadwerkelijk nog een bedrag aan [gedaagde] verschuldigd is. Een salarisberekening als aan de orde in onderhavig geding is complex gelet op de diverse verplichte inhoudingen zowel op het loon als op de cessantia en dient te worden vastgesteld door personen die daartoe deskundig zijn. De berekening door CPC is na betekening van het sommatie-exploot aan [gedaagde] toegezonden. Het had voor de hand gelegen dat partijen vervolgens met elkaar zouden overleggen over de juistheid van die berekening, alvorens beslag zou worden gelegd. Dat geldt temeer daar de berekening op basis waarvan beslag is gelegd aantoonbaar onjuist is.

4.5.

De onduidelijkheden ten aanzien van de berekening door CPC rechtvaardigen het beslag niet. Het Gerecht is voorshands van oordeel dat het beslag te voorbarig is gelegd omdat de vordering van [gedaagde] die aan het beslag ten grondslag ligt is gebaseerd op onjuiste berekeningen. Een afweging van betrokken belangen leidt niet tot een ander oordeel. [Gedaagde] heeft belang bij het binnen redelijke termijn afwikkelen van de arbeidszaak tussen haar en AOM en dient te beschikken over financiële middelen. Zij heeft echter reeds een aanzienlijk bedrag ontvangen en staat dus niet met lege handen. Daarentegen heeft het derdenbeslag op de bankrekening bij de MCB ingrijpende financiële gevolgen AOM, die aan haar doorlopende reguliere betalingsverplichtingen dient te voldoen. Voorts heeft AOM aangegeven dat indien alsnog blijkt dat haar betaling onvolledig is geweest, zij overgaat tot nabetaling van hetgeen zij nader aan [gedaagde] verschuldigd is. Het Gerecht zal het door [gedaagde] gelegde beslag om die reden opheffen. De gevorderde dwangsom zal worden afgewezen.

4.6.

Het Gerecht zal het door AOM gevraagde verbod beslag te leggen afwijzen. Partijen hebben toegezegd met elkaar in overleg te treden ter vaststelling van de vraag of er onjuistheden zijn in de berekening van CPC die nopen tot een nabetaling door AOM aan [gedaagde]. Het Gerecht zal niet op de uitkomst van dat overleg vooruit lopen.

4.7.

Het Gerecht ziet in de verhouding en achtergrond van partijen aanleiding de proceskosten te compenseren.

Beslissing

5
De beslissing
Het Gerecht:

Rechtdoende in kort geding:

5.1.

heft op het op 18 juli 2017 door [gedaagde] ten laste van AOM onder Maduro & Curiel’s Bank N.V. gelegde executoriale beslag;

5.2.

compenseert de proceskosten zodanig dat iedere partij haar eigen kosten draagt;

5.3.

verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;

5.4.

wijst het meer of anders gevorderde af.

Dit vonnis in kort geding is gewezen door mr. S.M. Christiaan, rechter in het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao en in aanwezigheid van de griffier bij vervroeging in het openbaar uitgesproken op 2 augustus 2017.