Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, eerste aanleg - enkelvoudig civiel recht overig
ECLI:NL:OGEAC:2022:114
Op 7 February 2022 heeft de Gerecht in eerste aanleg van Curaçao een eerste aanleg - enkelvoudig procedure behandeld op het gebied van civiel recht overig, wat onderdeel is van het civiel recht. Het zaaknummer is CUR202004920, bekend onder identificatienummer ECLI:NL:OGEAC:2022:114.
Indicatie
verzet dwanginvordering - positie derde
Uitspraak
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO
Vonnis d.d. 7 februari 2022
de naamloze vennootschap AIRO TECH N.V. en
de naamloze vennootschap COOLTECH AIRCONDITIONING COMPANY N.V.,
gevestigd in Curaçao,
eiseressen,
gemachtigde: mr. A.C. Small,
de ONTVANGER VAN HET LAND CURAÇAO,
zetelend in Curaçao,
gedaagde,
gemachtigde: mr. R.L. Rosaria.
Partijen zullen hierna eiseressen, dan wel eiseres 1 en eiseres 2, en de Ontvanger worden genoemd.
Procesverloop
Het procesverloop blijkt uit:- het verzetschrift ex artikel 4 lid 2 van de Landsverordening Dwanginvordering (hierna: Lv Dwanginvordering) met producties, ingediend op 17 december 2020;
- de conclusie van antwoord met producties genomen op de rol van 3 mei 2021;
- de conclusie van repliek tevens akte wijziging van eis tevens conclusie van antwoord in reconventie genomen op de rol van 12 juli 2021;
- de conclusie van dupliek in conventie (tevens) repliek in reconventie genomen op de rol van 11 oktober 2021;
- de conclusie van dupliek in reconventie genomen op de rol van 6 december 2021.
Vonnis is bepaald op heden.
Eiseres 1 handelt in koel- en vriestechnische installaties. Ter invordering van haar openstaande belastingschulden, heeft de Ontvanger al eerder (cumulatief) beslag doen leggen op alle roerende goederen van eiseres 1 in het kantoor waar eiseres 1 gevestigd is/was, namelijk [adres]. Blijkens een uittreksel uit het Handelsregister staat op dat adres ook de vestiging van eiseres 2 geregistreerd.
2.2.
Blijkens de verklaring van de Kamer van Koophandel heeft eiseres 1 met ingang van 30 oktober 2017 haar activiteiten gestaakt.
2.3.
Op 5 oktober 2020 heeft de Ontvanger op de voet van de artikelen 3 en 6 van de Lv Dwanginvordering een dwangschrift uitgevaardigd tegen eiseres 1 ter zake van onder meer loonbelasting, BVZ, Omzetbelasting, AVBZ, ZV/OV en AOV/AWW.
Op 5 en 6 oktober 2020 heeft de deurwaarder in opdracht van de Ontvanger ten laste van eiseres 1 (cumulatief) beslag gelegd op roerende goederen die zich in het kantoor te [adres] bevinden.
2.5.
Op 7 oktober 2020 heeft eiseres 1, na re-activatie van haar activiteiten, een wijziging van haar adres doorgegeven aan de Kamer van Koophandel. Sindsdien staat als adres van eiseres 1 geregistreerd postbus [nummer]. Op 12 oktober 2020 heeft de Kamer van Koophandel eiseres 1 wederom als niet actief geregistreerd.
2.6.
Op 26 november 2020 hebben eiseressen ex artikel 4 Lv Dwanginvordering aan de Ontvanger doen betekenen een verzetschrift gedateerd 25 november 2020 tegen de in 2.3. bedoelde dwangschrift.
2.7.
Op 26 november 2020 is aangekondigd dat op 2 december 2020 de verkoop bij executie van de in 2..4. bedoelde in beslag genomen roerende goederen zal plaatsvinden.
2.8.
Op 8 december 2020 heeft de Ontvanger aan eiseres 1 bericht dat het ingediende verzet tegen de beslaglegging wordt afgewezen.
De Ontvanger heeft de tenuitvoerlegging van haar dwangschrift niet gestaakt.
Eiseressen vorderen, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
“- het beslag op de roerende goederen aan de [adres] dat uit hoofde van Airo Tech is gelegd op te heffen en de veiling te staken; en
- mocht gedaagde voor het tijdstip van deze uitspraak toch overgaan tot het veilen van de roerende goederen, gedaagde te veroordelen tot betaling van alle schade die Cooltech door het onrechtmatig handelen van gedaagde heeft geleden en zal lijden waaronder niet alleen de waarde van de onroerende goederen maar ook de schade door het verwijderen van deze roerende goederen; en
- mocht er onverhoopt schade ontstaan en mocht dan na nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, op grondslag het gerecht deze schade zijn vastgesteld, dan gedaagde ook te veroordelen tot het betalen van de wettelijke rente tot aan de dag der algehele voldoening; en
- met de veroordeling van gedaagde in de kosten van de procedure en onder bepaling dat over het bedrag van de toegewezen proceskosten wettelijke rente verschuldigd zal zijn vanaf 14 dagen na de datum van vonniswijzing”.
Eiseressen leggen het volgende aan de vordering ten grondslag. De door de Ontvanger ten laste van eiseres 1 beslagen roerende goederen zijn eigendom van eiseres 2 en niet van eiseres 1. Zelfs als zou er bodemslag zijn gelegd, geldt dat eiseres 1 niet op dat adres gevestigd is zodat het bodembeslag niet slaagt.
De Ontvanger concludeert dat het gerecht eiseressen niet-ontvankelijk zal verklaren in haar vorderingen althans hun vorderingen te ontzeggen, ongegrond te verklaren althans af te wijzen.
3.4.
De Ontvanger voert samengevat als verweer dat eiseres 1 in een eerdere procedure (CUR201900579) niet heeft aangegeven dat zij inactief was en niet meer gevestigd zou zijn op het in 2.1. bedoelde adres. Daarnaast stelt zij dat het staken van de onderneming niet betekent dat de onderneming niet meer op haar vestiging adres houdt. Ten tijde van de beslaglegging was eiseres 1 gevestigd op voornoemd adres. Pas daarna is het vestigingsadres gewijzigd. De Ontvanger betwist dat de beslagen roerende goederen eiseres 2 in eigendom toebehoren. Tot slot stelt de Ontvanger dat sprake is van medegebruik van een gemeenschappelijke bodem zodat op de roerende goederen die zich daar bevinden beslag gelegd kan worden.
Op de stellingen van partijen, voor zover van belang, zal onder de beoordeling worden ingegaan.
Overwegingen
Niet is gebleken dat de Ontvanger een eis in reconventie heeft ingesteld. Het geen door eiseressen in “reconventie” is aangevoerd wordt derhalve buiten beschouwing gelaten.
4.2.
De vordering heeft betrekking op de in 2.4. bedoelde beslagen en daarmee op de aanslagen en dwangschriften die aan die beslagen ten grondslag liggen. De overige overgelegde dwangschriften hebben betrekking op andere aanslagen en zijn dus voor de beoordeling in deze zaak niet van belang.
4.3.
Aan de beslagen liggen dwangschriften als bedoeld in artikel 1 Landsverordening Dwanginvordering (Lv Dwanginvordering) ten grondslag. Een dergelijk dwangschrift levert een executoriale titel op, die met toepassing van de regels van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) ten uitvoer kan worden gelegd (artikel 3 Lv Dwanginvordering juncto 430 lid 1 Rv), bijvoorbeeld door executoriaal beslag. Tegen deze tenuitvoerlegging kan de geëxecuteerde opkomen door gebruik te maken van het rechtsmiddel van het (fiscaal) verzet en door het bewandelen van de “gewone” route van een executiegeschil (artikel 438 Rv). In het kader van de (fiscaal) verzetprocedure is het bepaalde in artikel 4 lid 3 Lv Dwanginvordering van belang. Daarin is, voor zover van belang voor de onderhavige zaak, bepaald dat verzet niet gegrond kan zijn tegen de wettigheid van de aanslag. Als geen sprake is van verzet, maar van een “gewoon” executiegeschil geldt overigens hetzelfde.
Aan deze procedure ligt ten grondslag de stelling van eiseressen dat de beslagen roerende goederen eigendom zijn van eiseres 2. Het gaat dus om een recht en belang van eiseres 2 als derde om zich op grond van voornoemd artikel 4 Lv tegen de tenuitvoerlegging van de dwangschrift te verzetten. Een recht en belang van eiseres 1 is gesteld noch gebleken. Derhalve wordt eiseres 1 niet ontvankelijk verklaard.
4.5.
Eigendom van eiseres 2?
Niet in geschil is dat de Ontvanger beslag heeft doen leggen op het (vestigings)adres waar eiseres 1 volgens de Kamer van Koophandel ten tijde van het in 2.4. bedoelde beslag stond geregistreerd. Weliswaar stelt eiseres 1 dat zij een adres wijziging heeft opgegeven en dat de Kamer van Koophandel de adreswijziging niet heeft verwerkt, indien al juist dat sprake is van een “fout” van de Kamer van Koophandel, komt dat voor rekening en risico van eiseres 1.
4.6.
Aan het voorgaande doet niet af dat eiseres 1 ten tijde van het in 2.4. bedoelde beslag “niet actief” was. De vennootschap was (en is) immers niet ontbonden en vereffend.
4.7.
Eiseres 2 heeft, behoudens de in 4.5. en 4.6. geponeerde stellingen, geen onderbouwing gegeven van haar stelling dat de beslagen roerende goederen (reëel) eigendom zijn van eiseres 2, terwijl de Ontvanger dat gemotiveerd betwist. Ook de stelling dat de Ontvanger voor belastingschulden van eiseres 2 beslag heeft doen leggen op (dezelfde ?) roerende goederen is onvoldoende. Van eiseres 2 mocht worden verwacht dat zij stukken in het geding zou hebben gebracht waaruit het eigendomsrecht van de beslagen roerende zaken zou moeten blijken. Dat heeft zij nagelaten. Nu niet in rechte is komen vast te staan dat eiseres 2 eigendomsrechten kan doen gelden op de beslagen roerende zaken, slaagt haar beroep op bescherming van enig recht op de beslagen roerende goederen niet.
4.8.
Het verzet tegen de tenuitvoerlegging van de dwangschriften op de beslagen roerende goederen zal ongegrond worden verklaard.
Eiseressen worden als de in het ongelijk te stellen partij in de proceskosten veroordeeld. Deze worden begroot op nihil (artikel 136 onder I procesreglement).
Beslissing
verklaart eiseres 1 niet ontvankelijk in haar vordering;
5.2.
wijst af de vordering van eiseres 2 en verklaart het verzet ongegrond;
5.3.
veroordeelt eiseressen in de proceskosten van het geding aan de zijde van de Ontvanger begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. U.I.D. Luydens, rechter, en op 7 februari 2022 uitgesproken ter openbare terechtzitting in aanwezigheid van de griffier.