Gerechtshof Amsterdam, hoger beroep materieel strafrecht

ECLI:NL:GHAMS:2024:2243

Op 23 July 2024 heeft de Gerechtshof Amsterdam een hoger beroep procedure behandeld op het gebied van materieel strafrecht, wat onderdeel is van het strafrecht. Het zaaknummer is 23-002498-23, bekend onder identificatienummer ECLI:NL:GHAMS:2024:2243. De plaats van zitting was Amsterdam.

Soort procedure:
Rechtsgebied:
Zaaknummer(s):
23-002498-23
Datum uitspraak:
23 July 2024
Datum publicatie:
12 August 2024

Indicatie

Bewezenverklaring voor mishandeling, opzetheling, diefstal, meermalen gepleegd. Complexe psychiatrische problematiek, maar uit de verklaringen van de verdachte blijkt dat hij enig besef heeft van zijn acties met betrekking tot het doorverkopen van gestolen goederen. Op dat niveau is er dus wetenschap dat hij goederen steelt om aan geld te komen en dat dit strafbaar is. De tenlastegelegde feiten kunnen aan hem worden toegerekend. Voorwaardelijke gevangenisstraf met bijzondere voorwaarden, waaronder een langdurige klinische opname.

Uitspraak

afdeling strafrecht

parketnummer: 23-002498-23

datum uitspraak: 23 juli 2024

TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)

Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 30 augustus 2023 in de gevoegde strafzaken onder de parketnummers 13-125550-22,13-069646-23, 13-131245-23 en 13-151436-23 tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1985,

[adres 1]

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 9 juli 2024.

Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.

Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de raadsman naar voren heeft gebracht.

Voeging

Onderhavige zaak werd gelijktijdig, maar niet gevoegd, behandeld met de zaak onder parketnummer 23-003342-23. De raadsman heeft het hof verzocht de twee parketnummers te voegen. Anders dan de raadsman heeft verzocht, zal het hof de zaken niet voegen, nu dat niet in het belang van het onderzoek is.

Tenlasteleggingen

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:

Zaak A

Zaak met parketnummer 13-125550-22:

hij op of omstreeks 19 mei 2022 te Amsterdam, althans in Nederland, [slachtoffer 1] heeft mishandeld door die [slachtoffer 1] (met de vuist) tegen het oog, althans in het gezicht, te slaan en/of stompen;

Zaak B Zaak met parketnummer 13-069646-23 (gevoegd):

hij op of omstreeks 5 november 2022 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, Apple Airpods Pro (serienummer [nummer]), althans een goed heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;

Zaak C Zaak met parketnummer 13-131245-23 (gevoegd):

hij op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 13 augustus 2022 t/m 15 november 2022 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, meerdere playstations en/of meerdere JBL boxen en/of een Iphone en/of playstation controllers, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [stichting], in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;

Zaak D Zaak met parketnummer 13-151436-23 (gevoegd):

hij op of omstreeks 13 april 2023 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, een fiets van het merk Roxx, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [bedrijf], in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;

subsidiair

hij op of omstreeks 13 april 2023 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, opzettelijk

een fiets van het merk Roxx, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [bedrijf], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en welk goed verdachte anders dan door misdrijf onder zich had, te weten als houder, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend.

Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.

Overwegingen

Bewijsoverwegingen

De advocaat-generaal heeft ten aanzien van de zaken A, B, C en D gerekwireerd tot een bewezenverklaring.

Zaak A:

De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep vrijspraak bepleit en daartoe aangevoerd dat de verdachte het feit ontkent en zegt dat de getuige [getuige] op dat moment niet in de kamer was en de vermeende mishandeling dus niet heeft kunnen zien. Daarnaast is het letsel van de aangever niet goed zichtbaar op de foto’s.

Het hof stelt het volgende vast. De aangever heeft op 19 mei 2022 bij de politie verklaard dat de verdachte een zwaai met zijn rechterhand maakte naar het hoofd van de aangever waardoor aangever een zwaar gevoel en branderig en zurig gevoel kreeg, een zwelling bij zijn jukbeen is ontstaan en aangever in zijn linkeroog wazig zicht had. Uit de getuigenverklaring van [getuige] volgt dat zij zag dat de verdachte met een gebalde vuist het gezicht van aangever raakte, en de verbalisanten, die ter plekke waren gearriveerd, hebben geverbaliseerd dat de aangever een zichtbaar rood oog had. De verdachte heeft bij de politie verklaard dat er een ruzie was ontstaan tussen de aangever en de verdachte en dat de verdachte hem vervolgens uit zijn kamer heeft geduwd. De verdachte heeft voorts verklaard dat de aangever letsel op zijn gezicht had, maar dat dit misschien door de muur was gekomen toen de verdachte hem naar buiten duwde.

Het hof is van oordeel dat de hiervoor genoemde feiten en omstandigheden de verklaring van de aangever, dat hij door de verdachte is geslagen, in voldoende mate ondersteunen. Tegen die achtergrond acht het hof de verklaring van de verdachte – dat de aangever door de verdachte geduwd is en misschien tegen een muur was gekomen – onaannemelijk. Het hof komt dan ook tot de conclusie dat zaak A wettig en overtuigend bewezen kan worden.

Zaak B:

Op basis van het dossier stelt het hof vast dat er op 5 november 2022 Apple Airpods uit een woning waren gestolen. Via de tracking van de Airpods heeft de politie kunnen vaststellen dat de Airpods kort na de diefstal in de omgeving [plaats] te Amsterdam waren. Hier bevindt zich een begeleid wonen complex van de stichting [stichting]. Kort hierna was via de tracking te zien dat de Airpods in de [adres 2], het adres van een inkoopwinkel, waren. Op de beelden van de inkoopwinkel is te zien dat de verdachte de Apple Airpods aan de winkelmedewerker aanbiedt, maar volgens de medewerker van de winkel, is de verdachte niet meer teruggekomen om de verkoop van de Airpods aan de winkel af te ronden. Het serienummer van de door de verdachte aangeboden Airpods bleek hetzelfde als het serienummer van de gestolen Airpods.

Gelet op het voorgaande – waarbij het hof opmerkt dat sprake is van een relatief korte tijdsduur tussen het moment van de diefstal van de Airpods en het moment dat de verdachte deze Airpods bij een inkoopwinkel aanbiedt – is het hof van oordeel dat het feit dat de verdachte niet is teruggegaan naar de winkel om de verkoop verder af te ronden een aanwijzing is dat de verdachte ten tijde van het voorhanden hebben van het voorwerp wist dat het een door misdrijf verkregen voorwerp betrof. Het hof komt dan ook tot de conclusie dat zaak B wettig en overtuigend bewezen kan worden.

Zaak C:

De raadsman heeft vrijspraak bepleit omdat er sprake zou zijn van verduistering in plaats van diefstal. Daartoe heeft hij aangevoerd dat de spullen bij [stichting] in de gemeenschappelijke ruimte lagen en dat de bewoners gebruik mochten maken van de spullen. De verdachte heeft dus goederen meegenomen die hij mocht gebruiken.

Het hof stelt vast dat uit de aangifte van [aangever 1] volgt dat de verdachte op 10 oktober 2022 een Playstation uit de gemeenschappelijke ruimte heeft gestolen en dat er in de week van 24 oktober 2022 een speaker van het merk JBLwas verdwenen. Uit dezelfde aangifte volgt dat de verdachte bekent dat hij de voorwerpen heeft gestolen en heeft doorverkocht omdat hij geld nodig had. Uit de aangifte van [aangever 2] volgt dat een Iphone 7, een JBL flip charge box en twee Playstation controllers waren verdwenen uit de gezamenlijke groepskeuken in [stichting]. Uit de aangifte blijkt dat de verdachte toegeeft dat hij ook die spullen heeft doorverkocht. Op de camerabeelden, die door [stichting] beschikbaar zijn gesteld, is te zien dat de verdachte een Playstation onder zijn kleding stopt en richting de uitgang van de woonkamer loopt.

Door de goederen uit de gemeenschappelijke ruimtes te pakken en in één keer door te lopen heeft de verdachte opzettelijk en zonder daartoe gerechtigd te zijn zich de feitelijke heerschappij over de spullen van [stichting] verschaft en deze aldus aan de feitelijke heerschappij van [stichting] onttrokken. Daarmee heeft de verdachte gehandeld met het oogmerk van de wederrechtelijke toe-eigening en op die momenten was er sprake van een voltooide diefstal. De omstandigheid dat deze spullen in de gemeenschappelijke ruimtes lagen en door de bewoners van [stichting] mochten worden gebruikt, doet niet af aan deze diefstal. Het hof komt dan ook tot de conclusie dat zaak C wettig en overtuigend bewezen kan worden.

Zaak D:

De raadsman heeft vrijspraak bepleit. De verdachte heeft een complexe psychische problematiek en de emotionele intelligentie van een kind. De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte daarom – op het moment dat hij met de fiets wegfietste – niet het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening had.

Het hof verwerpt dit verweer. Uit de bewijsmiddelen leidt het hof af dat de verdachte op 13 april 2023 de fiets heeft weggenomen met het oogmerk om zich die fiets wederrechtelijk – dus zonder daartoe bevoegd te zijn – toe te eigenen. De verdachte is immers met de bewuste fiets weggereden ondanks het aanroepen van de winkelmedewerkster dat hij de fiets terug moest brengen. Op het moment van wegnemen van de fiets had de verdachte daarmee het oogmerk om zich de feitelijke heerschappij over de fiets te verschaffen. Het verweer van de raadsman dat de verdachte de intelligentie van een klein kind heeft doet hier niet aan af, want ook een kind beseft dat het iets verkeerds doet op het moment dat het iets wegneemt en niet terugbrengt, terwijl het wordt aangespoord dat voorwerp terug te brengen. Het hof komt dan ook tot de conclusie dat zaak D, primair, wettig en overtuigend bewezen kan worden.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in de zaken A, B, C, en D primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:

Zaak A: hij op 19 mei 2022 te Amsterdam [slachtoffer 1] heeft mishandeld door die [slachtoffer 1] (met de vuist) tegen het oog, althans in het gezicht, te stompen;

Zaak B: hij op 5 november 2022 te Amsterdam, Apple Airpods Pro (serienummer [nummer]), voorhanden heeft gehad terwijl hij ten tijde het voorhanden krijgen van dit goed wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;

Zaak C: hij op meerdere tijdstippen in de periode van 13 augustus 2022 tot en met 15 november 2022 te Amsterdam, meerdere Playstations en meerdere JBL boxen en een Iphone en Playstation controllers die geheel aan [stichting] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;

Zaak D primair: hij op 13 april 2023 te Amsterdam een fiets van het merk Roxx die aan [bedrijf] toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.

Hetgeen in de zaken A, B, C, en D primair meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het in de zaken A, B, C, en D primair bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.

Het in zaak A bewezenverklaarde levert op:

mishandeling.

Het in zaak B bewezenverklaarde levert op:

opzetheling.

Het in zaak C bewezenverklaarde levert op:

diefstal, meermalen gepleegd.

Het in zaak D primair bewezenverklaarde levert op:

diefstal.

Strafbaarheid van de verdachte

Toerekenbaarheid

De raadsman heeft bepleit dat de feiten slechts in geringe mate kunnen worden toegerekend aan de verdachte vanwege zijn complexe psychiatrische problematiek.

Uit de verklaringen van de verdachte blijkt dat de verdachte enig besef heeft van zijn acties met betrekking tot het doorverkopen van gestolen goederen. Er is op dat niveau dus wetenschap dat hij goederen steelt om aan geld te komen en dat dit strafbaar is. De verdachte heeft weliswaar een complexe psychiatrische problematiek, maar uit het dossier volgt dat hij het verschil tussen mijn en dijn begrijpt. Het hof concludeert op basis daarvan dat de tenlastegelegde feiten aan de verdachte kunnen worden toegerekend.

Het hof acht de verdachte dus strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het in de zaken A, B, C, en D primair bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 weken, met een proeftijd van 2 jaren, en een taakstraf van 50 uren.

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het bewezenverklaarde zal worden veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 4 weken, met een proeftijd van 3 jaren. Daarnaast heeft de advocaat-generaal de oplegging van de bijzondere voorwaarden gevorderd, zoals vermeld in het reclasseringsadvies van 4 december 2023 (in de zaak met parketnummer 13-227521-23).

De raadsman heeft het hof verzocht om de verdachte schuldig te verklaren zonder oplegging van een straf. De verdachte is verstandelijk beperkt en kampt met ernstige psychische problemen, waaronder schizofrenie. Daar komt bij dat de verdachte een verslavingsprobleem heeft. De bijzondere voorwaarden zouden weinig toevoegen volgens de raadsman.

Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.

Ernst van de feiten

De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan meerdere diefstallen en opzetheling. Hij heeft hierbij getoond geen respect te hebben voor het eigendomsrecht van anderen en niet te schromen te profiteren van het misdrijf van een ander. Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan een mishandeling van een medewerker van [stichting]. Met de mishandeling heeft de verdachte inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Ook heeft hij getoond geen respect te hebben voor personen die belast zijn met hulpverlening. Dit rekent het hof de verdachte aan.

Rapportages

In het reclasseringsadvies van 4 december 2023 is te lezen dat bij de verdachte sprake is van een triple diagnose, dat wil zeggen dat er sprake is van ernstige psychiatrische problematiek, een verstandelijke beperking en verslavingsproblematiek. De verdachte is dan ook langdurig afhankelijk van zorg. De hulpverlening, plus toezichthoudende instanties zoals de jeugdbescherming en de reclassering, zijn sinds de vroege jeugd van de verdachte telkens opnieuw zoekende naar de juiste vorm en aanbod van zorg, afhankelijk van de situatie van dat moment. Volgens de Reclassering is de verslavingsproblematiek van de verdachte zorgelijk. Zijn harddrugsgebruik verklaart mede het opnieuw vertonen van crimineel gedrag.

Volgens het advies stelt de Reclassering dat een langdurige klinische behandeling gevolgd door een veilige woonplek de enige optie is om het risico op recidive te verkleinen. Het risico op recidive wordt door de reclassering ingeschat als hoog.

De reclassering adviseert, samengevat, de oplegging van de volgende bijzondere voorwaarden:

Meldplicht bij reclassering (na afspraak);

Opname in een zorginstelling;

Ambulante behandeling (met mogelijkheid tot kortdurende klinische opname);

Begeleid wonen of maatschappelijke opvang;

Dagbesteding.

In een e-mailbericht van 8 juli 2024 van [naam], reclasseringsmedewerker, is een update gegeven over het verloop van de reclasseringstoezicht van de verdachte. Daarin is te lezen dat het reclasseringstoezicht eind maart 2024 is gestart en dat de begeleiding ondoenlijk was. Na een korte detentie werd de verdachte aansluitend op 8 april 2024 kortdurend opgenomen ter stabilisatie. Na deze opname is de verdachte naar de Wier overgeplaatst (een FPA voor mensen met een verstandelijke beperking in combinatie met psychiatrische problematiek en/of gedragsproblemen, die forensische zorg nodig hebben). De behandeling bij de Wier verloopt niet gemakkelijk. Hoewel betrokkene zijn best doet mee te doen met de verschillende programmaonderdelen, werd ook gezien dat hij nog immer (chronisch) psychotisch is en te kampen heeft met veel trek in harddrugs. Volgens [naam] is het handhaven van de lopende voorwaarde van een langdurige klinische opname van belang. Het uitproberen van diverse vormen van medicatie is van belang en ook het hopelijk ‘uitdoven’ van de verslavingsneigingen van de verdachte. [naam] adviseert in dat kader dat de proeftijd wordt verlengd, met oog op het langdurige karakter van het traject, en adviseert negatief over een taakstraf. Mocht de verdachte zich onttrekken aan de voorwaarde van een klinische behandeling dan zal er geen contra-indicatie zijn voor een gevangenisstraf.

Het hof acht het gelet op voorgaande noodzakelijk dat de verdachte langdurig zal worden behandeld in een klinische setting en acht daarnaast de overige door de reclassering geadviseerde voorwaarden passend en geboden ter beperking van het recidivegevaar. Het hof zal aan deze voorwaarden een voorwaardelijke gevangenisstraf verbinden ter bevordering van de naleving van deze voorwaarden door de verdachte, met een proeftijd van drie jaren.

Het hof acht, alles afwegende, een voorwaardelijke gevangenisstraf van 4 weken, met een proeftijd van 3 jaren, passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 57, 63, 300, 310 en 416 van het Wetboek van Strafrecht.

Beslissing

BESLISSING

Het hof:

Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:

Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 13-125550-22 en in de zaak met parketnummer 13-069646-23 en in de zaak met parketnummer 13-131245-23 en in de zaak met parketnummer 13-151436-23 primair tenlastegelegde heeft begaan.

Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.

Verklaart het in de zaak met parketnummer 13-125550-22 en in de zaak met parketnummer 13-069646-23 en in de zaak met parketnummer 13-131245-23 en in de zaak met parketnummer 13-151436-23 primair bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.

Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 (vier) weken.

Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 3 (drie) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd van 3 (drie) jaren ten behoeve van het vaststellen van zijn/haar identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang als de reclasseringsinstelling dit noodzakelijk acht daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.

Stelt als bijzondere voorwaarden:

- Meldplicht bij de reclassering (na afspraak):

De veroordeelde meldt zich op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt. De reclassering zal contact met betrokkene opnemen voor de eerste afspraak.

- Opname in een zorginstelling:

De veroordeelde laat zich opnemen in Wier of een soortgelijke zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing.

De opname start zo spoedig mogelijk. De opname duurt een jaar of zoveel korter als de reclassering nodig vindt.

De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorginstelling dat nodig vindt.

Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt de veroordeelde mee aan de indicatiestelling en plaatsing.

- ( (Verplichte)Ambulante behandeling (met mogelijkheid tot kortdurende klinische opname):

De veroordeelde laat zich, voorafgaand en na afloop van de klinische behandeling, behandelen door de ambulante GGZ, een FACT, in de plaats waar hij woont.

De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt.

Bij een terugval in middelengebruik of verslechtering van het psychiatrische ziektebeeld kan de reclassering een indicatiestelling aanvragen voor een kortdurende opname voor crisisbehandeling, detoxificatie of stabilisatie. Als de voor indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende opname indiceert, zal de veroordeelde zich, na goedkeuring door de rechter, laten opnemen in een zorginstelling voor zeven weken of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing in forensische zorg, bepaalt in welke zorginstelling de opname plaatsvindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorginstelling dat nodig vindt.

- Begeleid wonen of maatschappelijke opvang:

De veroordeelde verblijft voor en na de klinische behandeling, bij een WLZ woonsetting in Nederland.

De absolute voorkeur is wonen buiten de Randstad. In Amsterdam zal het risico op recidive voortdurend hoog blijven. Het verblijf start na afloop van de klinische behandeling. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld.

- Dagbesteding:

De veroordeelde spant zich in voor het vinden en behouden van [betaald werk, onbetaald werk en/of vrijetijdsbesteding], met een vaste structuur. De dagbesteding draagt bij aan het voorkomen van delictgedrag.

Geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.

Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.R.O. Mooy, mr. A.E. Kleene-Krom en mr. P.C. Verloop, in tegenwoordigheid van mr. M.S. Fritsche, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 23 juli 2024.

mr. P.C. Verloop is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.