Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, hoger beroep personen- en familierecht

ECLI:NL:GHARL:2024:7249

Op 26 November 2024 heeft de Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden een hoger beroep procedure behandeld op het gebied van personen- en familierecht, wat onderdeel is van het civiel recht. Het zaaknummer is 200.340.998, bekend onder identificatienummer ECLI:NL:GHARL:2024:7249. De plaats van zitting was Arnhem.

Soort procedure:
Zaaknummer(s):
200.340.998
Datum uitspraak:
26 November 2024
Datum publicatie:
26 November 2024
Advocaat:
mr. S Diepeveen-Goldhoorn;mr. S.L. Geeraths

Indicatie

Artikel 1:253n Burgerlijk Wetboek.

Wijziging gezag.

De moeder heeft zich ingezet om als moeder op afstand invulling te geven aan het gezag, zonder daarmee de kinderen te belasten. Desondanks is het hof van oordeel dat het in het belang van de kinderen noodzakelijk is dat het gezag over de kinderen aan de vader toekomt.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem

afdeling civiel recht

zaaknummer gerechtshof 200.340.998

(zaaknummer rechtbank Gelderland 429149)

beschikking van 26 november 2024

inzake

[verzoekster] ,

wonende te [woonplaats1] (Zweden),verzoekster in hoger beroep,

verder te noemen: de moeder,

advocaat: mr. S. Diepeveen-Goldhoorn,

en

[verweerder] ,

wonende te [woonplaats2] ,

verweerder in hoger beroep,

verder te noemen: de vader,

advocaat: mr. S.L. Geeraths.

1
Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, van 7 februari 2024, uitgesproken onder zaaknummer 429149 (verder ook: de bestreden beschikking).

2
Het geding in hoger beroep
2.1

Het verloop van de procedure blijkt uit:

- het beroepschrift met producties, ingekomen op 6 mei 2024; en

- het verweerschrift.

2.2

Op 21 oktober 2024 hebben de minderjarigen, [de minderjarige1] en [de minderjarige2] , (in het bijzijn van de griffier) met een raadsheer van het hof gesproken.

2.3

De mondelinge behandeling heeft op 22 oktober 2024 plaatsgevonden. Hierbij waren aanwezig:

- de moeder, bijgestaan door mr. Diepeveen-Goldhoorn;

- de vader, bijgestaan door mr. Geeraths; en

- een vertegenwoordiger van de raad voor de kinderbescherming (verder: de raad).

3. De feiten

3.1

De moeder en de vader zijn de ouders van:

- [de minderjarige1] , geboren [in] 2009; en

- [de minderjarige2] , geboren [in] 2011.

3.2

[de minderjarige1] en [de minderjarige2] wonen bij de vader. Sinds de bestreden beschikking oefent de vader alleen het ouderlijk gezag over hen uit.

4
De omvang van het geschil
4.1

Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank – op verzoek van de vader – het gezamenlijk gezag van de ouders beëindigd en bepaald dat het gezag over [de minderjarige1] en [de minderjarige2] wordt uitgeoefend door de vader. Deze beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

4.2

De moeder is met één grief in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking. De moeder verzoekt het hof de bestreden beschikking te vernietigen en het verzoek van de vader alsnog af te wijzen.

4.3

De vader voert verweer. Hij vraagt het hof de bestreden beschikking te bekrachtigen en het verzoek van de moeder af te wijzen, kosten rechtens.

Beslissing

5
De motivering van de beslissing
5.1

Op grond van artikel 1:253n van het Burgerlijk Wetboek kan de rechter op verzoek van de niet met elkaar gehuwde ouders of van een van hen het gezamenlijk gezag beëindigen als nadien de omstandigheden zijn gewijzigd of bij het nemen van de beslissing op grond waarvan het gezamenlijk gezag is ontstaan van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan. De rechter kan dan bepalen dat het gezag over een kind aan één van hen toekomt indien:

a. er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen, of

b. wijziging van het gezag anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is.

5.2

Anders dan de moeder heeft betoogd, is het hof van oordeel dat er sprake is van een wijziging van omstandigheden sinds de aanvang van het gezamenlijk gezag. De moeder heeft al een aantal jaren geen contact meer met de kinderen en er wordt niet meer ingezet op contactherstel.

5.3

Het hof komt vervolgens toe aan de vraag of het gezag over de kinderen door de ouders samen of door de vader alleen moet worden uitgeoefend. De moeder heeft aangevoerd dat zij samen met de vader het gezag over de kinderen wil uitoefenen, omdat zij het belangrijk vindt om – ondanks dat er al lang geen contact meer is met de kinderen en de kinderen zeggen dit ook niet te willen – op afstand betrokken te blijven bij de kinderen. Het gezag stelt haar bijvoorbeeld in staat om zelfstandig informatie op te vragen bij de scholen van de kinderen. Met die informatie en de (beperkte) informatie die zij van de vader ontvangt, kan de moeder zich nog steeds een goed beeld vormen van de kinderen. Daarbij heeft zij nooit gezagsbeslissingen in de weg gestaan, aldus de moeder.

De vader heeft aangevoerd dat het gezamenlijk nemen van gezagsbeslissingen niet mogelijk is. Er is al jaren geprobeerd, ook met hulpverlening, om de communicatie tussen de ouders te verbeteren, maar dit heeft tot niets geleid. De kinderen voelen zich door hun moeder, die inmiddels hertrouwd is en geëmigreerd is naar Zweden, in de steek gelaten en vertellen aan de vader dat ze niet willen dat de moeder meebeslist over hen.

5.4

Het hof overweegt dat zowel uit het beroepschrift als uit wat de moeder op de mondelinge behandeling heeft verteld, blijkt dat de moeder zich (tot de bestreden beschikking) heeft ingezet om als moeder op afstand invulling te geven aan het gezag, zonder daarmee de kinderen te belasten. Desondanks is het hof van oordeel dat het in het belang van de kinderen noodzakelijk is dat het gezag over de kinderen aan de vader toekomt. Hoewel de moeder in de afgelopen jaren afstand tot de kinderen heeft bewaard (omdat de kinderen geen contact met haar willen) en hen niet heeft willen belasten, ervaren de kinderen het gezag van de moeder toch als belastend. In het gesprek met de raadsheer van het hof hebben de kinderen duidelijk uitgesproken dat zij niet willen dat de moeder het gezag over hen uitoefent. Op de mondelinge behandeling heeft de raad aan het hof geadviseerd dat het – ook gezien hun leeftijd – belangrijk is dat naar de mening van de kinderen wordt geluisterd. De kinderen willen niet dat de moeder nog gezagsbeslissingen over hen kan nemen. Als hieraan gehoor wordt gegeven, zal dat de kinderen de ruimte geven die zij nodig hebben, aldus de raad. Het hof volgt de raad hierin. De kinderen zijn inmiddels dertien en vijftien jaar oud. Zij volharden in hun standpunt dat zij niet willen dat de moeder ook het gezag over hen heeft. Het hof is – net als de rechtbank – van oordeel dat het voor de kinderen van belang is dat er bij hen rust wordt gecreëerd door de uitoefening van het gezag bij de vader te houden. In de afgelopen maanden (sinds de bestreden beschikking) lijkt er ruimte bij de kinderen te zijn ontstaan om op een andere manier te kijken naar de moeder en naar haar rol in hun leven. Beide kinderen hebben een fijne herinnering aan de moeder gedeeld. Ook heeft [de minderjarige2] in de zomer zelf contact gelegd met de moeder via Snapchat. Hoewel dat contact moeizaam verliep, is zijn initiatief een positieve ontwikkeling. Beide kinderen hebben in het gesprek met de raadsheer gezegd dat zij wellicht in de toekomst wel weer contact willen met de moeder. De deur naar het contact met de moeder zit dus niet dicht. Het hof begrijpt dat de moeder graag wil dat het lijntje tussen haar en de kinderen behouden blijft door middel van het gezamenlijk gezag, maar daaraan staat het belang van de kinderen in de weg. Het lijntje tussen de kinderen zal behouden blijven doordat de vader informatie over de kinderen met de moeder deelt. Maar ook door de kaartjes en brieven die de moeder aan de kinderen stuurt en die de vader, zoals hij op de mondelinge behandeling aan het hof heeft verteld, in een doos voor de kinderen bewaart.

5.5

Het hof zal de beschikking van de rechtbank in stand houden (bekrachtigen).

5.6

Het hof zal de proceskosten in hoger beroep compenseren, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt, omdat partijen een relatie met elkaar hebben gehad en de procedure de uit die relatie geboren kinderen betreft.

6
De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:

bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, van 7 februari 2024;

compenseert de kosten van het geding in hoger beroep.

Deze beschikking is gegeven door mrs. K.A.M. van Os-ten Have, P.B. Kamminga en K. Mans, bijgestaan door de griffier, en is op 26 november 2024 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.