Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, hoger beroep strafrecht overig

ECLI:NL:GHARL:2022:3618

Op 10 May 2022 heeft de Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden een hoger beroep procedure behandeld op het gebied van strafrecht overig, wat onderdeel is van het strafrecht. Het zaaknummer is 21-003427-20, bekend onder identificatienummer ECLI:NL:GHARL:2022:3618. De plaats van zitting was Leeuwarden.

Soort procedure:
Rechtsgebied:
Zaaknummer(s):
21-003427-20
Datum uitspraak:
10 May 2022
Datum publicatie:
9 May 2022
Formele relaties:
Cassatie: ECLI:NL:HR:2024:1220

Indicatie

Betrokkene is door de rechtbank onherroepelijk veroordeeld voor onder meer deelneming aan een criminele organisatie. Gebleken is dat betrokkene uit het bewezen verklaarde financieel voordeel heeft genoten. Het hof neemt, anders dan politie/openbaar ministerie en de rechtbank, de aangetroffen valse bankbiljetten als uitgangspunt bij de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel. Ten aanzien van het overige deel van de berekening baseert het hof zich grotendeels op de berekening zoals deze is gemaakt door de politie, met een enkele aanvulling daarop zoals de rechtbank dit eveneens had gedaan. Het hof schat aldus het totale wederrechtelijk verkregen voordeel op het bedrag van € 1.013.557,92. Uit de bewijsmiddelen blijkt van een samenwerkingsverband tussen betrokkene en zijn acht medebetrokkenen. Naast deze negen personen komen er andere personen in het dossier voor. Het hof beschouwt deze andere personen – anders dan de rechtbank – als figuranten ten aanzien waarvan onvoldoende aanwijzingen voorhanden zijn dat zij hebben geprofiteerd van het wederrechtelijke verkregen voordeel dat aan de groep moet worden toegeschreven. Het hof bij de vaststelling van het wederrechtelijk verkregen voordeel van betrokkene en zijn overige mededaders gelet op de periode van betrokkenheid per betrokkene en ieders gebleken rol in de organisatie. Gelet op het voorgaande wordt het wederrechtelijk verkregen voordeel voor betrokkene geschat op € 341.457,29. Betrokkene dient dit bedrag te betalen aan de Staat

Uitspraak

Afdeling strafrecht

Parketnummer: 21-003427-20

Uitspraak d.d.: 10 mei 2022

TEGENSPRAAK

ONTNEMINGSZAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen de beslissing van de rechtbank Midden-Nederland van 16 september 2020 met parketnummer 16-039355-19 op de vordering ingevolge artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht, in de zaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,

wonende te [woonplaats] .

Het hoger beroep

De betrokkene heeft tegen de hiervoor genoemde beslissing hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van het hof van 29 oktober 2021 en 9 en 10 maart 2022 en 10 mei 2022 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg.

Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.

Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door betrokkene en zijn raadsvrouw,

mr. P.M. Breukink, naar voren is gebracht.

De beslissing waarvan beroep

Het hof verenigt zich niet met de beslissing waarvan beroep zodat die behoort te worden vernietigd en opnieuw moet worden rechtgedaan.

Vordering

De inleidende schriftelijke vordering van de officier van justitie strekt tot schatting van het door betrokkene wederrechtelijk verkregen voordeel op € 313.815,74 en tot oplegging van de verplichting tot betaling aan de Staat van datzelfde bedrag van € 313.815,74. De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep gevorderd dat het door betrokkene wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat op € 250.000,- en dat aan betrokkene wordt opgelegd de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 250.000,-.

Standpunt verdediging

De raadsvrouw heeft ter zitting van het hof primair betoogd, dat de ontnemingsvordering dient te worden afgewezen nu niet aannemelijk is geworden dat betrokkene wederrechtelijk voordeel heeft genoten en van verantwoord schatten geen sprake kan zijn. Ten aanzien van de berekening van de politie/openbaar ministerie en het bedrag dat aan betrokkene wordt toegeschreven heeft de raadsvrouw naar voren gebracht dat dit niet in de buurt komt van de daadwerkelijke verdiensten. Er is sprake van een veel groter afvalpercentage dan het percentage waar de politie en het openbaar ministerie vanuit zijn gegaan en ook het percentage dat de rechtbank in haar berekening heeft gebruikt komt niet overeen met de werkelijkheid. Er moet – conform de verklaring van [medeverdachte 1] – worden uitgegaan van een afvalpercentage van 80 %. De verdediging komt dan – voor wat betreft alle leden van de criminele organisatie - uit op een totale opbrengst van € 359.219,98, wat gedeeld zou moeten worden door alle leden van de criminele organisatie en het aantal maanden van hun betrokkenheid. De verdediging betwist dat betrokkene een leidende en sturende tol in de organisatie heeft gehad.

Nu geen verantwoorde schatting kan worden gemaakt wat er per persoon is verdiend dient de vordering te worden afgewezen dan wel op nihil te worden gesteld. Subsidiair verzoekt de raadsvrouw om - uitgaande van de verklaring van betrokkene zoals hij die ter zitting heeft afgelegd – een reële verantwoorde schatting te maken van het wederrechtelijk verkregen voordeel. Ten aanzien van de gijzeling heeft de raadsvrouw verzocht om deze op één dag te stellen, gelet op de persoonlijke omstandigheden van betrokkene.

De vaststelling van het wederrechtelijk verkregen voordeel

De betrokkene is bij vonnis van de rechtbank Midden-Nederland van 16 september 2020 (parketnummer 16-039355-19) ter zake van – kort gezegd -:

medeplegen van bankbiljetten namaken in de periode van 17 februari 2016 tot en met 30 januari 2019;

medeplegen van het zich verschaffen/in voorraad hebben/vervoeren/doorvoeren/uitvoeren van bankbiljetten die hij en zijn mededaders zelf hebben nagemaakt, in de periode van 17 februari 2016 tot en met 29 januari 2019;

medeplegen van het zich verschaffen/in voorraad hebben/vervoeren/doorvoeren/uitvoeren van bankbiljetten die hij en zijn mededaders zelf hebben nagemaakt op 30 januari 2019;

medeplegen van voorhanden hebben van voorwerpen, wetende dat zij bestemd zijn tot het namaken van bankbiljetten van 17 februari 2016 tot en met 30 januari 2019;

deelneming aan een criminele organisatie in de periode van 17 februari 2016 tot en met 30 januari 2019,

onherroepelijk veroordeeld tot straf.

Uit het strafdossier en bij de behandeling van de vordering ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken dat betrokkene uit het bewezenverklaarde handelen financieel voordeel heeft genoten.

Voor zover de raadsvrouw heeft willen bepleiten dat aanzienlijk wederrechtelijk voordeel niet aannemelijk is, nu niet is gebleken van een luxe levensstijl passeert het hof dat verweer. Het hof neemt, gelet op de uiterst beperkte informatie die betrokkene ter zake heeft verstrekt, de onderzoeksresultaten tot uitgangspunt, zoals die in de navolgende berekening worden betrokken.

Aan de inhoud van wettige bewijsmiddelen (waar het hof in voetnoten naar zal verwijzen) ontleent het hof de schatting van dat voordeel op een bedrag van € 341.457,29.

Aangetroffen biljetten indicatieven EUA0050 C00111, EUB0020 J00004b en EUB0050 J00004b

Het hof baseert deze schatting allereerst op de aangetroffen valse bankbiljetten, vallend onder de indicatieven EUA0050 C00111, EUB0020 J00004b en EUB0050 J00004b. Bij dit uitgangspunt wijkt het hof af van de berekening van politie, openbaar ministerie en de rechtbank. Dit afwijkende uitgangspunt valt uit in het voordeel van de betrokkenen.

Van de aangetroffen bankbiljetten is door de Nederlandse Bank dan wel de Europese Bank vastgesteld dat die vallen onder voornoemde indicatieven. Het hof overweegt dat daarbij unieke kenmerken worden onderzocht die te maken hebben met gedetailleerde keuzes die worden gemaakt in het productieproces en de resultaten die daaruit voortvloeien. Uit het onderzoek TULIPA is gebleken dat bankbiljetten vallend onder de indicatieven EUA0050 C00111 (‘oude’ 50 euro biljetten), EUB0020 J00004b en EUB0050 J00004b (respectievelijk ‘nieuwe’ 20 en 50 euro biljetten) werden geproduceerd op de productielocatie aan de [straat] te [plaats] . Op geen enkele manier is aannemelijk gemaakt dan wel anderszins aannemelijk geworden dat er op een andere productielocatie en door andere personen dan de verdachten uit het onderzoek TULIPA vals geld is geproduceerd op een zodanig overeenkomstige wijze dat dit heeft geleid tot biljetten met dezelfde specifieke kenmerken en die (daardoor) ook te scharen zijn onder voornoemde indicatieven. Gelet hierop stelt het hof vast dat de personen die betrokken zijn geweest bij de productie van valse bankbiljetten aan de [straat] te [plaats] in beginsel verantwoordelijk kunnen worden gehouden voor de productie van alle valse bankbiljetten, vallend onder deze indicatieven.

Van de drie genoemde indicatieven zijn op de peildatum 6 januari 2022 respectievelijk 127.944, 5.880 en 4.463 biljetten in verschillende landen aangetroffen. (Voetnoot 1)

Ten aanzien van het overige deel van de berekening baseert het hof zich grotendeels op de berekening zoals deze is neergelegd in het Rapport Berekening Wederrechtelijk verkregen voordeel zoals dat zich in het dossier bevindt. (Voetnoot 2) In dit rapport heeft de politie een berekening gemaakt ten aanzien van het door betrokkene verkregen voordeel. Wanneer het hof afwijkt van dit rapport zal hier melding van worden gemaakt.

Verkoopprijs

Het hof baseert zich ten aanzien van de verkoopprijs per biljet op het Rapport Berekening Wederrechtelijk verkregen voordeel. Voor de berekening van de verkoopprijs van de biljetten van € 50,- is een gemiddelde verkoopprijs vastgesteld aan de hand van de prijzen op het Darkweb, van drie pseudokopen, een Snapchatbericht en drie Telegram berichten. De vastgestelde gemiddelde verkoopprijs voor een biljet van € 50,- bedraagt € 8,14. Deze gemiddelde prijs ligt onder de verkoopprijs van de Darkweb selectie.

Uit het onderzoek is niet naar voren gekomen welk bedrag de betrokkenen gemiddeld ontvingen voor een vals biljet van € 20,-. Alleen de gemiddelde verkoopprijs van de Darkweb advertenties van € 5,58 is bekend. Daarom is er voor gekozen om hetzelfde percentage van de waarde van het biljet van € 20,- aan te houden als bij de biljetten van € 50,-. (€ 8,14 is 16,28 % van € 50,-). 16,28 % van € 20,- is € 3,26. Daarom zal voor de berekening van het wederrechtelijk verkregen de verkoopprijs van € 3,26 per vals biljet van € 20,- worden aangehouden. (Voetnoot 3)

Totale opbrengst:

Indicatief

Waarde van biljet

Aantal aangetroffen biljetten

Gemiddelde/

vastgestelde prijs per biljet

Totale opbrengst

EUA0050 C00111

€ 50,-

127.944

€ 8,14

€ 1.041.464,16

EUB0020 J00004b

€ 20,-

4.463

€ 3,26

€ 14.549,38

EUB0050 J00004b

€ 50,-

5.880

€ 8,14

€ 47.863,20

Totaal

€ 1.103.876,74

Kosten:

Overboekingen China

In de periode van 15 januari 2016 tot en met 3 december 2018 maakten [verdachte] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] , [medeverdachte 4] , [medeverdachte 5] en [medeverdachte 6] geld over naar Chinese personen. Van de meeste van die personen is vastgesteld dat zij gekoppeld zijn aan Chinese bedrijven die papier en/of hologramstickers verkopen. Dit betreffen goederen die worden gebruikt voor de productie van vals geld. In totaal werd voor een bedrag van

€ 23.923,82 overgemaakt naar China. (Voetnoot 4)

Aankopen [bedrijf 1]

De betrokkenen kochten daarnaast hun grondstoffen bij [bedrijf 1] .

Aankopen ivoorkleurig papier van [bedrijf 1] :

Door [bedrijf 1] verstrekte gegevens:

Naam op klantenkaart of naam persoon

Datum/Periode

Aantal pakken ivoorkleurig papier van 500 vel

Totaalprijs

[medeverdachte 3]

17 maart 2016

4

€ 30,88

[medeverdachte 5] Koeriersbedrijf, [medeverdachte 2] en [verdachte]

5 april 2016 tot en met 12 januari 2018

350

€ 3.259,19

[medeverdachte 5] Koeriersbedrijf

13 januari 2018 tot en met 20 juni 2018

46

€ 390,54

[medeverdachte 5] Koeriersbedrijf

21 juni 2018 tot en met 7 januari 2019

119

€ 946,71

Totaal

519

€ 4.627,32

BTW 21 %

€ 971,74

Totaal inclusief BTW

€ 5.599,06

De totale kosten voor ivoorkleurig papier voor de productie van ‘oude’ bankbiljetten van

€ 50,- bedroegen € 5.599,06. (Voetnoot 5)

Kosten printercartridges [bedrijf 1] :

Klantenkaart

Periode

Cartridge kleur

Aankoopbedrag

Cartridge zwart

Aankoopbedrag

[medeverdachte 5] Koeriersbedrijf, [medeverdachte 2] en [verdachte]

5 april 2016 tot en met 12 januari 2018

727

€ 16.375,65

72

€ 1.428,39

[medeverdachte 5] Koeriersbedrijf

13 januari 2018 tot en met 20 juni 2018

95

€ 1.805,-

8

€ 182,32

[medeverdachte 5] Koeriersbedrijf

21 juni 2018 tot en met 7 januari 2019

200

€ 3.800,-

24

€ 473,61

Totaal

1022

€ 21.980,65

103

€ 2.084,32

BTW 21 %

€ 4.615,94

€ 437,71

Totaal incl. BTW

€ 26.596,59

€ 2.522,03

De betrokkenen hebben in de periode van 5 april 2016 tot en met 7 januari 2019 bij [bedrijf 1] in totaal 1125 cartridges gekocht voor een totaalbedrag van € 29.118,62. (Voetnoot 6)

Kosten printercartridges [bedrijf 2]

De betrokkenen hebben in de periode van eind november 2018 tot en met 30 januari 2019 mogelijk 67,5 cartridges gebruikt van € 4,99 per stuk. In totaal werd dan € 336,83 betaald aan printercartridges bij [bedrijf 2](Voetnoot 7)

Kosten schakelaar twee usb-poorten

De verdeler is gebruikt voor het productieproces. Derhalve wordt een geschat bedrag van

€ 50,- aan kosten meegenomen. (Voetnoot 8)

Kosten printers

Voor het productieproces van de ‘oude’ biljetten van € 50,- werden de kleine printers gebruikt van het merk Canon, type MP495. Tijdens de doorzoeking werd een opstelling van acht printers aangetroffen. Mogelijk hebben de betrokkenen tijdens de onderzoeksperiode van 1 januari 2016 tot en met 30 januari 2019 aldoor gebruik gemaakt van acht printers tegelijk. [medeverdachte 1] verklaarde dat de printers vaak stuk gingen.

Uit de tapgesprekken en het verhoor van [medeverdachte 1] is naar voren gekomen dat de printers werden aangeschaft via Marktplaats. [medeverdachte 1] had via Marktplaats een printer aangekocht voor € 20,-. Gezien vorenstaande wordt ervoor gekozen om niet de afschrijving van 20 % van de Belastingdienst te hanteren, maar om in het voordeel van de betrokkenen een schatting te maken van 2 x 8 = 16 printers per jaar voor € 20,- per stuk.

Gezien de onderzoeksperiode van januari 2016 tot januari 2019 is uitgegaan van drie jaren. In drie jaren werden dan drie maal zestien printers van € 20,- per stuk gebruikt. Dit is in totaal een bedrag van € 960,-. (Voetnoot 9)

Kosten laptops en programma’s

Tijdens de doorzoeking van de woning van [medeverdachte 1] werd alle apparatuur die gebruikt werd voor de productie van de valse biljetten in beslag genomen, waaronder twee laptops met programma’s. Het is onbekend wat de aanschafwaarde van de programma’s was die op de laptops geïnstalleerd waren. Er gelden geen afschrijfkosten voor dergelijke programma’s. Gezien de verklaring van [medeverdachte 1] werd één van de twee laptops gebruikt voor de nieuwe briefjes van € 20,- en € 50,-. Deze waren sinds november 2018 pas in productie. Gezien de korte tijd tot aan de doorzoeking en inbeslagneming ervan in januari 2019 werd voor deze laptop geen afschrijving toegepast. De andere laptop is mogelijk al vanaf het begin in gebruik. Derhalve wordt het bedrag van afschrijving voor één laptop voor de onderzoeksperiode geschat op € 1.000,-. (Voetnoot 10)

Kosten wenskaarten

Het aankoopbedrag van € 400,- voor de aangekochte partij wenskaarten dient als kosten voor de wenskaarten en enveloppen te worden meegenomen in de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel. (Voetnoot 11)

Aankopen [bedrijf 1] van labelprinters en labels:

Periode

Labels

Bedrag

Labelprinter

Bedrag

[medeverdachte 2]

5 april 2016 t/m 11 februari 2017

1

€ 55,99

1

€ 89,99

[medeverdachte 5] Koeriersbedrijf

16 november 2016 t/m 12 januari 2018

[medeverdachte 5] Koeriersbedrijf

13 januari 2018 t/m 20 juni 2018

12 stuks

€ 234,68

1

€ 85,99

[medeverdachte 5] Koeriersbedrijf

21 juni 2018 t/m 7 januari 2019

12 stuks

€ 257,68

1

€ 85,99

Totaal ex BTW

€ 548,35

€ 261,67

BTW 21%

€ 115,15

€ 55,02

Totaal incl. BTW

€ 663,50

€ 316,99 (Voetnoot 12)

Labelprinters:

De kosten van € 316,99 voor de labelprinters worden als kosten meegenomen in de berekening.

Adreslabels:

In de periode van 13 januari 2018 tot en met 7 januari 2019 werd voor € 663,50 aan labels gekocht bij [bedrijf 1] . Voor de periode van 1 januari 2016 tot en met december 2017 zal aan de hand daarvan een geschat bedrag van € 1.200,- worden aangehouden voor de kosten van adreslabels. Het totale bedrag van € 1.863,50 zal als kosten voor labels worden meegenomen in de berekening. (Voetnoot 13)

Verzendkosten wenskaarten

In aanvulling op de berekening van de politie is het hof – in lijn met de beslissing van de rechtbank - van oordeel dat de verzendkosten van de wenskaarten als kostenpost moeten worden betrokken in de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel. Uit het dossier valt op te maken dat door [verdachte] en [medeverdachte 4] op 13 september 2018 driekwart van een partij van 20.000 tot 25.000 stuks wenskaarten is aangekocht. (Voetnoot 14) Bij de betrokkenen zijn bij de doorzoekingen enkele duizenden wenskaarten aangetroffen. (Voetnoot 15) Het hof overweegt dat het aannemelijk is dat in ieder geval 10.000 wenskaarten zijn verstuurd tegen een bedrag van € 1,66 tot € 2,80 per verstuurde brief. Uitgaande van een gemiddelde van € 2,23 bedragen de verzendkosten € 22.300,-.

Belkosten

Ook is het hof in aanvulling op de berekening van de politie – in lijn met de beslissing van de rechtbank – van oordeel dat de belkosten moeten worden meegenomen in het totaal van gemaakte kosten. De betrokkenen hebben onderling veel telefonisch contact gehad, waarvoor zij kosten hebben gemaakt. (Voetnoot 16) Het hof acht het aannemelijk dat de betrokkenen minimaal € 20,- per maand aan belkosten hebben gehad. Gelet op de periodes van betrokkenheid van de verschillende betrokkenen wordt uitgegaan van een totaal aan belkosten op € 4.450,-. (Voetnoot 17)

Totale kosten

Soort kosten

Kosten

Overboekingen China

€ 23.923,82

Papier [bedrijf 1]

€ 5.599,06

Printer cartridges [bedrijf 1]

€ 29.118,62

Printer cartridges [bedrijf 2]

€ 336,83

Schakelaar/verdeler

€ 50,00

Printers

€ 960,00

Laptops

€ 1.000,00

Wenskaarten

€ 400,00

Labelprinters

€ 316,99

Adreslabels

€ 1.863,50

Verzendkosten wenskaarten

€ 22.300,00

Belkosten

€ 4.450,00

Totaal

€ 90.318,82

Wederrechtelijk verkregen voordeel (totaal)

Opbrengsten

Kosten

Verkregen voordeel (totaal)

€ 1.103.876,74

€ 90.318,82

€ 1.013.557,92

Het hof schat aldus het totale wederrechtelijk verkregen voordeel op het bedrag van

€ 1.013.557,92

Het aan [verdachte] toe te rekenen deel van dat voordeel

[verdachte] is door de rechtbank in de strafzaak onherroepelijk veroordeeld voor het tezamen met anderen in georganiseerd verband vervaardigen en in omloop brengen van valse bankbiljetten. Uit de bewijsmiddelen blijkt van een samenwerkingsverband tussen [medeverdachte 2] , [verdachte] , [medeverdachte 1] , [medeverdachte 3] , [medeverdachte 7] , [medeverdachte 4] , [medeverdachte 6] , [medeverdachte 5] en [medeverdachte 8] . Deze personen vormden de kern van het samenwerkingsverband. Naast deze genoemde personen komen er andere personen in het dossier voor. Het hof beschouwt deze andere personen – anders dan de rechtbank – als figuranten ten aanzien waarvan onvoldoende aanwijzingen voorhanden zijn dat zij hebben geprofiteerd van het wederrechtelijke verkregen voordeel dat aan de groep moet worden toegeschreven.

De Hoge Raad heeft in algemene zin geoordeeld dat gelet op de wetsgeschiedenis moet worden aangenomen dat, ook gelet op het reparatoire karakter van de ontnemingsmaatregel, bij de bepaling van het wederrechtelijk verkregen voordeel als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht dient te worden uitgegaan van het voordeel dat de betrokkene in de concrete omstandigheden van het geval daadwerkelijk heeft behaald. Er is in dat verband met het oog op medeplegen onder ogen gezien dat de rechter, in het geval er verscheidene daders zijn, niet altijd de omvang van dat voordeel van elk van die daders aanstonds zal kunnen vaststellen. In dat verband van medeplegen heeft de Hoge Raad overwogen dat de rechter op basis van alle hem bekende omstandigheden van het geval, zoals de rol die de onderscheiden daders hebben gespeeld en het aantreffen van het voordeel bij één of meer van hen, zal moeten bepalen welk deel van het totale voordeel aan elk van hen moet worden toegerekend. (Voetnoot 18) Wat betreft de mate van toerekening van het voordeel aan de betrokkene geldt niet de eis dat de daaraan ten grondslag liggende feiten en omstandigheden aan wettige bewijsmiddelen moeten zijn ontleend. Voldoende is dat die feiten en omstandigheden, zoals een bepaalde rolverdeling, uit het onderzoek op de terechtzitting zijn gebleken. (Voetnoot 19) De omstandigheden van het geval zijn in deze beslissend. Voor het antwoord op de vraag in hoeverre de rechter tot een nadere motivering van zijn oordeel is gehouden, komt bovendien gewicht toe aan de procesopstelling van de betrokkene. (Voetnoot 20)

[verdachte] en de meeste van zijn mededaders hebben geen inzicht gegeven in - dan wel hebben een in het licht van de bewijsmiddelen onaannemelijke verklaring afgelegd over - de verdeling van het uit het produceren en distribueren van valse bankbiljetten verkregen voordeel. Het is aannemelijk dat [verdachte] en zijn mededaders wederrechtelijk verkregen voordeel hebben genoten. Het hof acht evenwel niet aannemelijk dat [verdachte] en zijn mededaders de hiervoor berekende opbrengst evenredig hebben verdeeld.

Het hof komt op grond van de verklaring van [medeverdachte 1] tot de vaststelling dat aan hem een wederrechtelijk verkregen voordeel van € 6.820,- moet worden toegerekend. (Voetnoot 21) Dit bedrag zal van het totale bedrag aan wederrechtelijk verkregen voordeel worden afgetrokken.

Verder heeft het hof bij de vaststelling van het wederrechtelijk verkregen voordeel van [verdachte] en zijn overige mededaders gelet op de periode van betrokkenheid per betrokkene en ieders gebleken rol in de organisatie.

Periode van betrokkenheid

Betrokkenen

Betrokken vanaf

Betrokken tot

Aantal maanden

[medeverdachte 2]

15 januari 2016

30 januari 2019

36,5

[verdachte]

17 februari 2016

30 januari 2019

35,5

[medeverdachte 1]

30 november 2017

30 januari 2019

14

[medeverdachte 3]

17 maart 2016

30 januari 2019

34,5

[medeverdachte 6]

15 mei 2017

30 januari 2019

20,5

[medeverdachte 7]

11 februari 2018

30 januari 2019

11,5

[medeverdachte 8]

28 november 2016

30 januari 2019

26

[medeverdachte 4]

12 augustus 2017

30 januari 2019

17,5

[medeverdachte 5]

16 november 2016

30 januari 2019

26,5

Totaal

222,5

Rol in de organisatie

Het hof stelt vast dat [verdachte] deelnam aan de criminele organisatie door deze aan te sturen. Hij was nauw betrokken bij het productieproces. Hij voorzag de productielocatie van grondstoffen en distribueerde de biljetten binnen de organisatie. Hij hield toezicht op het in omloop brengen van de biljetten. Het hof gaat ervan uit dat hij vanwege zijn hoedanigheid als leidinggevende en sturende figuur binnen de organisatie een aanzienlijk groter voordeel uit de door de organisatie behaalde opbrengsten genoot dan andere deelnemers van de criminele organisatie. Voor wat betreft [medeverdachte 3] staat vast dat hij nauw betrokken was bij het productieproces. Hij voorzag de productielocatie van grondstoffen en hield zich intensief bezig met de kwaliteit van de geproduceerde en te produceren valse biljetten. Ook verkocht hij de biljetten. Ook ten aanzien van [medeverdachte 3] gaat het hof er vanwege zijn rol vanuit dat hij een substantieel groter voordeel uit de door de organisatie behaalde opbrengsten heeft genoten dan andere deelnemers van de criminele organisatie.

[medeverdachte 2] voorzag de productielocatie van grondstoffen. Hij deed inkopen in Nederland en China. [medeverdachte 2] beschikte daartoe over de nodige contacten in China. Van de overige betrokkenen [medeverdachte 8] , [medeverdachte 4] , [medeverdachte 7] en [medeverdachte 6] is gebleken dat zij hologrammen plakten op de valse bankbiljetten en deze verkochten, terwijl [medeverdachte 5] het plakken van hologrammen heeft gefaciliteerd door hologrammen aanwezig te hebben. Ook hield [medeverdachte 5] zich bezig met verzending van valse bankbiljetten. Het hof ziet ten aanzien van deze betrokkenen onvoldoende aanwijzingen waaruit zou blijken dat zij een groter aandeel uit de door de organisatie behaalde opbrengsten genoten dan andere deelnemers van de criminele organisatie.

Het hof waardeert de rollen van de betrokkenen, gelet op de aard en het gewicht van ieders rol ten opzichte van het geheel, voor wat betreft de toerekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel in de volgende verdeelsleutel:

Betrokkene

Verdeelsleutel

[verdachte]

3

[medeverdachte 3]

2

[medeverdachte 2]

1

[medeverdachte 5]

1

[medeverdachte 8]

1

[medeverdachte 4]

1

[medeverdachte 6]

1

[medeverdachte 7]

1

Totaal

11

Berekening wederrechtelijk verkregen voordeel [verdachte]

Het wederrechtelijk verkregen voordeel dat aan de groep wordt toegeschreven betreft

€ 1.013.557,92. Na aftrek van het bedrag dat aan [medeverdachte 1] moet worden toegerekend, resteert een bedrag van € 1.006.737,92. Het voordeel van de andere betrokkenen wordt vervolgens berekend aan de hand van het aantal maanden van betrokkenheid en de verdeelsleutel.

Betrokkenen

Aantal maanden

Verdeelsleutel

Aantal maanden x verdeelsleutel

voordeel per persoon: totale voordeel : 314 x (aantal maanden x verdeelsleutel) =

[verdachte]

35,5

3

106,5

€ 341. 457,29

[medeverdachte 3]

34,5

2

69

€ 221.225,85  (Voetnoot 22)

[medeverdachte 2]

36,5

1

36,5

€ 117.025,27

[medeverdachte 5]

26,5

1

26,5

€ 84.963,55

[medeverdachte 8]

26

1

26

€ 83.360,46  (Voetnoot 23)

[medeverdachte 6]

20,5

1

20,5

€ 65.726,52

[medeverdachte 4]

17,5

1

17,5

€ 56.108,01

[medeverdachte 7]

11,5

1

11,5

€ 36.870,97

Totaal

208,5

314

€1.006.737,92

Gelet op het voorgaande wordt het wederrechtelijk verkregen voordeel voor [verdachte] geschat op € 341.457,29.

De verplichting tot betaling aan de Staat

Op grond daarvan zal het hof de verplichting tot betaling aan de Staat stellen op voornoemd bedrag.

Gijzeling

Door de raadsvrouw is verzocht om de gijzeling op één dag te stellen, gelet op de persoonlijke omstandigheden van betrokkene. Het hof ziet hiervoor in de aangevoerde persoonlijke omstandigheden dan wel anderszins geen reden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.

Dit voorschrift is toegepast, zoals het gold ten tijde van de procedure.

Beslissing

BESLISSING

Het hof:

Vernietigt de beslissing waarvan beroep en doet opnieuw recht:

Stelt het bedrag waarop het door de betrokkene wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat vast op een bedrag van € 341.457,29 (driehonderd eenenveertigduizend vierhonderd zevenenvijftig euro en negenentwintig cent).

Legt de betrokkene de verplichting op tot betaling aan de Staat ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel van een bedrag van € 341.457,29 (driehonderd eenenveertigduizend vierhonderd zevenenvijftig euro en negenentwintig cent).

Bepaalt de duur van de gijzeling die ten hoogste kan worden gevorderd op 1080 dagen.

Aldus gewezen door

mr. H.J. Deuring, voorzitter,

mr. G.A. Versteeg en mr. M.B. de Wit, raadsheren,

in tegenwoordigheid van mr. M. Zevenhuizen, griffier,

en op 10 mei 2022 ter openbare terechtzitting uitgesproken.

Voetnoot

Voetnoot 1

Een (aanvullend) proces-verbaal van bevindingen d.d. 11 januari 2022 (proces-verbaalnummer 1021) (bevindt zich ‘los’ in het hofdossier, in het mapje aanvullende inhoudelijke stukken, opgemaakt ten tijde van hoger beroep)

Voetnoot 2

Financieel dossier p. 1988 en verder

Voetnoot 3

Financieel dossier, p. 1924

Voetnoot 4

Financieel dossier p. 1769, 1771 en 1773

Voetnoot 5

Financieel dossier p. 1841

Voetnoot 6

Financieel dossier p. 1879

Voetnoot 7

Financieel dossier p. 1880

Voetnoot 8

Financieel dossier p. 1885

Voetnoot 9

Financieel dossier p. 1885

Voetnoot 10

Financieel dossier p. 1886

Voetnoot 11

Financieel dossier p. 1887

Voetnoot 12

Financieel dossier p. 1887

Voetnoot 13

Financieel dossier p. 1888

Voetnoot 14

Procesdossier p. 344

Voetnoot 15

Procesdossier p. 1208, procesdossier p. 1882, 1883 en 1884, procesdossier p. 1710, procesdossier p. 2009-2010

Voetnoot 16

Procesdossier p. 324

Voetnoot 17

Zie voor de periodes van betrokkenheid de tabel op pagina 10 van dit arrest.

Voetnoot 18

HR 7 december 2004, ECLI:NL:HR:2004:AQ8489, NJ 2006/63

Voetnoot 19

HR 30 maart 2010, ECLI:NL:HR:2010:BK2142 en HR 29 september 2020, ECLI:NL:HR:2020:1515.

Voetnoot 20

HR 18 september 2018, ECLI:NL:HR:2018:1692, HR 9 december 2008, ECLI:NL:HR:2008:BG1667 en HR 20 april 2021, ECLI:NL:HR:2021:636

Voetnoot 21

Procesdossier p. 2321-2328 en p. 636

Voetnoot 22

[medeverdachte 3] is niet in hoger beroep gegaan. De beslissing in zijn ontnemingszaak is dus onherroepelijk. Het bedrag aan wederrechtelijk verkregen voordeel ten aanzien van zijn persoon betreft hier een fictief bedrag en dient slechts ten behoeve van de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel van de overige betrokkenen. Dit fictieve bedrag is hoger dan het door de rechtbank in zijn ontnemingszaak vastgestelde bedrag. Dit valt overigens in het voordeel uit van de overige betrokkenen.

Voetnoot 23

[medeverdachte 8] heeft zijn hoger beroep ingetrokken. De beslissing in zijn ontnemingszaak is dus onherroepelijk. Het bedrag aan wederrechtelijk verkregen voordeel ten aanzien van zijn persoon betreft hier een fictief bedrag en dient slechts ten behoeve van de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel van de overige betrokkenen. Dit fictieve bedrag is hoger dan het door de rechtbank in zijn ontnemingszaak vastgestelde bedrag. Dit valt overigens in het voordeel uit van de overige betrokkenen.