Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, hoger beroep strafrecht overig

ECLI:NL:GHARL:2024:7439

Op 3 December 2024 heeft de Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden een hoger beroep procedure behandeld op het gebied van strafrecht overig, wat onderdeel is van het strafrecht. Het zaaknummer is 21-000051-22, bekend onder identificatienummer ECLI:NL:GHARL:2024:7439. De plaats van zitting was Arnhem.

Soort procedure:
Rechtsgebied:
Zaaknummer(s):
21-000051-22
Datum uitspraak:
3 December 2024
Datum publicatie:
2 December 2024

Indicatie

Het hof legt aan de verdachte een taakstraf op van 40 uur voorwaardelijk met een proeftijd van één jaar, voor haar rol bij valsheid in geschrift bij het invullen van begeleidingsbrieven van het transport van afvalstoffen.

Uitspraak

Afdeling strafrecht

Parketnummer: 21-000051-22

Uitspraak d.d.: 3 december 2024

TEGENSPRAAK

Arrest van de economische kamer van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de economische kamer van de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Zwolle, van 23 december 2021 in de in eerste aanleg gevoegde strafzaken, parketnummers 84-246904-20 en 84-247070-20, tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1970,

wonende te [plaats] , [adres] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 19 november 2024 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.

Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd. Het hof heeft verder kennisgenomen van hetgeen door de verdachte naar voren is gebracht.

Ontvankelijkheid en omvang van het hoger beroep

De verdachte is door de economische kamer van de rechtbank Overijssel vrijgesproken van wat aan haar in de zaak met het parketnummer 84-247070-20 onder 1, 2 primair en 2 subsidiair is ten laste gelegd. Het hoger beroep is door de verdachte onbeperkt ingesteld en is dus mede gericht tegen de in eerste aanleg gegeven beslissing tot vrijspraak. Gelet op wat is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor de verdachte tegen deze beslissing geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte daarom niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep gegeven vrijspraak.

De verdachte is door de economische kamer van de rechtbank Overijssel ook vrijgesproken van feit 1 primair en subsidiair onder A en C van de zaak met het parketnummer 8424690420. Met de advocaatgeneraal en de verdachte leest het hof de tenlastelegging aldus dat de delicten van feit 1 primair en subsidiair onder A tot en met D van de zaak met het parketnummer 84-246904-20 cumulatief zijn ten laste gelegd. Het hof is van oordeel dat de beslissing ten aanzien van feit 1 onder A en C ook als een vrijspraak moet worden beschouwd waartegen voor de verdachte gelet op het bepaalde in artikel 404, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering geen hoger beroep openstaat. Het hof zal de verdachte daarom ook nietontvankelijk verklaren in het hoger beroep voor zover dat is gericht tegen dit onderdeel van het vonnis waarvan beroep.

Het vonnis waarvan beroep

De meervoudige economische kamer in de rechtbank Overijssel heeft de verdachte ter zake van medeplegen van valsheid in geschrift, begaan door een rechtspersoon, terwijl zij daaraan feitelijk leiding heeft gegeven, meermalen gepleegd, veroordeeld tot een taakstraf van 40 uren subsidiair 20 dagen hechtenis voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren.

Het hof zal het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen vernietigen omdat het tot een andere strafoplegging komt en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan de verdachte is, voor zover nog aan de orde in hoger beroep, tenlastegelegd dat:

Zaak met parketnummer 84-246904-20:

1. primairzij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 18 juni 2019 tot en met 8 november 2019, te [plaats] en/of te [plaats] , althans in de [gemeente] , in ieder geval in Nederland,

tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen 36, althans één of meer begeleidingsbrieven voor transport van afvalstoffen (zie proces-verbaal pagina 25), waaronder

B.

- een begeleidingsbrief van (landbouw)folie, [documentnummer] , d.d. 9-8-2019 (pagina 4 eerste aanvullende proces-verbaal), en/of

- een begeleidingsbrief van (landbouw)folie, [documentnummer] , d.d. 11-10-2019 (pagina 5 eerste aanvullende proces-verbaal), en/of

- een begeleidingsbrief van banden, [documentnummer] , d.d. 13-8-2019 (pagina 9 eerste aanvullende proces-verbaal), en/of

- een begeleidingsbrief van banden, [documentnummer] , d.d. 17-9-2019 (pagina 12 eerste aanvullende proces-verbaal), en/of

D.

- een begeleidingsbrief van bouw/sloop, [documentnummer] , d.d. 15-8-2019 (pagina 30 eerste aanvullende proces-verbaal),

zijnde (een) geschrift(en) dat/die bestemd was/waren om tot bewijs van enig feit te dienen, (telkens) valselijk heeft/hebben opgemaakt en/ofheeft/hebben vervalst en/of heeft/hebben doen opmaken en/of vervalsen,

bestaande die valsheid of vervalsing hierin dat:

B.

- de op deze begeleidingsbrieven genoemde afvalstof(fen), te weten (landbouw)folie en/of banden in werkelijkheid niet werd/werden afgegeven op de op die begeleidingsbrieven aangegeven bestemmingen, te weten [bedrijf] , [adres] [postcode] [plaats] , en/of

D.

- de op deze begeleidingsbrief genoemde afvalstoffen in werkelijkheid niet werd/werden afgegeven op de op die begeleidingsbrieven aangegeven bestemmingen, te weten de [bedrijf] , [adres] [postcode] [plaats] , en/of

- op deze begeleidingsbrief genoemde afvalstof(fen), te weten bouw en/of sloopafval, terwijl in werkelijkheid oude matrassen en/of ledikanten en/of lattenbodems en/of verpakkingsmateriaal, althans (een) andere afvalstof(fen) dan bouw en/of sloop afval, werd/werden ingenomen en/of vervoerd,

(telkens) met het oogmerk om het als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;

1. subsidiair[bedrijf] en/of [bedrijf] op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 18 juni 2019 tot en met 8 november 2019, te [plaats] en/of te [plaats] , althans in de [gemeente] , in ieder geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen 36, althans één of meer begeleidingsbrieven voor transport van afvalstoffen (zie proces-verbaal pagina 25), waaronder

B.

- een begeleidingsbrief van (landbouw)folie, [documentnummer] , d.d. 9-8-2019 (pagina 4 eerste aanvullende proces-verbaal), en/of

- een begeleidingsbrief van (landbouw)folie, [documentnummer] , d.d. 11-10-2019 (pagina 5 eerste aanvullende proces-verbaal), en/of

- een begeleidingsbrief van banden, [documentnummer] , d.d. 13-8-2019 (pagina 9 eerste aanvullende proces-verbaal), en/of

- een begeleidingsbrief van banden, [documentnummer] , d.d. 17-9-2019 (pagina 12 eerste aanvullende proces-verbaal), en/of

D.

- een begeleidingsbrief van bouw/sloop, [documentnummer] , d.d. 15-8-2019 (pagina 30 eerste aanvullende proces-verbaal),

zijnde (een) geschrift(en) dat/die bestemd was/waren om tot bewijs van enig feit te dienen,

(telkens) valselijk heeft/hebben opgemaakt en/of heeft/hebben vervalst en/of heeft/hebben doen opmaken en/of vervalsen,

bestaande die valsheid of vervalsing hierin dat:

B.

- de op deze begeleidingsbrieven genoemde afvalstof(fen), te weten (landbouw)folie en/of banden in werkelijkheid niet werd/werden afgegeven op de op die begeleidingsbrieven aangegeven bestemmingen, te weten [bedrijf] , [adres] [postcode] [plaats] , en/of

D.

- de op deze begeleidingsbrief genoemde afvalstoffen in werkelijkheid niet werd/werden afgegeven op de op die begeleidingsbrieven aangegeven bestemmingen, te weten de [bedrijf] , [adres] [postcode] [plaats] , en/of

- op deze begeleidingsbrief genoemde afvalstof(fen), te weten bouw en/of sloopafval, terwijl in werkelijkheid oude matrassen en/of ledikanten en/of lattenbodems en/of verpakkingsmateriaal, althans (een) andere afvalstof(fen) dan bouw en/of sloop afval, werd/werden ingenomen en/of vervoerd,

(telkens) met het oogmerk om het als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken,

tot het plegen van welk bovenomschreven strafba(a)r(e) feit(en) zij, verdachte en/of haar mededader(s) (telkens) opdracht heeft/hebben gegeven, dan wel aan welke verboden gedraging(en) zij, verdachte, en/of haar mededader(s) (telkens) feitelijk leiding heeft/hebben gegeven.

Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Het hof nummert de onder verschillende parketnummers ten laste gelegde feiten als volgt:

het onder parketnummer 84246904-20 tenlastegelegde als feit 1;

het onder parketnummer 84247070-20 tenlastegelegde als feiten 2 en 3.

Vrijspraak

Het hof heeft uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat de verdachte feit 1 primair onder B en D (het in de zaak met het parketnummer 84-246904-20 primair onder B en D tenlastegelegde) heeft begaan, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Overweging met betrekking tot het bewijs

Standpunt van de advocaat-generaal

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen.

Standpunt van de verdediging

De verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat er geen sprake van was dat de begeleidingsbrieven werden vervalst, gelet op het feit dat de afvalstoffen eerst naar [plaats] werden gereden. Vandaaruit gingen de afvalstoffen verder naar de uiteindelijke afnemer. Deze handelwijze werd gevolgd om de zakelijke belangen van [bedrijf] te beschermen.

De verdachte heeft daarnaast verklaard dat zij de begeleidingsbrieven niet zelf heeft opgesteld. Zij deed de administratie thuis voor [bedrijf] en de administratie voor [bedrijf] deed een medewerkster op kantoor.

Oordeel van het hof

Het hof is van oordeel dat het door de verdachte gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van feit 1 subsidiair onder B en D (het in de zaak met het parketnummer 84-246904-20 subsidiair onder B en D tenlastegelegde) wordt weersproken door de hierna volgende bewijsmiddelen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen. (Voetnoot 1)

Het hof kan zich vinden in de navolgende overwegingen van de rechtbank. Het hof neemt de overwegingen cursief over en zal deze waar nodig aanvullen. Waar ‘rechtbank’ staat, dient ‘hof’ te worden gelezen. Indien in de overwegingen van de rechtbank taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd.

De rechtbank is van oordeel dat in de functie van de begeleidingsbrieven besloten ligt dat dit geschriften zijn waaraan in het maatschappelijk verkeer betekenis voor het bewijs van enig feit pleegt te worden toegekend.

Verdachte heeft op de administratie de gegevens op de begeleidingsbrieven ingevuld.  (Voetnoot 2) Verdachte was verantwoordelijk voor de administratie van [bedrijf] en [bedrijf] Zij was daar werkzaam met twee anderen.  (Voetnoot 3)

De begeleidingsbrieven onder B

Op de begeleidingsbrief met documentnummer [documentnummer] is, anders dan de tenlastelegging vermeldt, als datum 5 augustus 2019 vermeld en niet 13 augustus 2019. Aangezien zowel het documentnummer als de verwijzing naar het paginanummer in het aanvullend dossier overeenkomen, kan het niet anders dan dat de opsteller van de tenlastelegging hier heeft bedoeld “5 augustus 2019”. De rechtbank zal de tenlastelegging aldus verbeterd lezen.

Op de begeleidingsbrief van folie van 9 augustus 2019 met documentnummer [documentnummer] , de begeleidingsbrief van folie van 11 oktober 2019 met documentnummer [documentnummer] , de begeleidingsbrief van banden van 5 augustus 2019 met documentnummer [documentnummer] en de begeleidingsbrief van banden van 17 september 2019 met documentnummer [documentnummer] staat steeds [bedrijf] , [adres] te [plaats] als locatie van bestemming vermeld. Dit geldt ook voor bijvoorbeeld de begeleidingsbrief van landbouwfolie van 19 augustus 2019 met documentnummer BD38119550.  (Voetnoot 4)

De vestiging aan de [adres] in [plaats] is echter al sinds 1 november 2018 gesloten en sindsdien worden daar geen afvalstoffen meer geaccepteerd.  (Voetnoot 5)

In het ambtelijk verslag van 18 december 2019 is een overzicht opgenomen van de onderzochte begeleidingsbrieven waarop door de verbalisanten vermoedelijk onjuiste gegevens zijn geconstateerd. Daarbij is een opsomming gegeven van - onder meer - vijf begeleidingsbrieven van (landbouw)folie en twaalf begeleidingsbrieven van banden, waaronder de in de tenlastelegging genoemde begeleidingsbrieven.  (Voetnoot 6) Aan verdachte zijn de vijf begeleidingsbrieven van (landbouw)folie en twee van de twaalf begeleidingsbrieven van banden getoond. Zij heeft daarop verklaard dat het afval niet naar de [adres] in [plaats] toegaat, maar gelijk naar de verwerker. Dit wordt zo gedaan om te voorkomen dat de afvalverwerker het rechtstreeks ophaalt bij de ontdoener.  (Voetnoot 7) Ook aan [naam] zijn de vijf begeleidingsbrieven en twee van de twaalf begeleidingsbrieven van banden getoond. Hij heeft daarop verklaard dat als volgt met de vrachtbrieven (de rechtbank begrijpt: begeleidingsbrieven) wordt omgegaan: de afvalstoffen worden bij de klant geladen, maar er wordt een vrachtbrief opgemaakt op de [adres] te [plaats] , terwijl de vracht direct doorgaat naar een ander afleveradres. Alles gaat rechtstreeks van de klant naar de afleveringsadressen. Dit wordt zo gedaan, zodat de klant niet kan zien waar zij het afval naartoe brengen. (Voetnoot 8)

De rechtbank stelt vast dat de huur van het terrein aan de [adres] te [plaats] op 24 juli 2018 is opgezegd met ingang van 31 oktober 2018, waarbij het gehuurde geheel ontruimd moest worden opgeleverd.  (Voetnoot 9) Per 1 november 2018 kon geen gebruik meer gemaakt worden van de vergunning.  (Voetnoot 10) Met ingang van 5 april 2019 is [bedrijf] eigenaar geworden van het terrein aan de [adres] te [plaats] .  (Voetnoot 11) De betreffende begeleidingsbrieven dateren van vier tot vijf maanden na de eigendomsoverdracht.

De verdachte heeft ter terechtzitting bij het hof verklaard dat de begeleidingsbrieven niet waren vervalst, omdat het afval wel degelijk eerst naar [plaats] werd vervoerd, voordat het naar de uiteindelijke bestemming ging. Het hof acht deze gang van zaken niet aannemelijk geworden, gelet op de eerdere verklaringen van verdachte en medeverdachte [naam] tegenover de verbalisanten waarin zij hebben uiteengezet dat het afval direct van de ontdoener naar de afnemer werd vervoerd om de ontdoener in het ongewisse te laten van de uiteindelijke afnemer. Ook is niet gebleken van begeleidingsbrieven met betrekking tot verder transport vanaf de locatie van [bedrijf] .

Daarbij acht het hof het redelijkerwijs uitgesloten dat er buiten medeweten van de eigenaar van het terrein, [bedrijf] , op het moment van het opmaken van de begeleidingsbrieven nog sprake was van een op deze locatie in werking zijnde en door [bedrijf] gedreven inrichting, alwaar de afvalstoffen naartoe konden worden verplaatst. De huur van het terrein aan de [adres] in [plaats] was op 24 juli 2018 met ingang van 31 oktober 2018 opgezegd, waarbij het gehuurde geheel ontruimd moest worden opgeleverd. Per 1 november 2018 kon de verdachte geen gebruik meer maken van de vergunning en met ingang van 5 april 2019 is [bedrijf] eigenaar geworden van het terrein aan de [adres] in [plaats] . De betreffende begeleidingsbrieven dateren van vier tot vijf maanden na de eigendomsoverdracht.

Het hof zal daarom aan het verweer voorbij gaan en stelt op grond van de hiervoor genoemde bewijsmiddelen vast dat in strijd met de waarheid op de onder B vermelde begeleidingsbrieven is vermeld dat de afvalstoffen naar de [adres] in [plaats] werden gebracht.

De begeleidingsbrief onder D

Op de begeleidingsbrief van bouw/sloopafval van 15 augustus 2019, met documentnummer [documentnummer] staat [bedrijf] , [adres] te [plaats] als locatie van bestemming vermeld.  (Voetnoot 12) Verdachte heeft hierover verklaard dat ook dit afval, anders dan de begeleidingsbrief vermeldt, rechtstreeks naar de verwerker is gegaan. Om bedrijfseconomische redenen worden de vrachtbrieven (de rechtbank begrijpt: begeleidingsbrieven) niet juist ingevuld.  (Voetnoot 13) Onder verwijzing naar hetgeen hierboven ten aanzien van de begeleidingsbrieven onder B is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat dan in strijd met de waarheid op de onder D vermelde begeleidingsbrief is vermeld dat de afvalstoffen naar de [adres] in [plaats] werden gebracht.

Op de betreffende begeleidingsbrief is als ontdoener [bedrijf] te [plaats] vermeld. Bij een bedrijfsbezoek op 10 mei 2019 heeft [naam] van [bedrijf] . verklaard dat vanaf het bedrijf geen bouw- en sloopafval wordt afgevoerd. Alle vrijkomende afvalstoffen worden door de heer [naam] in [plaats] opgehaald. Het gaat om rolcontainers met papier en kunststoffen en een af te sluiten container met matrassen, delen bedden etc.  (Voetnoot 14) Verdachte heeft in opdracht van [naam] op de begeleidingsbrieven vermeld dat het ging om bouw- en sloopafval.  (Voetnoot 15) Op grond hiervan acht de rechtbank eveneens wettig en overtuigend bewezen dat op de begeleidingsbrief in strijd met de waarheid is vermeld dat bouw- en/of sloopafval werd afgevoerd.

De rechtbank stelt vast dat de begeleidingsbrieven doelbewust valselijk werden opgemaakt om de zakelijke belangen van [bedrijf] en [bedrijf] te beschermen. De ontdoeners waren in de veronderstelling dat het afval naar de Milieustraat in [plaats] zou worden vervoerd. Op grond hiervan komt de rechtbank tot de conclusie dat verdachte het oogmerk had deze begeleidingsbrieven als echt en onvervalst te gebruiken.

Toerekening aan een rechtspersoon

De rechtbank stelt voorop dat een rechtspersoon als dader van een strafbaar feit kan worden aangemerkt indien de gedraging in redelijkheid aan de rechtspersoon kan worden toegerekend. Die toerekening is afhankelijk van de concrete omstandigheden van het geval, waartoe mede behoort de aard van de (verboden) gedraging. Een belangrijk oriëntatiepunt daarbij is of de gedraging heeft plaatsgevonden dan wel is verricht in de sfeer van de rechtspersoon. Een dergelijke gedraging kan in beginsel worden toegerekend aan de rechtspersoon. Van een gedraging in de sfeer van de rechtspersoon kan sprake zijn indien zich een of meer van de navolgende omstandigheden voordoen:

a. a) het gaat om een handelen of nalaten van iemand die hetzij uit hoofde van een dienstbetrekking hetzij uit anderen hoofde werkzaam is ten behoeve van de rechtspersoon, b) de gedraging past in de normale bedrijfsvoering of taakuitoefening van de rechtspersoon, c) de gedraging is de rechtspersoon dienstig geweest in het door hem uitgeoefende bedrijf of in diens taakuitoefening,

d) de rechtspersoon vermocht erover te beschikken of de gedraging al dan niet zou plaatsvinden en zodanig of vergelijkbaar gedrag werd blijkens de feitelijke gang van zaken door de rechtspersoon aanvaard of placht te worden aanvaard, waarbij onder bedoeld aanvaarden mede begrepen is het niet betrachten van de zorg die in redelijkheid van de rechtspersoon kon worden gevergd met het oog op de voorkoming van de gedraging.  (Voetnoot 16)

De rechtbank is van oordeel dat de verboden gedragingen aan [bedrijf] en [bedrijf] kunnen worden toegerekend.

Op de begeleidingsbrieven werd [bedrijf] als locatie van bestemming vermeld en [bedrijf] als vervoerder. De gedraging - het opstellen van begeleidingsbrieven voor het transport van afvalstoffen - past in de normale bedrijfsvoering van [bedrijf] en werd uitgevoerd door personen die werkzaam waren op en/of verantwoordelijk waren voor de gezamenlijke administratie van [bedrijf] en [bedrijf] Dat [verdachte] niet zelf maar het personeel de begeleidingsbrieven opstelde is dus niet van belang. Bovendien zijn de gedragingen de beide rechtspersonen dienstig geweest in het door hen uitgeoefende bedrijf, aangezien zij daarmee hun positie als tussenpersonen tussen de ontdoener en de afvalverwerker hebben veiliggesteld. Op grond van de verklaringen van verdachte en van [naam] stelt de rechtbank vast dat dit een vaste werkwijze binnen de bedrijven was. Blijkens de feitelijke gang van zaken werd het gedrag door de beide rechtspersonen aanvaard.

Feitelijke leidinggeven door verdachte

De rechtbank stelt voorop dat nadat is vastgesteld dat een verboden gedraging aan een rechtspersoon kan worden toegerekend, de vraag aan de orde komt of kan worden bewezen dat de verdachte daaraan feitelijke leiding heeft gegeven. Bij de beoordeling daarvan dient niet uitsluitend te worden betrokken de juridische positie, maar ook de feitelijke positie van de verdachte hij een rechtspersoon en het gedrag dat de verdachte heeft vertoond of nagelaten op grond waarvan hij geacht moet worden aan die verboden gedraging feitelijke leiding te hebben gegeven.

De rechtbank is van oordeel dat [naam] feitelijk leiding heeft gegeven aan de gedragingen van [bedrijf] en dat verdachte als feitelijk leidinggever van de gedragingen van [bedrijf] kan worden aangemerkt. [naam] is, via de holding [bedrijf] en de holding [bedrijf] , enig directeur en aandeelhouder van [bedrijf]  (Voetnoot 17) Uit voorgaande bewijsmiddelen blijkt dat hij het systeem heeft bedacht waarbij de daadwerkelijke bestemming of goederen niet op de begeleidingsbrief werden vermeld. Ook heeft hij daarover overleg gevoerd met het Landelijk Meldpunt Afvalstoffen.  (Voetnoot 18) Verdachte was de direct leidinggevende op de gezamenlijke administratie van [bedrijf] en [bedrijf]  (Voetnoot 19) Verdachte is, via de holding [bedrijf] , enig directeur en aandeelhouder van [bedrijf] Verdachte heeft verklaard dat zij de administratie van [bedrijf] doet.  (Voetnoot 20) Uit het voorgaande blijkt dat zij zich ervan bewust was dat de bestemming niet juist op de begeleidingsbrieven werd ingevuld.

Op grond van het voorgaande oordeelt de rechtbank dat sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en [naam] die in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering. Daarmee acht de rechtbank het tenlastegelegde medeplegen van feitelijk leidinggeven bewezen.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte feit 1 subsidiair onder B en D (het in de zaak met parketnummer 84-246904-20 subsidiair onder B en D tenlastegelegde) heeft begaan, met dien verstande dat:

Feit 1 subsidiair (het subsidiair tenlastegelegde in de zaak met het parketnummer 8424690420)

[bedrijf] en/of [bedrijf] op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 18 juni 2019 tot en met 8 november 2019, te [plaats] en/of te [plaats] , althans in de [gemeente] , in ieder geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen 36, althans één of meer begeleidingsbrieven voor transport van afvalstoffen (zie proces-verbaal pagina 25), waaronder

B.

- een begeleidingsbrief van (landbouw)folie, [documentnummer] , d.d. 9-8-2019 (pagina 4 eerste aanvullende proces-verbaal), en/of

- een begeleidingsbrief van (landbouw)folie, [documentnummer] , d.d. 11-10-2019 (pagina 5 eerste aanvullende proces-verbaal), en/of

- een begeleidingsbrief van banden, [documentnummer] , d.d. 5-8-2019 (pagina 9 eerste aanvullende proces-verbaal), en/of

- een begeleidingsbrief van banden, [documentnummer] , d.d. 17-9-2019 (pagina 12 eerste aanvullende proces-verbaal), en/of

D.

- een begeleidingsbrief van bouw/sloopafval, [documentnummer] , d.d. 15-8-2019 (pagina 30 eerste aanvullende proces-verbaal),

zijnde (een) geschrift(en) dat/die bestemd was/waren om tot bewijs van enig feit te dienen,

(telkens) valselijk heeft/hebben opgemaakt en/of heeft/hebben vervalst en/of heeft/hebben doen opmaken en/of vervalsen,

bestaande die valsheid of vervalsing hierin dat:

B.

- de op deze begeleidingsbrieven genoemde afvalstof(fen), te weten (landbouw)folie en/of banden in werkelijkheid niet werd/werden afgegeven op de op die begeleidingsbrieven aangegeven bestemmingen, te weten [bedrijf] , [adres] [postcode] [plaats] , en/of

D.

- de op deze begeleidingsbrief genoemde afvalstoffen in werkelijkheid niet werd/werden afgegeven op de op die begeleidingsbrieven aangegeven bestemmingen, te weten de [bedrijf] , [adres] [postcode] [plaats] , en/of

- op deze begeleidingsbrief werden genoemde de afvalstof(fen), te weten bouw- en/of sloopafval, terwijl in werkelijkheid oude matrassen en/of ledikanten en/of lattenbodems en/of verpakkingsmateriaal, althans (een) andere afvalstof(fen) dan bouw en/of sloopafval, werd/werden ingenomen en/of vervoerd,

(telkens) met het oogmerk om het als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken,

tot het plegen van welk bovenomschreven strafba(a)r(e) feit(en) zij, verdachte en/of haar mededader(s) (telkens) opdracht heeft/hebben gegeven, dan wel aan welke verboden gedraging(en) zij, verdachte, en/of haar mededader(s) (telkens) feitelijk leiding heeft/hebben gegeven.

Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:

Feit 1 subsidiair (het subsidiair tenlastegelegde in de zaak met het parketnummer 8424690420)

het misdrijf: Medeplegen van valsheid in geschrift, begaan door een rechtspersoon,

terwijl zij daaraan feitelijk leiding heeft gegeven, meermalen gepleegd.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof ook wat de strafoplegging betreft het vonnis waarvan beroep zal bevestigen.

De verdachte heeft aangegeven dat er geen begeleidingsbrieven zijn vervalst en dat zij daarom dient te worden vrijgesproken.

Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.

De verdachte heeft feitelijk leiding gegeven aan het opmaken van valse begeleidingsbrieven op de administratie van [bedrijf] en [bedrijf] . De verdachte voerde hiermee weliswaar een door haar echtgenoot [naam] bedachte handelwijze uit, maar zij is verantwoordelijk voor haar handelen en het handelen van de werknemers die onder haar leiding op de administratie werkten. Gelet op de verschillende verklaringen was het nietvermelden van de feitelijke eindbestemming een gebruikelijke en bewuste gang van zaken binnen de bedrijven.

Het hof rekent het de verdachte aan dat zij is overgegaan tot strafbaar handelen om de zakelijke belangen van de bedrijven van haar en haar echtgenoot te beschermen. De verdachte heeft op deze wijze misbruik gemaakt van het vertrouwen dat in het maatschappelijk en economisch verkeer heerst ten aanzien van schriftelijke stukken met een bewijsbestemming.

Uit het de verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie van 17 oktober 2024 is gebleken dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor vergelijkbare delicten. Het uittreksel vermeldt alleen een strafbeschikking voor een verkeersovertreding.

Gelet op bovengenoemde omstandigheden acht het hof oplegging van een taakstraf van 40 uren geheel voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren in beginsel passend.

Het hof constateert dat in hoger beroep sprake is geweest van een overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, EVRM. In de fase van het hoger beroep dient in een geval als dit het geding in beginsel binnen 24 maanden met een einduitspraak te zijn afgerond. Het hoger beroep is ingesteld op 5 januari 2022 en dit arrest wordt gewezen op 3 december 2024. Hierdoor is sprake van een overschrijding van de redelijke termijn met elf maanden. Het hof zal deze overschrijding verdisconteren in de duur van de proeftijd.

Rekening houdend met het voorgaande acht het hof passend en geboden aan de verdachte een geheel voorwaardelijke taakstraf van 40 uur met een proeftijd van één jaar op te leggen. De proeftijd dient daarbij om de verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 47, 57, 63 en 225 van het Wetboek van Strafrecht.

Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

Beslissing

BESLISSING

Het hof:

Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van feit 2 en feit 3 primair en subsidiair (het in de zaak met parketnummer 84-247070-20 onder 1, 2 primair en 2 subsidiair tenlastegelegde) en feit 1 primair en subsidiair onder A en C (het in de zaak met parketnummer 84-246904-20 primair en subsidiair onder A en C tenlastegelegde).

Vernietigt het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet in zoverre opnieuw recht:

Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 84-246904-20 subsidiair onder B en D tenlastegelegde heeft begaan.

Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.

Verklaart het onder 1 subsidiair onder B en D (in de zaak met parketnummer 84246904-20 subsidiair onder B en D) bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.

Veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 40 (veertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 20 (twintig) dagen hechtenis.

Bepaalt dat de taakstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd van 1 (één) jaar aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.

Aldus gewezen door

mr. N.C. van Lookeren Campagne, voorzitter,

mr. Th.C.M. Willemse en mr. O.F. Essens, raadsheren,

in tegenwoordigheid van mr. C.P. Keuker, griffier,

en op 3 december 2024 ter openbare terechtzitting uitgesproken.

Voetnoot

Voetnoot 1

Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de [omgevingsdienst] , Team Toezicht en Handhaving, van 18 december 2019, met nummer ODIJS18-12-2019. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt procesverbaal.

Voetnoot 2

Het proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] van 12 december 2019, pagina 350-352.

Voetnoot 3

Het proces-verbaal van de terechtzitting bij de meervoudige economische kamer van de rechtbank Overijssel van 2 december 2021.

Voetnoot 4

Begeleidingsbrieven van 9 augustus 2019, 11 oktober 2019, 5 augustus 2019 en 17 september 2019, pagina 4-6, 9 en 12 van het proces-verbaal van aanvulling van 2 juni 2020 (Zaak 3 procesverbaal ODIJS18122019 aanvulling).

Voetnoot 5

Het ambtelijk verslag van 18 december 2019, pagina 25.

Voetnoot 6

Het ambtelijk verslag van 18 december 2019, pagina 25, pagina 26, vierde, zesde en veertiende alinea en pagina 27, eerste en zevende alinea.

Voetnoot 7

Het proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] van 12 december 2019, pagina 350-351.

Voetnoot 8

Het proces-verbaal van verhoor verdachte [naam] van 12 december 2019, pagina 339-340.

Voetnoot 9

Brief van Te Biesebeek Advocaten aan [bedrijf] t.a.v. [naam] van 24 juli 2018, pagina 18 van het dossier van de politie, [politie-eenheid] , met proces-verbaalnummer PLO 100-2019303091-17 behorende bij zaak 2020008127 (Zaak 4 pv, 1e aanvulling).

Voetnoot 10

Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] van 27 juli 202, met proces-verbaalnummer PLO 100-2020008127-15 (Zaak 4 pv, 4e aanvulling), pagina 1.

Voetnoot 11

Het proces-verbaal van bevindingen van 6 mei 2020, pagina 1 van het dossier van de politie, [politie-eenheid] , met proces-verbaalnummer PLO 100-2019303091-17 behorende bij zaak 2020008127 (Zaak 4 pv, 1e aanvulling).

Voetnoot 12

Begeleidingsbrief van pagina 30 van het proces-verbaal van aanvulling van 2 juni 2020 (Zaak 3 pv ODIJS18-12-2019 aanvulling).

Voetnoot 13

Het proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] van 12 december 2019, pagina 352.

Voetnoot 14

Toezichtrapport [omgevingsdienst] , team Handhaving van 1 juni 2019, pagina 298-299.

Voetnoot 15

Het proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] van 12 december 2019, pagina 352.

Voetnoot 16

De criteria worden genoemd in o.a. Hoge Raad 26 april 2016, ECLI:NL:HR:2016:733.

Voetnoot 17

Uittreksel KvK [bedrijf] van 2 november 2018 en uittreksel KvK [bedrijf] van 2 november 2018, pagina 7 en 9 van het aanvullend proces-verbaal van de [Regionale Uitvoeringsdienst] van 16 april 2016 met nummer 013367.2020.29.01.098021 (Zaak 1, 1e aanvullend pv); Uittreksel KvK [bedrijf] van 16 december 2019, pagina 36-37 van het proces-verbaal van de [politie-eenheid] , met procesverbaalnummer PLO 100-2020008127 (Zaak 4 pv); Het proces-verbaal van de terechtzitting van 2 december 2021 bij de meervoudige economische kamer van de rechtbank Overijssel, inhoudende de verklaring van de verdachte.

Voetnoot 18

Het proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] van 12 december 2019, pagina 350 en het proces-verbaal van verhoor verdachte [naam] van 12 december 2019, pagina 339.

Voetnoot 19

Het proces-verbaal van de terechtzitting van 2 december 2021 bij de meervoudige economische kamer van de rechtbank Overijssel.

Voetnoot 20

Het proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] van 12 december 2019, pagina 348.