Uitspraak en verzet
1.1.
De Hoge Raad heeft op 26 juli 2023 een verzetschrift van belanghebbende ontvangen. Het verzet is gedaan tegen de uitspraak na vereenvoudigde behandeling van de enkelvoudige kamer van het Hof van 4 juli 2023, waarbij het hoger beroep niet-ontvankelijk is verklaard wegens het niet betalen van het verschuldigde griffierecht.
1.2.
De Hoge Raad heeft een kopie van het verzetschrift op 5 oktober 2023 doorgezonden naar het Hof, met het verzoek de behandeling ervan over te nemen. De kopie is op 6 oktober 2023 ingekomen. Het door de Hoge Raad op 8 augustus 2023 naar het Hof gezonden verzetschrift is niet bij het Hof aangekomen.
1.3.
Het verzet is mondeling behandeld ter zitting van 28 februari 2024, gehouden te Den Haag. [A] , de gemachtigde van belanghebbende, is verschenen. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt.
Feiten
2.1.
Op 25 februari 2023 is aan belanghebbende een nota griffierecht verzonden aan het adres van de gemachtigde: [A] , [postadres] .
2.2.
De gemachtigde heeft bij geprint e-mailbericht van 23 maart 2023, verzonden aan de Rechtbank Den Haag, een beroep op betalingsonmacht inzake griffierecht gedaan. De griffier van de Rechtbank Den Haag heeft de brief doorgezonden naar het Hof, waar deze op 27 maart 2023 is ontvangen. Belanghebbende voert in de brief aan dat zij zonder inkomsten is komen te zitten doordat de Autoriteit Financiële Markten op 14 september 2017 haar vergunning heeft ingetrokken, waarop verzekeraars de inkomsten en provisies van belanghebbende hebben bevroren. Verder wil de bank aan belanghebbende, mede vanwege het intrekken van haar vergunning, geen financiële middelen meer verschaffen.
2.3.
De betalingsherinnering ter zake van de nota griffierecht is op 27 maart 2023 per aangetekende post verzonden aan het voornoemde adres. Blijkens door de griffier bij PostNL ingewonnen en aan het dossier toegevoegde informatie is deze betalingsherinnering op 31 maart 2023 aan het voornoemde adres afgeleverd.
2.4.
Bij per aangetekende post verzonden brief van 27 maart 2023 heeft de griffier de gemachtigde verzocht om bescheiden (bijvoorbeeld een jaarrekening, bankafschriften en/of een accountantsverklaring) over te leggen waaruit blijkt dat belanghebbende niet in staat is het verschuldigde griffierecht te betalen. Daarnaast is verzocht om gegevens over te leggen waaruit blijkt dat de bestuurder(s), de (on)middellijk aandeelhouder(s) van belanghebbende en eventuele dochtermaatschappij(en) van belanghebbende niet in staat is/zijn de financiële middelen te verstrekken om het verschuldigde griffierecht te betalen. Deze gegevens en bescheiden dienden uiterlijk op 10 april 2023 binnen te zijn.
2.5.
Bij brief van 6 april 2023, ontvangen op 7 april 2023, heeft belanghebbende bescheiden toegezonden bestaande uit een beschikking ”Terugwenteling verlies” van 4 maart 2023 en een e-mailbericht van 14 september 2022 inzake een kennelijk eerder ingediend bezwaarschrift tegen de aan belanghebbende voor 2018 opgelegde aanslag in de vennootschapsbelasting. Ook is een betaalspecificatie van het UWV inzake een WAO-uitkering over de periode december 2022 en een rekeningoverzicht van de ABN AMRO Bank van de gemachtigde overgelegd. Uit informatie van de Kamer van Koophandel blijkt dat de gemachtigde bestuurder en enig aandeelhouder van belanghebbende is.
2.6.
Bij per aangetekende post verzonden brief van 12 april 2023 heeft de griffier aan de gemachtigde meegedeeld dat het beroep op betalingsonmacht is afgewezen omdat niet is voldaan aan het verzoek om de gevraagde gegevens en/of bescheiden te overleggen waaruit blijkt dat belanghebbende niet in staat is het verschuldigde griffierecht te betalen. In de brief is, voor zover van belang, het volgende vermeld:
"U heeft namens [belanghebbende] , belanghebbende, een beroep op betalingsonmacht inzake griffierecht gedaan. Naar aanleiding daarvan heb ik u verzocht uiterlijk 10 april 2023 bescheiden te overleggen waaruit blijkt dat belanghebbende niet in staat is het verschuldigde griffierecht te voldoen. Daarnaast heb ik u verzocht uiterlijk 10 april 2023 gegevens over te leggen waaruit blijkt dat de bestuurder(s), de (on)middellijk aandeelhouder(s) van belanghebbende en de eventuele dochtermaatschappij(en) van belanghebbende niet in staat is/zijn belanghebbende de financiële middelen te verstrekken om het verschuldigde griffierecht te betalen.
U heeft een beschikking “Terugwenteling verlies” en een e-mailbericht dat betrekking heeft op een bezwaarschrift voor de vennootschapsbelasting voor het jaar 2018 overgelegd. Uit deze bescheiden blijkt niet dat belanghebbende niet in staat is het verschuldigde griffierecht te betalen.
Ten overvloede: uit informatie van de Kamer van Koophandel blijkt dat u bestuurder en enig aandeelhouder van belanghebbende bent. U heeft een betaalspecificatie van het UWV overgelegd die ziet op een WAO-uitkering. Deze netto-uitkering, die betrekking heeft op de maand december 2022, is al toereikend om belanghebbende voldoende geld te verstrekken om het verschuldigde griffierecht te kunnen betalen. U heeft geen specificaties overgelegd die betrekking hebben op de periode van de dagtekening van de eerste nota inzake griffierecht tot en met de uiterste betaaldatum van de per aangetekende post verzonden herinnering. U heeft ook geen bescheiden overgelegd waaruit blijkt dat u niet beschikt over vermogen.
Daarom wijs ik het beroep op betalingsonmacht inzake griffierecht af. U krijgt geen gelegenheid tot aanvulling van de gegevens.
U ontvangt een nieuwe nota inzake griffierecht. U wordt verzocht het verschuldigde griffierecht binnen de op deze nota gestelde betalingstermijn te betalen. Het niet of niet op tijd betalen van het verschuldigde griffierecht kan ertoe leiden dat het Hof het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaart. Dat betekent dat het hoger beroep niet inhoudelijk wordt behandeld.
Een volgend beroep op betalingsonmacht inzake griffierecht in deze zaak zal niet in behandeling worden genomen."
2.7.
Met dagtekening 14 april 2023 is aan de gemachtigde per aangetekende post een nota voor het verschuldigde griffierecht verzonden. Deze nota vermeldt onder meer:
”Het in deze zaak gedane beroep op betalingsonmacht inzake griffierecht is afgewezen, daarom krijgt u hierbij nogmaals een nota. Het nog te betalen bedrag is € 548,00.
Er wordt u geen betalingsherinnering meer gestuurd.
Als het verschuldigde bedrag niet of niet tijdig is bijgeschreven, kan het (hoger) beroep niet-ontvankelijk worden verklaard, dat wil zeggen dat het (hoger) beroep niet inhoudelijk in behandeling wordt genomen.”
Deze nota griffierecht is blijkens door de griffier bij PostNL ingewonnen en aan het dossier toegevoegde informatie op 19 april 2023 afgehaald bij een PostNL-punt. De uiterste betaaldatum was 12 mei 2023.
2.8.
Bij brief van 11 mei 2023, ontvangen op 12 mei 2023, heeft de gemachtigde bezwaar gemaakt tegen de afwijzing van het beroep op betalingsonmacht voor betaling van het griffierecht en het beroep op betalingsonmacht voor betaling van het griffierecht herhaald. Het bezwaar en het beroep op betalingsonmacht zijn door het Hof niet in behandeling genomen.
2.9.
Uit de administratie blijkt dat het verschuldigde griffierecht ter zake van de indiening van het hoger beroep niet is voldaan.
Overwegingen
Beoordeling van het verzet
4.1.
Van de indiener van een hogerberoepschrift wordt een griffierecht geheven. De termijn voor de betaling van het griffierecht bedraagt vier weken. Deze termijn vangt aan met ingang van de dag na die van verzending van de nota griffierecht. Het hoger beroep wordt niet-ontvankelijk verklaard, indien het verschuldigde griffierecht niet binnen de daartoe gestelde termijn is bijgeschreven op de bankrekening die op de nota is vermeld of anderszins is betaald, tenzij redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.
4.2.
Vaststaat dat belanghebbende het in de nota inzake griffierecht van 14 april 2023 vermelde bedrag van € 548 niet heeft betaald.
4.3.
Belanghebbende stelt dat zij niet in staat is gesteld behoorlijk aan te tonen dat zij zich kon beroepen op betalingsonmacht inzake griffierecht. Deze stelling faalt omdat de nota van 25 februari 2023 onder meer vermeldt:
”Als u meent het griffierecht niet te kunnen betalen, kunt u een beroep doen op ‘betalingsonmacht’. Het verzoek om ontheffing van betaling van griffierecht moet u voor het einde van de op deze nota /in deze herinnering gestelde betalingstermijn indienen bij het gerecht waar u uw beroepschrift heeft ingediend.
Voor het aannemen van betalingsonmacht gelden wel criteria:[ ]het netto-inkomen van u en uw eventuele fiscale partner gezamenlijk is lager dan 95% van een maximale bijstandsuitkering van een alleenstaand[e] én u hebt beiden geen vermogen waaruit u het griffierecht kunt betalen.
Als u een beroep op betalingsonmacht doet en hiervoor een verzoek heeft ingediend, dan zendt de griffier u spoedig een brief waarin hij een aantal gegevens van u vraagt over uw inkomen en uw vermogen. Indien een eerder beroep op betalingsonmacht in deze zaak is afgewezen, kunt u hierop niet nogmaals een beroep doen.”
De herinneringsnota van 27 maart 2023 vermeldt exact dezelfde tekst en bij de aangetekende brief van 27 maart 2023 heeft de griffier de gemachtigde van belanghebbende verzocht om bescheiden (bijvoorbeeld een jaarrekening, bankafschriften en/of een accountantsverklaring) over te leggen waaruit blijkt dat belanghebbende niet in staat was het verschuldigde griffierecht te betalen. Daarnaast is verzocht om gegevens over te leggen waaruit blijkt dat de bestuurder(s), de (on)middellijk aandeelhouder(s) van belanghebbende en eventuele dochtermaatschappij(en) van belanghebbende niet in staat was/waren de financiële middelen te verstrekken om het verschuldigde griffierecht te betalen.
4.4.
De door belanghebbende aangevoerde omstandigheden met betrekking tot het niet betalen van het griffierecht zijn niet van dien aard dat redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat belanghebbende in verzuim is geweest. Gelet op de omstandigheid dat belanghebbende geen gegevens heeft overgelegd die zien op de periode waarover de hoogte van het inkomen en vermogen van belanghebbende en haar directeur-grootaandeelhouder (dga) in het kader van het gedane beroep op betalingsonmacht is beoordeeld, namelijk de periode nadat de griffier belanghebbende voor de eerste maal (25 februari 2023) op de verschuldigdheid van het griffierecht had gewezen tot en met de datum waarop het griffierecht uiterlijk op de rekening van het gerecht moest zijn bijgeschreven dan wel ter griffie moest zijn gestort (24 april 2023), leidt tot de conclusie dat het beroep op betalingsonmacht terecht is afgewezen en de griffier de heffing van het verschuldigde griffierecht terecht heeft voortgezet. De door de gemachtigde ter zitting overgelegde gegevens, ter zake waarvan hij heeft bevestigd dat die zien op 2019 en 2020, leiden niet tot een ander oordeel. Overigens is, gelet op zijn netto-inkomen in december 2022 (een WAO-uitkering waarvan niet aannemelijk is dat die is gestopt in de van belang zijnde periode), niet aannemelijk geworden dat de dga niet in staat was belanghebbende de financiële middelen te verstrekken om het verschuldigde griffierecht te betalen of namens belanghebbende te betalen.
4.5.
Uit het voorgaande volgt dat belanghebbende niet aannemelijk heeft gemaakt dat sprake is van betalingsonmacht met betrekking tot het in hoger beroep verschuldigde griffierecht. Nu ook overigens geen feiten en omstandigheden zijn gesteld of gebleken die de conclusie rechtvaardigen dat redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat belanghebbende in verzuim is geweest, is het hoger beroep terecht niet-ontvankelijk verklaard bij de in 1.1 vermelde uitspraak.
Beslissing
Beslissing
Het Gerechtshof verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is vastgesteld door P.J.J. Vonk, Chr.Th.P.M.Zandhuis en W.H.A. Kannekens, in tegenwoordigheid van de griffier L. van den Bogerd. De beslissing is op 19 maart 2024 in het openbaar uitgesproken.
Een afschrift van deze uitspraak is in Mijn Rechtspraak geplaatst. Indien u niet digitaal procedeert, is een afschrift aangetekend per post verzonden op:
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij
de Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raad www.hogeraad.nl.
Bepaalde personen die niet worden vertegenwoordigd door een gemachtigde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent, mogen per post beroep in cassatie instellen. Dit zijn natuurlijke personen en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Als zij geen gebruik willen maken van digitaal procederen kunnen deze personen het beroepschrift in cassatie sturen aan
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag.
Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie www.hogeraad.nl).
Bij het instellen van beroep in cassatie moet het volgende in acht worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak gevoegd;
2 - (alleen bij procederen op papier) het beroepschrift moet ondertekend zijn;
3 - het beroepschrift moet ten minste het volgende vermelden:
a. - de naam en het adres van de indiener;
b. - de dagtekening;
c. - de vermelding van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. - de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.