GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
Team Handelsrecht
zaaknummer 200.333.141/01
[XXX] Gears B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
appellante,
hierna aan te duiden als [appellante] ,
advocaat: mr. B. Vermue te Tilburg,
[---] Antriebstechnik GmbH,
gevestigd te [vestigingsplaats] , Duitsland,
geïntimeerde,
hierna aan te duiden als [geïntimeerde] ,
advocaat: mr. A.P. van Someren Gréve te Amsterdam,
op het bij exploot van dagvaarding van 8 augustus 2023 ingeleide hoger beroep van het vonnis van 31 mei 2023, hersteld bij vonnis van 19 juli 2023, door de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, gewezen tussen [appellante] als eiseres in de hoofdzaak, verweerster in het incident en [geïntimeerde] als gedaagde in de hoofdzaak, eiseres in het incident.
Overwegingen
Het geschil in hoger beroep
3.1.
[appellante] heeft [geïntimeerde] voor de rechtbank Zeeland-West-Brabant gedagvaard. [appellante] vordert in de hoofdzaak onder andere voor recht te verklaren dat [geïntimeerde] ter zake de overeenkomst die [appellante] voor CEMTEC uitvoert geen beroep op de projectbeschermingsbepaling en de schadebepaling toekomt, althans geen vorderingsrecht toekomt jegens [appellante] . [geïntimeerde] heeft in het incident betoogd dat niet de Nederlandse rechter, maar de Duitse rechter bevoegd is van de vordering in de hoofdzaak kennis te nemen en daarover te beslissen. De rechtbank heeft dat betoog van [geïntimeerde] gevolgd en zich in de hoofdzaak onbevoegd verklaard. Het hof moet in deze zaak nu de vraag beantwoorden of de Nederlandse rechter inderdaad onbevoegd is om van de vordering van [appellante] kennis te nemen en daarover te beslissen. Bij de beoordeling komt belangrijke betekenis toe aan de Verordening (EU) Nr. 1215/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (hierna: EEX-Vo herschikt).
3.2.1.
Het hof gaat bij de beoordeling uit van de volgende vaststaand feiten.
3.2.2.
[geïntimeerde] , gevestigd in Duitsland, ontwikkelt en bouwt industriële aandrijvingstechnologie. [appellante] , gevestigd in Nederland, ontwerpt en fabriceert onder andere speciale tandwielen en tandwielkasten voor grote installaties. Uralmashplant JSC (hierna: UJSC) is een Russische fabrikant van groot mijnbouwmaterieel, waaronder grote graafmachines voor open mijnbouw, steenbrekers en molens.
3.2.3.
UJSC was voornemens om twaalf ertskogelmolens te produceren voor plaatsing in
een mijnbouwinstallatie in Oezbekistan. UJSC is een private aanbestedingsprocedure gestart en heeft in dat kader [geïntimeerde] uitgenodigd een offerte uit te brengen voor de levering van
molenaandrijvingen inclusief tandwielen met dubbele rondsel. [geïntimeerde] heeft kort na de uitnodiging van UJSC aan [appellante] verzocht of [appellante] de benodigde tandwielen kon produceren en leveren. Vervolgens hebben daarover diverse besprekingen tussen partijen plaatsgehad.
3.2.4.
Op 16 juli 2021 heeft [appellante] twee offertes, genummerd [offerte 1] en [offerte 2] , aan [geïntimeerde] uitgebracht. Die offertes bevatten de volgende tekst:
“General conditions:
All tenders and contracts for the sale of products by us outside the Netherlands are governed by the ORGALIME General Conditions for the supply of mechanical, electrical and electronic products (S 2012) of March 2012 (as enclosed). However all disputes shall be finally settled under Dutch Law (no CISG) in a Dutch Court (no Arbitration).
Any other conditions are herewith explicitly rejected by us. Conditions of customer do not apply.”
3.2.5.
Vanwege de vrees van [geïntimeerde] dat [appellante] rechtstreeks met UJSC zaken zou gaan doen is op initiatief van [geïntimeerde] op 16 juli 2021 tussen [geïntimeerde] en [appellante] een Projektschutz- und Provisionsvereinbarung overeengekomen. Deze luidt als volgt:
Die Vertragsparteien zu 1.) und 2.) vereinbaren hiermit folgendes:
1. Projektschutz
Firma [XXX] Gears B.V. sichert der Firma [geïntimeerde] Antriebstechnik GmbH, sowie der GearTec AG und den dazugehörigen Tochterfirmen einen umfassenden Projektschutz in Bezug auf den folgenden Kunden und dem nachstehend genannten Projekt zu:
Kunde: Uralmashplant JSC, Pervoy Pyatiletki Sqr., 620012 Ekaterinburg, Russland
Projekt: Herstellung und Lieferung von 12 Stück Zahnkranzen (Modul 40; Zähnezahl 252;
Zahnbreite 1.060 mm; a=25º; ß=7º) und dazugehörigen Mühlenritzelwellen, sowie Peripherie für Erz-Kugelmühlen. Endbestimmungsort: Usbekistan
Dieser Projektschutz beinhaltet, dass Firma [XXX] Gears B.V. in keiner Weise versucht, ohne Einbeziehung und Absprache mit dem Vertragspartner zu 1.) bzgl. des aktuell in Vergabe befindlichen, oben genannten, Projekts direkt mit dem Kunden zu kommunizieren, Absprachen zu treffen oder Projekte eigenständig zu realisieren.
Dieser Projektschutz gilt ab dem 01.05.2021 bis zur vollständigen Umsetzung/Beendigung des Projekts.
2. Provisionsvereinbarung
Für den Fall, dass der Kunde Produkte/Bauteile gemäß den Angeboten [offerte 1] bzw. [offerte 2] direkt bei Firma [XXX] Gears B.V. bezieht, verpflichtet sich Firma [XXX] Gears B.V. dem Vertragspartner zu 1.) eine Provision in Höhe von 3% der jeweiligen Netto-Auftragssumme zu zahlen.
Provisionszahlungen von Firma [XXX] Gears B.V. an den Vertragspartner zu 1.) haben binnen 10 Tagen nach Erhalt der vollständigen Zahlung des Kunden an Firma [XXX] Gears B.V. zu erfolgen.
3.2.6.
[geïntimeerde] heeft aan UJSC haar offerte uitgebracht, met daarin opgenomen voormelde offertes met nummers [offerte 1] en [offerte 2] van [appellante] . UJSC heeft de opdracht niet aan [geïntimeerde] gegund.
3.2.7.
UJSC heeft de opdracht aan CEMTEC GmbH (hierna: CEMTEC), gevestigd in Oostenrijk, gegund. CEMTEC heeft vervolgens [appellante] gevraagd een offerte uit te brengen voor de productie en levering van onder andere tandwielen. Op 19 december 2021 heeft [appellante] een orderbevestiging aan CEMTEC gezonden. [appellante] heeft de order voor CEMTEC uitgevoerd.
3.2.8.
Op 25 februari 2022 heeft [geïntimeerde] [appellante] aangeschreven en aanspraak gemaakt op de in punt 2 van de Projektschutz- und Provisionsvereinbarung vermelde Provision.
De vorderingen van partijen en de uitspraak van de rechtbank
3.3.1.
In de onderhavige procedure vordert [appellante] in de hoofdzaak:
1. voor recht te verklaren dat [geïntimeerde] ter zake de overeenkomst die [appellante] voor CEMTEC uitvoert geen beroep toekomt op de projectbeschermingsbepaling en de schadebepaling, althans geen vorderingsrecht toekomt jegens [appellante] ;
2. [geïntimeerde] te veroordelen in - samengevat - de proceskosten, vermeerderd met wettelijke rente;
3. het vonnis te voorzien van een ‘certificaat betreffende een beslissing in burgerlijke en handelszaken' als bedoeld in artikel 53 EEX-Vo herschikt (Bijlage I bij EEX-Vo II).
3.3.2.
Aan deze vordering heeft [appellante] , kort samengevat, ten grondslag gelegd dat gegeven de uitleg van inhoud en strekking van de Projektschutz- und Provisionsvereinbarung van 16 juli 2021, [appellante] niet in strijd met de projectbeschermingsbepaling heeft gehandeld, zodat [geïntimeerde] geen vordering op haar heeft.
3.3.3.
[geïntimeerde] heeft in eerste aanleg geen conclusie van antwoord in de hoofdzaak genomen, maar een incidentele conclusie houdende exceptie van onbevoegdheid ingediend. Zij heeft in het incident gevorderd dat de rechtbank:
I. zich onbevoegd verklaart om van de vorderingen van [appellante] kennis te nemen, met
openstelling van tussentijds hoger beroep indien de rechtbank zich bevoegd mocht achten;
II. [appellante] veroordeelt in de (na)kosten van dit incident.
3.3.4.
[geïntimeerde] heeft aan haar incidentele vordering, samengevat, het volgende ten grondslag gelegd. Volgens de hoofdregel van artikel 4 lid 1 EEX-Vo herschikt is de rechter van de woonplaats van de gedaagde, [geïntimeerde] gevestigd in [plaats] , Duitsland, de rechter die bevoegd is van de vordering van [appellante] jegens [geïntimeerde] kennis te nemen en daarover te beslissen. Toepassing van artikel 7 lid 1 EEX-Vo herschikt leidt niet tot bevoegdheid van de Nederlandse rechter. De verbintenis die aan de eis ten grondslag ligt als bedoeld in dat artikel, is gelegen in de bemiddelingswerkzaamheden die [geïntimeerde] ten behoeve van [appellante] heeft uitgevoerd in Duitsland, zodat op die grond geen rechtsmacht toekomt aan de Nederlandse rechter. Alternatief c.q. subsidiair is de verbintenis die aan de eis ten grondslag ligt als bedoeld in artikel 7 lid 1 EEX-Vo herschikt volgens [geïntimeerde] de verbintenis om ‘niet te doen’ c.q. om niet de projectbeschermingsbepaling te overtreden. In het geval van een verbintenis ‘om niet te doen’ is artikel 7 lid 1 EEX-Vo herschikt niet van toepassing en kan de bevoegdheid slechts worden gebaseerd op de hoofdregel van artikel 4 EEX-Vo herschikt. Van een forumkeuzebeding als bedoeld in artikel 25 EEX-Vo herschikt dat de Nederlandse rechter aanwijst als de voor het geschil in kwestie bevoegde rechter, is tot slot geen sprake, aldus [geïntimeerde] .
3.4.
In het bestreden vonnis van 31 mei 2023, hersteld bij vonnis van 19 juli 2023, heeft de rechtbank de incidentele vordering van [geïntimeerde] toegewezen en zich in de hoofdzaak onbevoegd verklaard, met veroordeling van [appellante] in de kosten van het incident en van de hoofdzaak.
De procedure in hoger beroep; de grieven van [appellante]
3.5.
[appellante] heeft in hoger beroep vier genummerde grieven aangevoerd. [appellante] heeft geconcludeerd tot vernietiging van het beroepen vonnis en tot het alsnog toewijzen van haar vorderingen in de hoofdzaak, met veroordeling van [geïntimeerde] tot terugbetaling van hetgeen [appellante] op grond van het bestreden vonnis aan [geïntimeerde] heeft betaald en met veroordeling van [geïntimeerde] in de proceskosten, met rente.
3.6.
[geïntimeerde] heeft de grieven weersproken en het hof verzocht om voor het geval door het hof wel rechtsmacht wordt aangenomen, de zaak terug te wijzen naar de rechtbank en tussentijds cassatieberoep open te stellen tegen de uitspraak van het hof, ofwel, zo begrijpt het hof, als het hof de hoofdzaak aan zich houdt haar een termijn te gunnen voor inhoudelijk verweer in de hoofdzaak.
3.7.
[appellante] betoogt met haar grieven het volgende. Tussen [appellante] en [geïntimeerde] is sprake van een samenwerkingsovereenkomst. De kenmerkende prestatie op grond van die overeenkomst is de productie en levering van (onder andere) tandwielen. Productie en levering daarvan vinden plaats, althans hadden zullen plaatsvinden, in [plaats] , Nederland. Op grond van artikel 7 lid 1 EEX-Vo herschikt is om die reden de Nederlandse rechter bevoegd van de vordering van [appellante] kennis te nemen en daarop te beslissen. Subsidiair is de Nederlandse rechter bevoegd omdat tussen partijen op grond van de door [geïntimeerde] aanvaarde offertes van [appellante] het in die offertes vermelde forumkeuzebeding geldt. Dat forumkeuzebeding ziet op alle mogelijke geschillen tussen partijen en is ook van toepassing op geschillen op grond van de Projektschutz- und Provisionsvereinbarung. Die Projektschutz- und Provisionsvereinbarung is namelijk een onderdeel van de samenwerkingsovereenkomst tussen [appellante] en [geïntimeerde] en bevat bij de samenwerkingsovereenkomst behorende nevenverbintenissen. Ze heeft geen zelfstandige betekenis zonder de samenwerkingsovereenkomst. Van een dienstverleningsovereenkomst tussen [appellante] en [geïntimeerde] , zoals [geïntimeerde] aanvoert, waarbij de kenmerkende prestatie door [geïntimeerde] in Duitsland plaatsvindt, is geen sprake. Het in de Projektschutz- und Provisionsvereinbarung opgenomen verbod c.q. gebod ‘om niet te doen’ betreft niet de kenmerkende prestatie en zou, subsidiair, vanuit [plaats] , Nederland, worden overtreden, zodat op grond van artikel 7 lid 1 EEX-Vo herschikt de Nederlandse rechter bevoegd is, aldus [appellante] .
De beoordeling door het hof op grond van de EEX-Vo herschikt
3.8.
Het hof overweegt het volgende.
Artikel 4 EEX-Vo herschikt bevat de hoofdregel van de rechterlijke bevoegdheidsverdeling. Op grond van artikel 4 lid 1 EEX-Vo herschikt worden zij die woonplaats hebben op het grondgebied van een lidstaat, ongeacht hun nationaliteit, opgeroepen voor de gerechten van die lidstaat. Nu [geïntimeerde] door [appellante] wordt gedaagd en in Duitsland is gevestigd kan de Nederlandse rechter daaraan geen rechtsmacht ontlenen.
Artikel 7 lid 1 EEX-Vo herschikt bevat een aantal alternatieve bevoegdheidsgronden, op grond waarvan eiser, naar zijn keuze, verweerder in afwijking van de krachtens de hoofdregel bevoegde rechter mag oproepen voor de alternatief bevoegde rechter. Artikel 7 lid 1 EEX-Vo herschikt luidt:
Een persoon die woonplaats heeft op het grondgebied van een lidstaat, kan in een andere lidstaat voor de volgende gerechten worden opgeroepen:
1. a) ten aanzien van verbintenissen uit overeenkomst, voor het gerecht van de plaats waar de verbintenis die aan de eis ten grondslag ligt, is uitgevoerd of moet worden uitgevoerd;
b) voor de toepassing van deze bepaling is, tenzij anders is overeengekomen, de plaats van uitvoering van de verbintenis die aan de eis ten grondslag ligt:
- voor de koop en verkoop van roerende lichamelijke zaken, de plaats in een lidstaat waar de zaken volgens de overeenkomst geleverd werden of geleverd hadden moeten worden;
- voor de verstrekking van diensten, de plaats in een lidstaat waar de diensten volgens de overeenkomst verstrekt werden of verstrekt hadden moeten worden;
c) punt a) is van toepassing indien punt b) niet van toepassing is.
3.9.
De bevoegdheidsregels in artikel 7 EEX-Vo herschikt vormen een uitzondering op het algemene beginsel, neergelegd in artikel 4, dat de rechter van de lidstaat waar de verweerder woonplaats heeft, bevoegd is. Deze bevoegdheidsregels moeten restrictief worden uitgelegd, zo volgt onder andere uit HvJ EG 27 september 1988, 189/87, ECLI:EU:C:1988:459 (Kalfelis/Schröder).
3.10.
De vordering van [appellante] is gebaseerd op de tussen [appellante] en [geïntimeerde] gesloten overeenkomst. Uit artikel 7 lid 1 EEX-Vo herschikt volgt dat het hof allereerst dient te beoordelen welke verbintenis uit overeenkomst de verbintenis is ‘die aan de eis ten grondslag ligt’. De eis c.q. de vordering van [appellante] betreft een (negatieve) verklaring voor recht, inhoudende dat [geïntimeerde] jegens [appellante] geen vordering toekomt op grond van de Projektschutz- und Provisionsvereinbarung. Een negatieve verklaring voor recht valt in beginsel onder het toepassingsbereik van artikel 7 EEX-Vo herschikt. Dat volgt uit HvJ EU 25 oktober 2012, C-133/11, ECLI:EU:C:2012:664 (Folien Fischer/Ritrama): de bijzonderheid van een negatief declaratoire vordering bestaat erin dat de eiser wil doen vaststellen dat de voorwaarden voor de aansprakelijkheid waaraan de verweerder een recht op vergoeding zou ontlenen, niet zijn vervuld. In dat verband houdt een negatief declaratoire vordering dus een omkering van de traditionele procesverhoudingen bij een vordering uit overeenkomst in, aangezien de eiser de potentiële schuldenaar van een op wanprestatie gebaseerde vordering is, terwijl de verweerder de vermeende schuldeiser daarvan is. Die omkering van rollen sluit echter een negatief declaratoire vordering niet uit van de werkingssfeer van artikel 7 EEX-Vo herschikt.
3.11.
Het voorgaande brengt mee dat moet worden beoordeeld aan welke verbintenis [geïntimeerde] haar vorderingsrecht jegens [appellante] ontleent. [geïntimeerde] ontleent haar vorderingsrecht aan de Projektschutz- und Provisionsvereinbarung. Blijkens de gedingstukken en het besprokene ter zitting van het hof is de Projektschutz- und Provisionsvereinbarung tot stand gekomen uitsluitend door de uitwisseling van tekstversies via e-mail. Besprekingen tussen partijen over de inhoud ervan hebben niet plaatsgehad. Bij de uitleg van de Projektschutz- und Provisionsvereinbarung komt daarom belangrijke betekenis toe aan de bewoordingen ervan, zij het dat doorslaggevend blijft de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan de bepalingen mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. In de uitleg van het hof houden de bewoordingen dass [XXX] Gears B.V. in keiner Weise versucht, ohne Einbeziehung und Absprache mit dem Vertragspartner zu 1.) bzgl. des aktuell in Vergabe befindlichen, oben genannten, Projekts direkt mit dem Kunden zu kommunizieren, Absprachen zu treffen oder Projekte eigenständig zu realisieren, en Für den Fall, dass der Kunde Produkte/Bauteile gemäß den Angeboten [offerte 1] bzw. [offerte 2] direkt bei [XXX] Gears B.V. bezieht, verpflichtet sich [XXX] Gears B.V. dem Vertragspartner zu 1.) eine Provision in Höhe von 3% der jeweiligen Netto-Auftragssumme zu zahlen. uitsluitend een op [appellante] rustende verbintenis in ‘om niet te doen’, met een daaraan verbonden betalingsverplichting bij niet nakoming. Voor een van de bewoordingen afwijkende uitleg ontbreken feiten en omstandigheden die daartoe zouden kunnen leiden. Welke uitleg overigens aan de bewoordingen van de Projektschutz- und Provisionsvereinbarung moeten worden gegeven - met het oog op de vordering die [geïntimeerde] jegens [appellante] stelt te hebben - is in het kader van de beoordeling van de bevoegdheid op grond van EEX-Vo herschikt niet van belang en laat het hof onbesproken.
3.12.
[geïntimeerde] verwijt [appellante] dat [appellante] aan CEMTEC tandwielen c.a. heeft geleverd die bestemd waren voor UJSC, terwijl een dergelijke levering volgens [geïntimeerde] op grond van de Projektschutz- und Provisionsvereinbarung was verboden. Overtreding van dit verbod brengt volgens [geïntimeerde] voor [appellante] de verplichting mee een Provision aan [geïntimeerde] te betalen. Hieruit volgt dat de verbintenis waaraan [geïntimeerde] haar vordering ontleent de verbintenis is ‘om niet te doen’ dat wat de Projektschutz- und Provisionsvereinbarung verbiedt. Anders dan [geïntimeerde] betoogt is de in het kader van de beoordeling op grond van artikel 7 lid 1 EEX-Vo herschikt relevante verbintenis dus niet de verbintenis tot dienstverlening door [geïntimeerde] .
3.13.
Anders dan [appellante] aanvoert is de in het kader van de beoordeling op grond van artikel 7 lid 1 EEX-Vo herschikt relevante verbintenis ook niet de verbintenis tot productie en levering van tandwielen c.a. Dit standpunt van [appellante] berust op een onjuiste opvatting over de op grond van artikel 7 lid 1 EEX-Vo herschikt toe te passen beoordelingsmaatstaf.
3.14.
Uit het voorgaande volgt dat artikel 7 lid 1 EEX-Vo herschikt geen grond biedt de Nederlandse rechter alternatief bevoegd te achten. Afgezien van de hiervoor behandelde beroepen van [appellante] en [geïntimeerde] op artikel 7 lid 1 EEX-Vo herschikt geldt dat uit HvJ EG 19-02-2002, ECLI:EU:C:2002:99, (Besix/WABAG) volgt dat de bijzondere bevoegdheidsregel ten aanzien van verbintenissen uit overeenkomst van artikel 7 lid 1 EEX-Vo herschikt in het geheel niet van toepassing is in het geval waarin, zoals hier aan de orde, de plaats van uitvoering van de verbintenis die aan de eis te grondslag ligt niet kan worden bepaald omdat deze verbintenis een verbintenis betreft ‘om niet te doen’, zonder dat daarbij enige geografische beperking of aanduiding is opgenomen, en derhalve wordt gekarakteriseerd door een veelvoud van plaatsen waar zij is of moest worden uitgevoerd. In een dergelijk geval kan de bevoegdheid van de rechter enkel worden bepaald door toepassing van het algemene bevoegdheidscriterium van artikel 4 lid 1 EEX-Vo herschikt. Dit, tenzij tussen partijen een forumkeuzebeding geldt dat een andere rechter als de bevoegde rechter aanwijst.
3.15.
Aan de orde is daarom nu het beroep van [appellante] op een forumkeuzebeding waarin door partijen volgens [appellante] de Nederlandse rechter als bevoegde rechter is aangewezen voor het geschil in de hoofdzaak. Het hof herhaalt voor de leesbaarheid hetgeen door [appellante] is aangevoerd in 3.7. De Nederlandse rechter is bevoegd omdat tussen partijen op grond van de door [geïntimeerde] aanvaarde offertes van [appellante] het in die offertes vermelde forumkeuzebeding geldt. Dat forumkeuzebeding ziet op alle mogelijke geschillen tussen partijen en is ook van toepassing op geschillen op grond van de Projektschutz- und Provisionsvereinbarung. Die Projektschutz- und Provisionsvereinbarung is namelijk een onderdeel van de samenwerkingsovereenkomst tussen partijen en bevat bij de samenwerkingsovereenkomst behorende nevenverbintenissen. Ze heeft geen betekenis zonder de samenwerkingsovereenkomst. Het hof herhaalt voor de leesbaarheid ook het in 3.2.4. weergegeven beding waar [appellante] zich op beroept:
“General conditions:
All tenders and contracts for the sale of products by us outside the Netherlands are governed by the ORGALIME General Conditions for the supply of mechanical, electrical and electronic products (S 2012) of March 2012 (as enclosed). However all disputes shall be finally settled under Dutch Law (no CISG) in a Dutch Court (no Arbitration).”
3.16.
Artikel 25 lid 1 EEX-Vo herschikt luidt:
Indien de partijen, ongeacht hun woonplaats, een gerecht of de gerechten van een lidstaat hebben aangewezen voor de kennisneming van geschillen die naar aanleiding van een bepaalde rechtsbetrekking zijn ontstaan of zullen ontstaan, is dit gerecht of zijn de gerechten van die lidstaat bevoegd, tenzij de overeenkomst krachtens het recht van die lidstaat nietig is wat haar materiële geldigheid betreft. Deze bevoegdheid is exclusief, tenzij de partijen anders zijn overeengekomen. De overeenkomst tot aanwijzing van een bevoegd gerecht wordt gesloten:
a)
hetzij bij een schriftelijke overeenkomst of bij een schriftelijk bevestigde mondelinge overeenkomst;
b)
hetzij in een vorm die wordt toegelaten door de handelwijzen die tussen de partijen gebruikelijk zijn geworden;
c)
hetzij, in de internationale handel, in een vorm die overeenstemt met een gewoonte waarvan de partijen op de hoogte zijn of hadden behoren te zijn en die in de internationale handel algemeen bekend is en door partijen bij dergelijke overeenkomsten in de betrokken handelsbranche doorgaans in acht wordt genomen.
3.17.
Het hof stelt bij de beoordeling het volgende voorop. Een forumkeuzebeding moet op grond van artikel 25 lid 5 EEX-Vo herschikt autonoom en los van de overige inhoud van de overeenkomst worden beoordeeld. Uit artikel 25 lid 1 EEX-Vo herschikt volgt dat de forumkeuze betrekking moet hebben op geschillen die naar aanleiding van een bepaalde rechtsbetrekking tussen partijen zijn ontstaan of zullen ontstaan. Niet geldig is een forumkeuze die betrekking heeft op geschillen die uit welken hoofde dan ook tussen partijen zullen ontstaan. Het moet gaan om een voldoende bepaalde rechtsbetrekking tussen partijen, zo volgt uit HvJ EU 21 mei 2015, C-352/13, ECLI:EU:C:2015:335, NJ 2016/106 (Cartel Damages Claim/Akzo Nobel e.a.). De vraag op welke geschillen een forumkeuze betrekking heeft, dat wil zeggen de omvang en reikwijdte van de forumkeuze, betreft een vraag van uitleg van de forumkeuze. Zie bijvoorbeeld HvJ EG 3 juli 1997, C-269/95, ECLI:EU:C:1997:337, NJ 1999/681 (Benincasa/Dentalkit). Van belang is verder dat de forumkeuzeregeling van artikel 25 EEX-Vo herschikt een overeenkomst tussen partijen vereist, hetgeen betekent dat partijen daadwerkelijke wilsovereenstemming moeten hebben bereikt ten aanzien van de forumkeuze. Hiervoor dient onderzocht te worden of de forumkeuze daadwerkelijk het voorwerp is geweest van een wilsovereenstemming tussen partijen die duidelijk en nauwkeurig tot uiting komt, waarbij de vormvoorschriften in artikel 25 lid 1, aanhef en sub a-c EEX-Vo herschikt ten doel hebben te waarborgen dat de wilsovereenstemming tussen partijen inderdaad vaststaat. Zie onder andere HvJ EU 7 februari 2013, C-543/10, ECLI:EU:C:2013:62 (Refcomp/Axa) en HvJ EU 7 juli 2016, C-222/15, ECLI:EU:C:2016:525 (Höszig/Alstom Power).
3.18.
Het hof overweegt met inachtneming van het voorgaande het volgende. Het hof beoordeelt allereerst op basis van uitleg van het forumkeuzebeding op welke geschillen dit beding betrekking heeft. Gesteld noch gebleken is dat partijen hebben onderhandeld over de inhoud van het forumkeuzebeding. Uit de aanduiding ‘General conditions’ maakt het hof op dat het beding een door [appellante] veel gebruikt beding is waarvan de inhoud door haar is bepaald. Gelet hierop komt belangrijke betekenis toe aan de bewoordingen ervan, zij het dat doorslaggevend blijft de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan de bepalingen mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten.
3.19.
Aan de bewoordingen “All tenders and contracts for the sale of products by us outside the Netherlands are governed by the ORGALIME General Conditions for the supply of mechanical, electrical and electronic products (S 2012)” kan redelijkerwijs geen andere betekenis worden toegekend dan dat de ORGALIME voorwaarden van toepassing zijn op alle offertes en overeenkomsten met [appellante] betreffende de verkoop van producten van [appellante] buiten Nederland. Het beding bevat aansluitend aan deze bepaling de bewoordingen “However all disputes shall be finally settled under Dutch Law (no CISG) in a Dutch Court (no Arbitration)”. In de bewoordingen van het beding is geen nadere toelichting vermeld over de omvang en reikwijdte van de bewoordingen “all disputes”/alle geschillen. Omdat de desbetreffende zin direct aansluit op de verwijzing naar de toepasselijkheid van de ORALGIME voorwaarden kan aan de bewoordingen redelijkerwijs geen andere betekenis worden toegekend dan dat [appellante] in afwijking van artikel 24 van de ORALGIME voorwaarden (s 2012) geschillen over offertes en overeenkomsten met [appellante] betreffende de verkoop van producten van [appellante] buiten Nederland niet wenst te laten beslechten door middel van arbitrage door de Internationale Kamer van Koophandel, maar door de Nederlandse rechter. Voor de door [appellante] bepleite uitleg, inhoudende dat het forumkeuzebeding ook van toepassing is op geschillen op grond van de Projektschutz- und Provisionsvereinbarung bieden de bewoordingen van het beding geen steun en ontbreken ook overige feiten en omstandigheden die tot een dergelijke uitleg zouden kunnen leiden.
3.20.
Uit het voorgaande volgt dat artikel 25 lid 1 EEX-Vo herschikt geen grond biedt de Nederlandse rechter bevoegd te achten.
3.21.
De slotsom is dan dat de Nederlandse rechter niet bevoegd is van de vordering van [appellante] kennis te nemen en daarop te beslissen. De grieven van [appellante] slagen niet. Het bestreden vonnis wordt, zij het op enige andere gronden, bekrachtigd. De vordering van [appellante] tot terugbetaling van hetgeen zij op grond van het bestreden vonnis aan [geïntimeerde] heeft betaald is daarom niet toewijsbaar.
3.22.
[appellante] wordt als de in hoger beroep in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van [geïntimeerde] veroordeeld, vermeerderd met wettelijke rente en uitvoerbaar bij voorraad, zoals is gevorderd.
3.23.
De kosten voor de procedure in hoger beroep aan de zijde van [geïntimeerde] zullen vastgesteld worden op:
- Griffierechten € 783,-
- Salaris advocaat € 2.428,- (2 punt(en) x tarief II)
- Nakosten € 178,- (plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
bekrachtigt het bestreden vonnis van 31 mei 2023, hersteld bij vonnis van 19 juli 2023;
wijst af de vordering van [appellante] om [geïntimeerde] te veroordelen om binnen veertien dagen na dagtekening van het arrest € 598,00 terug te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 4 augustus 2023 tot de dag der algehele voldoening;
veroordeelt [appellante] in de proceskosten van het hoger beroep, en begroot die kosten tot op heden aan de zijde van [geïntimeerde] op € 783,- aan griffierecht en op € 2.428,-aan salaris advocaat, en voor wat betreft de nakosten op € 178,- indien geen betekening plaatsvindt, dan wel op € 270,- vermeerderd met de explootkosten indien niet binnen veertien dagen na de datum van dit arrest is voldaan aan de bij dit arrest uitgesproken veroordeling en betekening van dit arrest heeft plaatsgevonden en bepaalt dat de bedragen van € 783,- en € 2.428,- binnen veertien dagen na de dag van deze uitspraak en het bedrag van € 178,- binnen veertien dagen na de dag van deze uitspraak dan wel het bedrag van € 270,- vermeerderd met explootkosten binnen veertien dagen na de dag van betekening moeten zijn voldaan, bij gebreke waarvan deze bedragen worden vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW daarover vanaf het einde van voormelde termijn tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. P.W.A. van Geloven, F.C. Alink-Steinberg en S.M. Peek en is in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 11 juni 2024.