Hoge Raad, artikel 81 ro-zaken strafrecht overig

ECLI:NL:HR:2022:1428

Op 11 October 2022 heeft de Hoge Raad een artikel 81 ro-zaken procedure behandeld op het gebied van strafrecht overig, wat onderdeel is van het strafrecht. Het zaaknummer is 21/01648, bekend onder identificatienummer ECLI:NL:HR:2022:1428.

Soort procedure:
Instantie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer(s):
21/01648
Datum uitspraak:
11 October 2022
Datum publicatie:
11 October 2022

Indicatie

Schuldwitwassen van contant geldbedrag van € 800,- (art. 420quater.1.b Sr). 1. Bewijsklachten. 2. Kon hof bewezenverklaard feit kwalificeren als schuldwitwassen a.b.i. art. 420quater Sr?

HR: art. 81.1 RO.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN

STRAFKAMER

Nummer 21/01648

Datum 11 oktober 2022

ARREST

op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag van 8 april 2021, nummer 22-000428-20, in de strafzaak

tegen

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1999,

hierna: de verdachte.

Procesverloop

1
Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft M.G. Cantarella, advocaat te 's-Gravenhage, bij schriftuur cassatiemiddelen voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

De advocaat-generaal T.N.B.M. Spronken heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

Overwegingen

2
Beoordeling van de cassatiemiddelen

De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

Beslissing

3
Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.

Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren J.C.A.M. Claassens en C. Caminada, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 11 oktober 2022.