202306278/2/R1.
Datum beslissing: 31 oktober 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Beslissing op grond van artikel 8:29, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) in het geding tussen:
[appellant A] en [appellant B], beiden wonend in Sint-Maartensdijk, gemeente Tholen,
appellanten,
en
het college van burgemeester en wethouders van Tholen,
verweerder.
Procesverloop
[appellanten] hebben beroep ingesteld tegen het besluit van het college van 19 september 2023 waarbij hun bezwaar tegen het besluit van het college van 8 februari 2023 ongegrond is verklaard. In dat besluit heeft het college aan [appellanten] een last onder dwangsom opgelegd die ertoe strekt dat verscheidene overtredingen op het gebied van bodem en milieu op hun perceel aan de [locatie] in Sint-Maartensdijk ongedaan worden gemaakt.
ABN AMRO Hypotheken Groep B.V. heeft zich op grond van artikel 8:26 van de Awb aangemeld als partij in het geding. Zij heeft een eerste recht van hypotheek op het perceel. De Afdeling heeft ABN AMRO in de gelegenheid gesteld om als partij deel te nemen aan het geding. Vervolgens heeft ABN Amro verzocht om een afschrift van alle op de zaak betrekking hebbende stukken.
Het college heeft versies van een aantal gedingstukken met zwartgelakte passages toegezonden aan ABN AMRO en met verwijzing naar artikel 8:29 van de Awb de Afdeling medegedeeld dat ABN AMRO geen kennis mag nemen van de ongeschoonde versies van deze stukken.
ABN AMRO heeft gereageerd op dit verzoek.
Overwegingen
1. Het college heeft de Afdeling wegens het bestaan van gewichtige redenen verzocht te bepalen dat ABN AMRO geen kennis zal nemen van de ongeschoonde versies van een aantal stukken. Het gaat om deze stukken:
- de bestuurlijke rapportage van 10 augustus 2022;
- het besluit van 8 februari 2023;
- het bezwaarschrift van [appellanten];
- de reactie van het college op het bezwaarschrift;
- het besluit van 19 september 2023 inclusief het advies van de bezwaarschriftencommissie;
- het verslag van de hoorzitting van de bezwaarschriftencommissie inclusief spreekaantekeningen.
Het college heeft onder meer als reden aangevoerd dat anders de persoonlijke levenssfeer van [appellanten] onnodig wordt aangetast.
2. Gelet op artikel 8:29, derde lid, van de Awb beslist de Afdeling of de weigering dan wel beperking van de kennisneming van een stuk gerechtvaardigd is. Deze beslissing vergt een afweging van belangen. Enerzijds speelt hierbij het belang dat partijen gelijkelijk beschikken over de voor het beroep relevante informatie en het belang dat de bestuursrechter beschikt over alle informatie die nodig is om de zaak op een juiste en zorgvuldige wijze af te doen. Daartegenover staat dat de kennisneming door partijen van bepaalde gegevens het algemeen belang, het belang van één of meer partijen en/of het belang van derden onevenredig kan schaden.
3. De Afdeling acht het verzoek tot beperkte kennisneming gerechtvaardigd en wijst daarom het verzoek toe. De Afdeling heeft de zwartgelakte passages van de stukken gelezen en daarin staat informatie die de persoonlijke levenssfeer van [appellanten] betreft. Het belang bij bescherming van de persoonlijke levenssfeer van [appellanten] weegt zwaarder dan het belang dat ABN AMRO heeft bij kennisname van de ongeschoonde versies van de stukken. Daarbij neemt de Afdeling in aanmerking dat ABN AMRO geen appellante is in het geding en de in de geschoonde versie van de gedingstukken voldoende informatie is overgebleven voor ABN AMRO om voor haar belangen op te komen. De weggelakte passages zijn beperkt.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek toe.
Aldus vastgesteld door mr. E.J. Daalder, lid van de enkelvoudige geheimhoudingskamer, in tegenwoordigheid van mr. A.L. van Driel Kluit, griffier.
w.g. Daalder
lid van de enkelvoudige geheimhoudingskamer
w.g. Van Driel Kluit
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 31 oktober 2024
703