202406513/3/A3.
Datum beslissing: 8 november 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Beslissing op grond van artikel 8:29, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) in het hoger beroep van:
Korpschef van politie,
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 1 oktober 2024 in zaak nr. 23/5920 in het geding tussen:
[wederpartij]
en
de korpschef.
Procesverloop
De korpschef heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank van 1 oktober 2024 in zaak nr. 23/5920.
De korpschef heeft de vertrouwelijke versies van een aantal gedingstukken overgelegd en met verwijzing naar artikel 8:29 van de Awb medegedeeld dat uitsluitend de Afdeling kennis zal mogen nemen van deze stukken.
Het betreft twee mutatierapporten en twee documenten van de Justitiële Informatiedienst.
Overwegingen
1. De korpschef heeft de Afdeling wegens het bestaan van gewichtige redenen verzocht te bepalen dat alleen de Afdeling van de stukken kennis zal nemen. Volgens de korpschef zijn de gegevens vertrouwelijk van aard, omdat deze uit het politiesysteem Basisvoorziening Handhaving komen en politiegegevens zijn. Daarnaast zijn gegevens door de Justitiële Informatiedienst ter beschikking gesteld aan de korpschef. Het zijn grotendeels gegevens van anderen dan [wederpartij].
2. Gelet op artikel 8:29, derde lid, van de Awb beslist de Afdeling of de weigering dan wel beperking van de kennisneming van een stuk gerechtvaardigd is. Deze beslissing vergt een afweging van belangen. Enerzijds speelt hierbij het belang dat partijen gelijkelijk beschikken over de voor het hoger beroep relevante informatie en het belang dat de bestuursrechter beschikt over alle informatie die nodig is om de zaak op een juiste en zorgvuldige wijze af te doen. Daartegenover staat dat de kennisneming door partijen van bepaalde gegevens het algemeen belang, het belang van één of meer partijen en/of het belang van derden onevenredig kan schaden.
3. De Afdeling heeft kennisgenomen van de stukken. Zij begrijpt het verzoek van de korpschef zo dat ten aanzien van de mutatierapporten alleen wordt verzocht om beperking van kennisneming van de in die rapporten genoemde personen. [wederpartij] heeft de gelakte versies van deze rapporten ontvangen en kan zich daarmee in voldoende mate verweren tegen het besluit van de korpschef. Het belang van [wederpartij] van kennisneming van persoonsgegevens die zijn genoemd in de mutatierapporten weegt dan ook minder zwaar dan het belang van eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer. Beperking van de kennisneming van die gegevens is dan ook gerechtvaardigd.
4. Ten aanzien van de uittreksels die zijn verstrekt door de Justitiële Informatiedienst is de Afdeling van oordeel dat beperking van kennisname van die gegevens in zijn geheel gerechtvaardigd is. Het gaat om strafrechtelijke gegevens van derden. Het belang van eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer weegt zwaarder dan het belang dat [wederpartij] heeft bij kennisname daarvan.
5. De Afdeling acht daarom het verzoek tot beperkte kennisneming gerechtvaardigd.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek toe.
Aldus vastgesteld door mr. N.H. van den Biggelaar, lid van de enkelvoudige geheimhoudingskamer, in tegenwoordigheid van mr. S.R. Renkema, griffier.
w.g. Biggelaar
lid van de enkelvoudige geheimhoudingskamer
w.g. Renkema
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 8 november 2024