202400095/1/R3.
Datum uitspraak: 5 februari 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant A] en [appellant B], beiden wonend in Oldenzaal,
appellanten,
en
de raad van de gemeente Oldenzaal,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 30 oktober 2023 heeft de raad het bestemmingsplan "Loweg-Oude Ootmarsumsestraat" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [appellant A] en [appellant B] beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 2 december 2024, waar [appellant A] en [appellant B] en de raad, vertegenwoordigd door mr. N. Latka, zijn verschenen. Voorts zijn ter zitting [partij A] en [partij B] als partij gehoord.
Overwegingen
Overgangsrecht inwerkingtreding Omgevingswet
1. Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Invoeringswet Omgevingswet in werking getreden. Op grond van artikel 4.6, derde lid, van de Invoeringswet Omgevingswet blijft op een beroep tegen een besluit tot vaststelling van een bestemmingsplan waarvan het ontwerp vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Omgevingswet ter inzage is gelegd het recht zoals dat gold onmiddellijk vóór dat tijdstip van toepassing tot het bestemmingsplan onherroepelijk is.
Het ontwerpplan is op 22 februari 2023 ter inzage gelegd. Dat betekent dat op deze beroepsprocedure het recht, waaronder de Wet ruimtelijke ordening, zoals dat gold vóór 1 januari 2024 van toepassing blijft.
Inleiding
2. Bij besluit van 30 oktober 2023 heeft de raad het bestemmingsplan "Loweg-Oude Ootmarsumsestraat" vastgesteld. Met het vastgestelde bestemmingsplan beoogt de raad een voormalig bedrijfsperceel, dat sinds 2016 braak ligt, in te richten als een groen terrein. Aan de gronden van dat terrein is de bestemming "Bos" toegekend. Daarnaast wordt een aantal nabijgelegen woonpercelen vergroot doordat een woonbestemming is toegekend aan strook grond die grenst aan die percelen. Daarmee beoogt de raad de actuele feitelijke situatie planologisch vast te leggen.
[appellant A] en [appellant B] wonen in het plangebied, aan de [locatie 1] respectievelijk [locatie 2], en kunnen zich niet verenigen met het bestemmingsplan.
3. Het wettelijk kader is opgenomen in de bijlage. Deze bijlage maakt deel uit van deze uitspraak.
Toetsingskader
4. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet de raad bestemmingen aanwijzen en regels geven die de raad uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De raad heeft daarbij beleidsruimte en moet de betrokken belangen afwegen. De Afdeling oordeelt niet zelf of het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. De Afdeling beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan in overeenstemming is met het recht. Daarbij kan aan de orde komen of de nadelige gevolgen van het plan onevenredig zijn in verhouding tot de met het plan te dienen doelen.
Gronden van het beroep
Bestemming "Bos"
5. [appellant A] en [appellant B] kunnen zich niet verenigen met de bij de bestemming "Bos" behorende planregels. In de planregels zou duidelijk geformuleerd moeten worden dat de gronden met de bestemming "Bos" bestemd zijn voor het plaatsen van bomen en dat bouwwerken op deze gronden niet thuishoren. Volgens [appellant A] en [appellant B] is de maximale bouwhoogte van 1,5 m, die volgens artikel 3.2 van de planregels is toegestaan, te hoog voor een bos. Daarnaast stellen zij ook dat het voornemen van de raad om langs de gronden met de bestemming "Bos" een hek te plaatsen in strijd met de structuurvisie van de gemeente Oldenzaal is, omdat daarin wordt genoemd dat er een natuurlijke aansluiting tussen woonwijken en het omringende landschap moet zijn.
5.1. Naar het oordeel van de Afdeling komt in de bestemmingsomschrijving in artikel 3.1 van de planregels duidelijk naar voren welke vormen van gebruik op de gronden met de bestemming "Bos" toegestaan zijn. Artikel 3.2 van de planregels bepaalt dat op deze gronden enkel ten dienste van de bestemming bouwwerken met een maximale hoogte van 1,5 m mogen worden gebouwd. Daarnaast voorziet artikel 3.3.1 van de planregels in een vergunningplicht voor verschillende activiteiten, waaronder het vellen en rooien van bomen en andere houtopstanden.
5.2. Verder is er naar het oordeel van de Afdeling geen sprake van strijd met de structuurvisie, omdat de passage uit de structuurvisie waar [appellant A] en [appellant B] naar verwijzen alleen van toepassing is op de groene lobben die de gemeente Oldenzaal heeft aangewezen. De gronden met de bestemming "Bos" zijn geen onderdeel van deze groene lobben.
Daarnaast heeft de raad toegelicht dat hij het noodzakelijk acht om planologisch mogelijk te maken dat er ter bescherming van het bos een hek kan worden geplaatst. Daarmee wil de raad voorkomen dat het bos net als eerder de houtwal door de bewoners van de aangrenzende percelen illegaal als opslagplaats zal worden gebruikt. Naar het oordeel van de Afdeling heeft de raad hiermee toereikend gemotiveerd waarom hij het noodzakelijk acht om op gronden met de bestemming "Bos" bebouwing tot een hoogte van 1,5 m toe te laten.
Het betoog slaagt niet.
Bestemming "Wonen"
- noodzaak bestemming "Wonen"
6. Allereerst betogen [appellant A] en [appellant B] dat het vaststellen van een nieuw bestemmingsplan voor de gronden waarvoor de bestemming "Agrarisch - Landschappelijke waarde" gold, niet nodig is. Het is alleen nodig om voor het voormalige bedrijfsperceel een nieuw bestemmingsplan vast te stellen.
6.1. De raad stelt zich op het standpunt dat het wel nodig is om voor deze gronden een nieuw bestemmingsplan vast te stellen, omdat het plan het gebruik van de bestaande houtwal voor wonen door de bewoners van de aangrenzende gronden toestaat. Volgens de raad hadden toezichthouders van de gemeente Oldenzaal geconstateerd dat de houtwal illegaal voor opslag wordt gebruikt. De houtwal is inmiddels verkocht aan verschillende bewoners van aangrenzende woonpercelen, op voorwaarde dat de gemeente aan de gronden een woonbestemming zou toekennen.
Daarnaast stelt de raad dat er al in 1986 een omgevingsvergunning voor de bouw van een garage op het perceel Oude Ootmarsumsetraat 12 is verleend, maar dat deze legale situatie tot op heden nog niet in het bestemmingsplan was opgenomen.
6.2. [appellant A] en [appellant B] hebben niet betwist dat de door hen bedoelde gronden niet langer in gebruik waren als agrarische gronden, maar voor wonen. De Afdeling ziet daarom geen aanleiding voor het oordeel dat de motivering waarom de raad voor deze gronden een nieuwe bestemming nodig vindt, niet toereikend is.
Het betoog slaagt niet.
- houtwal
7. [appellant A] en [appellant B] betogen dat de raad niet de bestemming "Wonen" had mogen toekennen aan die gronden waarvoor de bestemming "Agrarisch - Landschappelijke waarde" gold, omdat dit leidt tot aantasting van de houtwal die nodig is voor afscherming van de bedrijfsactiviteiten.
7.1. De Afdeling stelt vast dat aan een groot deel van de gronden waarvoor eerst een bedrijfsbestemming gold de bestemming "Bos" is toegekend. Deze gronden liggen tussen de gronden met de bestemming "Wonen" en gronden die nog wel een bedrijfsbestemming hebben, waar ten tijde van de vaststelling van het bestemmingsplan een autorecyclingbedrijf was gevestigd. De raad heeft toegelicht dat de houtwal bedoeld was om de bestaande bedrijfsfunctie landschappelijk in te passen, maar inmiddels niet meer nodig is. In wat [appellant A] en [appellant B] hebben aangevoerd, ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat het behoud van de houtwal desondanks wel nodig is.
Het betoog slaagt niet.
- aantasting uitzicht
8. [appellant A] en [appellant B] betogen dat de grens van het bestemmingsvlak van de bestemming "Wonen" aan de achterzijde van de woningen evenwijdig moet zijn aan de grens van het bestemmingsvlak aan de voorzijde van de woningen. Hiertoe voeren zij aan dat zij vrezen voor een grotere aantasting van hun uitzicht, doordat het op aangrenzende percelen met een langer bestemmingsvlak van de bestemming "Wonen" toegestaan is om verder achterop het perceel te bouwen. De bestemming "Agrarisch- landschappelijke waarde" moet voor die gronden behouden blijven.
8.1. De Afdeling stelt vast dat dit betoog betrekking heeft op gronden achter de woningen aan de Oude Ootmarsumsestraat 10 en 12. In het hiervoor geldende bestemmingsplan rustte op die gronden de bestemming "Agrarisch-landschappelijke waarde", op grond waarvan geen bebouwing was toegestaan.
In het algemeen kunnen aan een geldend bestemmingsplan geen blijvende rechten worden ontleend. De raad kan op grond van gewijzigde planologische inzichten en na afweging van alle betrokken belangen andere bestemmingen en regels voor gronden vaststellen. Hieruit volgt dat [appellant A] en [appellant B] of andere omwonenden geen aanspraak kunnen maken op een blijvend vrij uitzicht vanuit de woning, ook niet als het vorige bestemmingsplan daar geen bebouwing toestond.
Tussen de woonpercelen van [appellant A] en [appellant B] en de percelen Oude Ootmarsumsestraat 10 en 12 bevinden zich nog verschillende percelen, waardoor eventuele bebouwing achterop de percelen Oude Ootmarsumsestraat 10 en 12 het uitzicht vanuit de woningen van [appellant A] en [appellant B] slechts in geringe mate kan beperken. De Afdeling is daarom van oordeel dat de raad zich op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan op dit punt niet leidt tot een onaanvaardbare aantasting van hun uitzicht.
Het betoog slaagt niet.
- evidente privaatrechtelijke belemmering
9. [appellant A] en [appellant B] betogen dat er sprake is van een evident privaatrechtelijke belemmering, die aan de vaststelling van het bestemmingsplan in de weg staat. Hiertoe voeren zij aan dat de raad in strijd met een verkoopakte met een kettingbeding handelt, omdat de raad de bestemming "Wonen" toekent aan gronden waar het op grond van een verkoopakte met kettingbeding volgens [appellant A] en [appellant B] verplicht is om de groenstrook te handhaven. Zij hebben daartoe een overeenkomst van 31 oktober 2014 overgelegd over de verkoop van het perceel Oude Ootmarsumsestraat 12. Deze bevat een plicht tot instandhouding van beplanting die op een specifiek aangewezen strook van het perceel aanwezig is.
9.1. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen, bestaat voor het oordeel van de bestuursrechter dat een privaatrechtelijke belemmering aan de vaststelling van een bestemmingsplan in de weg staat, alleen aanleiding wanneer deze een evident karakter heeft. De burgerlijke rechter is namelijk de eerst aangewezene om de vraag te beantwoorden of een privaatrechtelijke belemmering in de weg staat aan de uitvoering van een activiteit, waarbij de bewijslast wordt beheerst door de in die procedure geldende regels. De Afdeling verwijst naar haar uitspraak van 30 januari 2013, ECLI:NL:RVS:2013:BY9957.
Volgens de bestemmingsomschrijving behorend bij de bestemming "Wonen", neergelegd in artikel 4.1 van de planregels, zijn de gronden met die bestemming ook bestemd voor tuinen. De strook kan met behoud van de beplanting als tuin en daarmee in overeenstemming met de bestemming "Wonen" worden gebruikt. Gelet op het voorgaande is de Afdeling van oordeel dat de raad zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat er geen zo duidelijke privaatrechtelijke belemmering is dat verwezenlijking van het plan niet mogelijk is.
Het betoog slaagt niet.
- maximale inhoud woningen
10. [appellant A] en [appellant B] betogen dat het bestemmingsplan op gronden met de bestemming "Wonen" te grote woningen toestaat. Hiertoe voeren zij aan dat op grond van artikel 4.2.2, onder c, van de planregels woningen met een maximale inhoud van 1.000 m3 zijn toegestaan, terwijl de bestaande woningen volgens hen een maximale inhoud van 750 m3 hebben. Daarnaast is het volgens [appellant A] en [appellant B] oneerlijk dat op hun percelen andere regels gelden dan op de percelen van de overburen.
10.1. Zoals de raad heeft toegelicht, neemt de maximaal toegestane inhoud van woningen onder het nieuwe bestemmingsplan weinig toe ten opzichte van de maximale mogelijkheden onder het hiervoor geldende bestemmingsplan. Weliswaar stond artikel 30.2.1, onder d, van de regels van het hiervoor geldende bestemmingsplan slechts woonhuizen met een maximale inhoud van 750 m3 toe, maar artikel 30.2.2 van de regels van dat bestemmingsplan maakte ook nog aanbouwen, uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen met een maximale oppervlakte van 50 m2 en een goothoogte van maximaal 3 m mogelijk. Daarnaast was het ook toegestaan om de aan- en uitbouwen van een kapvorm te voorzien, waardoor de maximale inhoud van de woningen onder dat bestemmingsplan ook bijna 1.000 m3 kon bedragen. Anders dan waar [appellant A] en [appellant B] vanuit gaan, is de maximale inhoud van 1.000 m3 in artikel 4.2.2, onder c, van de regels van het nieuwe bestemmingsplan niet alleen op woonhuizen van toepassing, maar ook op de daarbij behorende aanbouwen, uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen, niet zijnde overkappingen.
Verder heeft de raad toegelicht dat de regels behorend bij de bestemming "Wonen" in het nieuwe bestemmingsplan in overeenstemming zijn met het actuele beleid van de gemeente over de woonbestemming in bestemmingsplannen. Dit betekent volgens de raad dat op de percelen van de overburen dezelfde regels zullen gelden, zodra daar een nieuw bestemmingsplan wordt vastgesteld.
Naar het oordeel van de Afdeling heeft de raad zich daarom redelijkerwijs op het standpunt kunnen stellen dat de in het nieuwe bestemmingsplan opgenomen maximaal toegestane inhoud van 1.000 m3 niet onaanvaardbaar is.
Het betoog slaagt niet.
Overige betogen
11. De betogen van [appellant A] en [appellant B] dat de vaststelling van het bestemmingsplan in strijd is met het gemeentelijk participatiebeleid en het gelijkheidsbeginsel, en dat het bestemmingsplan leidt tot een daling van de waarde van hun percelen, zijn niet onderbouwd en slagen niet.
Conclusie
12. Het beroep is ongegrond.
13. De raad hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. J.H. van Breda, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.J. Soede, griffier.
w.g. Van Breda
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Soede
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 5 februari 2025
270-1117
BIJLAGE
Bestemmingsplan "Loweg-Oude Ootmarsumsestraat"
Artikel 3 Bos
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Bos’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. bos, bebossing en groenvoorzieningen;
b. recreatief en/of educatief medegebruik;
c. infrastructurele voorzieningen, zoals deze bestaan op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan;
d. waterhuishouding;
e. het behoud, het herstel en/of de ontwikkeling van de natuurwetenschappelijke, ecologische en landschappelijke waarden, zoals het aanleggen dan wel verleggen van waterlopen, beken daaronder begrepen.
met daarbij behorende andere-bouwwerken, voorzieningen en terreinen.
3.2 Bouwregels
Op de tot Bos bestemde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd anderebouwwerken ten dienste van de bestemming, met dien verstande dat de hoogte niet meer dan 1,50 m mag bedragen.
3.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.3.1 Verbod
Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren:
a. het vellen en rooien van bomen en andere houtopstanden;
b. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen groter dan 50 m2;
c. het aanleggen of verharden van wegen en paden;
d. het aanleggen van voorzieningen ten behoeve van recreatief of educatief medegebruik;
e. het aanbrengen van bovengrondse en/of ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur, met uitzondering van het aanbrengen van leidingen ten behoeve van de aansluiting van percelen op het openbare voorzieningennet.
[…]
Artikel 4 Wonen
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Wonen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
wonen in woningen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan huis gebonden beroep, met dien verstande dat per bestemmingsvlak niet meer dan één woning is toegestaan;
a. verblijfsrecreatieve voorzieningen in de vorm van bed & breakfast tot een oppervlakte van niet meer dan 50m2;
b. de waterhuishouding;
c. een buitenrijbaan, zoals deze bestaat op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan;
d. ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' is het aangegeven aantal woningen toegestaan;
met daarbijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde en tuinen en erven.
4.2 Bouwregels
[…]
4.2.2 Hoofdgebouwen
a. per bouwvlak mag niet meer dan 1 woonhuis worden gebouwd;
b. woonhuizen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
c. de inhoud van een woonhuis, de bijbehorende aanbouwen, uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen, niet zijnde aangebouwde overkappingen, mag niet meer dan 1.000 m3 bedragen;
d. de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens mag niet minder dan 3 m bedragen;
e. de goothoogte mag niet meer dan 4 m bedragen, dan wel de ter plaatse van aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' aangegeven goothoogte;
f. de bouwhoogte mag niet meer dan 9 m bedragen, dan wel de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' aangegeven goothoogte;
g. de dakhelling mag niet minder dan 30° bedragen;
f. woningen worden gebouwd in de gevellijn, danwel maximaal 3 m achter de gevellijn.