202406271/1/A2 en 202406271/2/A2.
Datum uitspraak: 13 november 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb)) en, met toepassing van artikel 8:86 van die wet, op het beroep, in het geding tussen:
[appellant], wonend in Amsterdam,
appellant,
en
het college van bestuur van de Universiteit van Amsterdam (hierna: het college),
verweerder.
Procesverloop
Bij beslissing van 9 juli 2024 heeft het college het inschrijvingsverzoek van [appellant] tot de bacheloropleiding Natuur- en Sterrenkunde afgewezen.
Bij beslissing van 5 september 2024 heeft het college het hiertegen door [appellant] gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Tegen deze beslissing heeft [appellant] beroep ingesteld.
[appellant] heeft de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
[appellant] heeft nadere stukken ingediend
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op een zitting behandeld op 29 oktober 2024, waar [appellant], bijgestaan door mr. M.R.P. Bakker, advocaat in Amsterdam, is verschenen. Het college, vertegenwoordigd door mr. M.J. Wijnen-Verhoek, heeft via een videoverbinding aan de zitting deelgenomen.
Partijen hebben toestemming gegeven om onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak.
Overwegingen
1. De hier relevante wettelijke bepalingen zijn opgenomen in de bijlage. De bijlage maakt deel uit van deze uitspraak.
2. [appellant] heeft zich aangemeld voor de bacheloropleiding Natuur- en Sterrenkunde. Deelname aan de zogenoemde UvA Matching (hierna: matching) maakt onderdeel uit van de inschrijvingsvoorwaarden. De matching bestond uit een dag met activiteiten op de campus op 11 juni 2024 en het maken van twee toetsen, waarvoor kandidaten van 24 mei tot en met 19 juni 2024 de tijd kregen. Vaststaat dat [appellant] niet aan deze activiteiten heeft deelgenomen en de toetsen niet heeft gemaakt.
3. Aan de beslissing van 9 juli 2024 heeft het college ten grondslag gelegd dat [appellant] niet tijdig aan de inschrijvingsvoorwaarden heeft voldaan. In de beslissing van 5 september 2024 heeft het college daaraan toegevoegd dat de door [appellant] gestelde persoonlijke omstandigheden geen aanleiding geven voor het toepassen van de hardheidsclausule.
4. [appellant] stelt dat hij vanwege ziekte niet heeft kunnen deelnemen aan de matching. Het college heeft volgens hem ten onrechte in de besluitvorming betrokken dat hij hiervoor geen bewijzen heeft overgelegd. Omdat het niet ernstig was, heeft hij geen arts hoeven bezoeken en dat maakt dat de bewijslast te hoog is. Hij had geen contactgegevens en heeft zich daardoor pas op 20 juni 2024 gemeld. Hij heeft op de middelbare school goede resultaten gehaald en meegedaan aan de Nederlandse Wiskunde Olympiade. Hieruit blijkt dat hij geschikt is om met de opleiding te starten. Het college heeft ten onrechte geen aanleiding gezien om de hardheidsclausule toe te passen.
4.1. Het instellingsbestuur mag op grond van artikel 7.31b, eerste lid, van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek deelname aan studiekeuzeactiviteiten verplichten. Op grond van het vierde lid van dat artikel mag het instellingsbestuur besluiten om een aspirant-student die zonder geldige reden niet deelneemt aan de studiekeuzeactiviteiten niet in te schrijven. Voor de opleidingen aan de Universiteit van Amsterdam is de zogenoemde matching verplicht gesteld in artikel 2, zevende lid, van het Inschrijvingsbesluit 2024-2025. In artikel 4, eerste lid, van de Regeling Studiekeuzeadvies UvA (hierna: de Regeling) is bepaald dat een aspirant-student die niet volledig heeft deelgenomen aan de matching, geen recht op toelating tot de opleiding heeft, tenzij sprake is van een geldige reden van verhindering. Volgens artikel 4, tweede lid, van de Regeling kan de casuscommissie UvA matching op verzoek van de aspirant-student vaststellen dat sprake is van een geldige reden van gehele of gedeeltelijke verhindering als de aspirant-student heeft aangetoond dat de verhindering het gevolg is van bijzondere persoonlijke omstandigheden.
4.2. De matching voor de bacheloropleiding Natuur- en Sterrenkunde was niet beperkt tot één dag. Vanaf 24 mei tot en met 19 juni 2024 kregen de kandidaten ook de gelegenheid om twee verplichte toetsen te maken. [appellant] stelt dat hij als gevolg van ziekte op 11 juni 2024 niet kon deelnemen aan de activiteiten op de campus en dat hij na een paar dagen is opgeknapt. Dit betekent dat hij vóór het verlopen van de deadline de toetsen had kunnen maken of op zijn minst contact had kunnen opnemen. [appellant] heeft dit nagelaten. Hij heeft zich pas op 20 juni 2024, de dag na de deadline, gemeld, overigens zonder hierbij aan te geven waarom hij niet tijdig aan de matchingsactiviteiten had deelgenomen. Niet aannemelijk is dat [appellant] niet tijdig op enige wijze had kunnen achterhalen hoe hij contact had kunnen opnemen met de universiteit. Het college heeft meerdere informatieve e-mailberichten over de matching overgelegd. Hieruit blijkt dat e-mailadressen zijn gedeeld voor contact en informatie over de matching. Daarom komen de gevolgen van het gebrek aan handelen voor rekening van [appellant]. [appellant] heeft zonder geldige reden van verhindering niet deelgenomen aan de matching en daardoor niet voldaan aan de inschrijvingsvoorwaarden voor de opleiding. Het college heeft zich op het standpunt mogen stellen dat er geen aanleiding bestond voor toepassing van de hardheidsclausule.
Het betoog slaagt niet.
5. Het beroep is ongegrond.
6. Het college hoeft geen proceskosten te vergoeden.
7. Gelet hierop bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het beroep ongegrond;
II. wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. C.J. Borman, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. R.J.R. Hazen, griffier.
w.g. Borman
voorzieningenrechter
w.g. Hazen
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 13 november 2024
452-1043
BIJLAGE - Wettelijk kader
Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek Artikel 7.31b Rechten en verplichtingen bij aanmelding uiterlijk op 1 mei 1. Indien de betrokkene zich uiterlijk op 1 mei voor een of meer opleidingen heeft aangemeld op de wijze, bedoeld in artikel 7.31a, eerste lid, heeft hij het recht deel te nemen aan door de instelling met betrekking tot de desbetreffende opleidingen te organiseren studiekeuzeactiviteiten. Het instellingsbestuur kan besluiten dat de betrokkene verplicht is deel te nemen aan de studiekeuzeactiviteiten.
[…]
4. Indien toepassing is gegeven aan de tweede volzin van het eerste lid en de betrokkene zonder geldige reden niet deelneemt aan de studiekeuzeactiviteiten, bedoeld in dat lid, kan het instellingsbestuur besluiten de inschrijving van de betrokkene te weigeren.
[…]
Inschrijvingsbesluit UvA 2024-2025
Artikel 2 Nadere inschrijvingsvoorwaarden eerste inschrijving bacheloropleiding
[…]
7. Voor de niet-selectieve bacheloropleidingen gelden de volgende nadere voorwaarden:
a. aanmelden, uiterlijk op 1 mei, via Studielink, voor de betreffende opleiding, en
b. voldoen aan de voorwaarden zoals vermeld in de Regeling studiekeuzeadvies UvA, bijlage 8, waaronder deelname aan de verplichte UvA Matching, tenzij de inschrijver hiervan op basis van deze regeling is vrijgesteld.
Regeling studiekeuzeadvies UvA
Artikel 4 Verhindering deelname aan UvA Matching
1. De aspirant-student die niet volledig heeft deelgenomen aan de hiervoor genoemde UvA Matching heeft geen recht op toelating tot de opleiding, tenzij sprake is van een geldige reden van verhindering.
2. De Casuscommissie UvA Matching kan, op schriftelijk verzoek van de aspirant-student, vaststellen dat sprake is van een geldige reden van gehele of gedeeltelijke verhindering als de aspirant-student heeft aangetoond dat de verhindering het gevolg is van deelname aan een onderwijsverplichting van de opleiding die door de aspirant-student op dat moment werd gevolgd, deelname aan een andere studiekeuzeactiviteit, of deelname aan een activiteit verbonden aan de selectieprocedure voor een selectieve opleiding, of bijzondere persoonlijke omstandigheden. Tevens wordt als geldige reden van verhindering beschouwd de situatie dat de overbrugging van de afstand tussen woon- en verblijfplaats en de plaats waar de UvA Matching plaatsvindt voor de aspirant-student tot overwegende bezwaren leidt en hiervoor niet zodanige voorzieningen zijn getroffen dat de aspirant-student kan deelnemen aan de UvA Matching. De Casuscommissie kan daarbij aspecten van financiële of medische aard betrekken.