202404978/1/R2 en 202404978/2/R2.
Datum uitspraak: 20 november 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb)) en, met toepassing van artikel 8:86 van die wet, op het beroep, in het geding tussen:
het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant,
appellant,
en
de raad van de gemeente Land van Cuijk,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 16 mei 2024 heeft de raad het bestemmingsplan "Buitengebied, Millseweg 13 Beers" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft het college van gedeputeerde staten van
Noord-Brabant (hierna: het college) beroep ingesteld. Het college heeft de voorzieningenrechter ook verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
De raad en Landgoed Barendonk B.V. hebben een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op een zitting behandeld op
24 oktober 2024, waar het college, vertegenwoordigd door ing. I. Schalk, en de raad, vertegenwoordigd door mr. M. Harberink en mr. N.D. Siebers, zijn verschenen. Verder is Landgoed Barendonk B.V., vertegenwoordigd door [gemachtigden], bijgestaan door ir. H.P.T. Arts, gehoord.
Partijen hebben toestemming gegeven om onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak.
Overwegingen
Overgangsrecht inwerkingtreding Omgevingswet
1. Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Invoeringswet Omgevingswet in werking getreden. Op grond van artikel 4.6, derde lid, van de Invoeringswet Omgevingswet blijft op een beroep tegen een besluit tot vaststelling van een bestemmingsplan waarvan het ontwerp vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Omgevingswet ter inzage is gelegd het recht zoals dat gold onmiddellijk vóór dat tijdstip van toepassing tot het bestemmingsplan onherroepelijk is.
Het ontwerpplan is op 13 december 2023 ter inzage gelegd. Dat betekent dat op deze beroepsprocedure het recht, waaronder de Wet ruimtelijke ordening, zoals dat gold vóór 1 januari 2024 van toepassing blijft.
Inleiding
2. Het bestemmingsplan maakt een uitbreiding van een bestaand natuurkampeerterrein mogelijk met 15 zogenoemde ecolodges. Daarvoor voorziet het plan voor een gedeelte van de gronden die tot het plangebied behoren, in de enkelbestemming "Recreatie". Daarnaast voorziet het plan voor een ander deel van die gronden in de enkelbestemming "Natuur".
Op de zitting is gebleken dat partijen, ook het college, een positieve grondhouding hebben ten opzichte van de realisering van de uitbreiding van het bestaande natuurkampeerterrein met 15 ecolodges. Tussen het college en de raad hebben in het voortraject ook verschillende besprekingen plaatsgevonden over het mogelijk maken ervan.
Maar het college is het niet eens met de wijze waarop de ontwikkeling planologisch vorm heeft gekregen in het vastgestelde bestemmingsplan. De voorzieningenrechter begrijpt, met name uit het verhandelde op de zitting, dat het probleem voor het college vooral ligt in de omstandigheid dat de uitbreiding op zichzelf staand in het bestemmingsplan is geregeld. Het college wenst dat er een duidelijkere planologische samenhang bestaat tussen de recreatieve bestemming van de bestaande natuurcamping zoals is geregeld in het bestemmingsplan "Buitengebied 2010" en die voor de voorziene uitbreiding van de natuurcamping in het nieuwe bestemmingsplan. Als door de raad gekozen wordt voor een andere plansystematiek en een bijbehorende planbegrenzing, dan kunnen daarmee de bezwaren voor het college worden weggenomen, zo begrijpt de voorzieningenrechter het standpunt van het college op de zitting.
Beroepsgrond NNB
3. Het college betoogt dat het besluit tot vaststelling van het plan in strijd is met artikel 3.15, eerste lid, van de Interim Omgevingsverordening Noord-Brabant (hierna: de IOV). Het college wijst erop dat de gronden waarop de uitbreiding is voorzien, deel uitmaken van het Natuur Netwerk Brabant (hierna: het NNB). Gelet daarop is voor deze ontwikkeling een kleinschalige herbegrenzing van het NNB nodig als is bedoeld in artikel 3.21, tweede lid, van de IOV. Daartoe is door de raad een verzoek gedaan, maar daarop heeft het college nog niet besloten. Volgens het college kan het besluit daarom niet in stand blijven.
3.1. Partijen zijn het erover eens dat de gronden van het plangebied met de enkelbestemming "Recreatie" in het NNB liggen. Namens de raad is op de zitting erkend dat voor de vaststelling van dit bestemmingsplan een herbegrenzingsbesluit als bedoeld in artikel 3.21, tweede lid, van de IOV nodig was en dat het plan is vastgesteld, voordat zo’n herbegrenzingsbesluit door het college is genomen. Partijen zijn het erover eens dat dit op grond van artikel 6.2, vijfde lid, van de IOV niet is toegestaan.
3.2. De voorzieningenrechter stelt met partijen vast dat het bestemmingsplan op dit punt in strijd met artikel 6.2, vijfde lid, van de IOV is vastgesteld. Het betoog slaagt.
Gevolgen
4. Alleen al gelet op wat hiervoor is overwogen, komt het besluit van 16 mei 2024 voor vernietiging in aanmerking. Daarbij hecht de voorzieningenrechter ook betekenis aan het gegeven dat alle partijen op de zitting het erover eens waren dat er een samenhang bestaat tussen de verschillende plandelen en daarom de vernietiging niet beperkt zou kunnen blijven tot alleen de gronden met de enkelbestemming "Recreatie". De voorzieningenrechter komt daarom niet aan een bespreking van de overige beroepsgronden van het college toe. Dit is door de voorzieningenrechter ook met de partijen op de zitting besproken.
5. Onder verwijzing naar wat hiervoor onder 2 is overwogen en gelet op wat op de zitting door het college, de raad en Landgoed Barendonk B.V. hierover naar voren is gebracht, gaat de voorzieningenrechter ervan uit dat na vernietiging van het besluit partijen opnieuw in gesprek zullen gaan om te komen tot een nieuwe bestemmingsplanregeling voor de hier aan de orde zijnde uitbreiding van het bestaande natuurkampeerterrein, waarbij het aan de raad is om een besluit hierover te nemen.
Zoals de Afdeling heeft overwogen in haar uitspraak van 27 maart 2024, ECLI:NL:RVS:2024:1174, blijft op een nieuw te nemen besluit het recht, zoals dat gold onmiddellijk vóór 1 januari 2024, van toepassing. Het op 16 mei 2024 vastgestelde plan is namelijk nooit in werking getreden vanwege het binnen de beroepstermijn ingediende verzoek om voorlopige voorziening door het college. Daarbij gaat de voorzieningenrechter ervan uit dat - gelet op wat partijen hierover op de zitting naar voren hebben gebracht - de nieuwe bestemmingsplanregeling een ruimtelijke ontwikkeling mogelijk maakt, die niet wezenlijk afwijkt van de ontwikkeling waarin het ontwerpbestemmingsplan al voorzag.
Conclusie
6. Het beroep is gegrond. Op grond van wat onder 3.2 is overwogen, heeft de raad het besluit van 16 mei 2024 in strijd met artikel 6.2, vijfde lid, van de IOV vastgesteld. Het besluit moet daarom worden vernietigd.
7. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af.
8. De raad hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het beroep gegrond;
II. vernietigt het besluit van de raad van de gemeente Land van Cuijk van 16 mei 2024 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Buitengebied, Millseweg 13 Beers";
III. wijst het verzoek af;
IV. gelast dat de raad van de gemeente Land van Cuijk aan het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant het door hem voor de behandeling van het beroep en het verzoek betaalde griffierecht ten bedrage van € 742,00 vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. J. Gundelach, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. D.L. Bolleboom, griffier.
w.g. Gundelach
voorzieningenrechter
w.g. Bolleboom
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 20 november 2024
BIJLAGE
IOV
Artikel 3.15, eerste lid:
Een bestemmingsplan van toepassing op Natuur Netwerk Brabant:
a. strekt tot het behoud, herstel of de duurzame ontwikkeling van de ecologische waarden en kenmerken;
b. bevat regels gericht op de bescherming van de ecologische waarden en kenmerken en houdt daarbij ook rekening met andere aanwezige waarden en kenmerken, zoals rust, stilte, cultuurhistorische waarden en kenmerken;
c. staat, zolang het Natuur Netwerk Brabant niet is gerealiseerd, bestaande bebouwing en bestaande planologische gebruiksactiviteiten toe.
Artikel 3.21, eerste lid:
Een bestemmingsplan kan een ontwikkeling binnen Natuur Netwerk Brabant mogelijk maken in het geval dat:
a. de aantasting van areaal Natuur Netwerk Brabant kleinschalig is;
b. de ontwikkeling slechts leidt tot een beperkte aantasting van de ecologische waarden en kenmerken van het Natuur Netwerk Brabant;
c. de ontwikkeling leidt tot een kwalitatieve of kwantitatieve versterking van de ecologische waarden en kenmerken van het Natuur Netwerk Brabant als geheel;
d. er een afweging van alternatieven heeft plaatsgevonden;
e. er sprake is van een goede landschappelijke en natuurlijke inpassing;
f. er bij verlies van ecologische waarden en kenmerken wordt voldaan aan artikel 3.22 Compensatie;
g. op welke wijze de uitvoering en monitoring zijn verzekerd.
Tweede lid:
Voor een bestemmingsplan als bedoeld in het eerste lid doen burgemeester en wethouders een verzoek als bedoeld in artikel 6.2 Procedure grenswijziging werkingsgebied op verzoek.
Artikel 6.2, vijfde lid:
Een bestemmingsplan ten behoeve waarvan de gemeente een verzoek om wijziging van de begrenzing heeft gedaan, wordt vastgesteld nadat Gedeputeerde Staten hebben besloten tot wijziging van de begrenzing.