202301845/1/R1.
Datum uitspraak: 21 augustus 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant A] en [appellante B], wonend in Zierikzee, gemeente Schouwen-Duiveland, (hierna tezamen in enkelvoud: [appellant]),
appellanten,
tegen de uitspraak van de rechtbank ZeelandWestBrabant van 6 februari 2023 in zaak nr. 22/1155 in het geding tussen:
[appellant
en
het college van burgemeester en wethouders van Schouwen-Duiveland.
Procesverloop
Bij besluit van 24 juni 2021 heeft het college aan [partij] omgevingsvergunning verleend voor het plaatsen van een buitenunit voor een airco aan de westgevel van de woning [locatie 1] te Zierikzee.
Bij besluit van 13 januari 2022 heeft het college het door[appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 6 februari 2023 heeft de rechtbank het door[appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft[appellant] hoger beroep ingesteld.
Het college en [partij] hebben een schriftelijke uiteenzetting ingediend.
[appellant en het college hebben nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 6 augustus 2024, waar[appellant], bijgestaan door mr. R. de Kamper, rechtsbijstandverlener te Groningen, en het college, vertegenwoordigd door mr. L.P. Koster-Braad, zijn verschenen. Voorts is ter zitting [partij], bijgestaan door mr. R.J. Grasmeijer, rechtsbijstandverlener te Amsterdam, als partij gehoord.
Overwegingen
1. [appellant woont op het perceel [locatie 2] te Zierikzee dat is gelegen ten noorden van de woning waar de vergunde buitenunit is voorzien.[appellant] vreest geluidoverlast als gevolg van de buitenunit.
2. Het geschil spitst zich toe op de vraag of de buitenunit voldoet aan de eisen van het Bouwbesluit 2012 (hierna: het Bouwbesluit).
3. [appellant betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat de buitenunit niet voldoet aan artikel 3.8, tweede lid, van het Bouwbesluit.
3.1. De rechtbank is gemotiveerd op de grond van[appellant] met betrekking tot het Bouwbesluit ingegaan. Voor zover het betreft de vraag of het college bij de berekeningen een tonaliteitstoeslag had moeten toepassen, kan de Afdeling zich vinden in het oordeel van de rechtbank en in de onder 4.2 van de uitspraak van de rechtbank opgenomen overweging, waarop dat oordeel is gebaseerd. Zij voegt daaraan nog toe dat, voor zover door[appellant] in hoger beroep opnieuw is gewezen op de tonaliteitstoeslag, door het college is toegelicht dat door de installateur van [partij] een berekening is gemaakt en daarbij is uitgegaan van de gegevens van de fabrikant die heeft aangegeven dat het niet nodig is om een toeslag wegens tonaliteit in de berekening op te nemen. De rechtbank heeft terecht overwogen dat het college in beginsel mag vertrouwen op de gegevens die de fabrikant aanlevert en niet is vereist dat het geluidsniveau van elk individueel apparaat onderzocht wordt op de voorziene locatie, alvorens vergunning kan worden verleend. Het door[appellant] aangevoerde biedt geen grond voor een ander oordeel. Dat het specifieke type van de buitenunit niet in de door de fabrikant aangeleverde informatie wordt genoemd is daarvoor onvoldoende. Daarbij wordt onder meer in aanmerking genomen dat bij de berekening door de installateur van een qua geluidproductie vergelijkbaar type buitenunit is uitgegaan. Dit is door [appellant] niet gemotiveerd betwist.
3.2. Wat [appellant] overigens in hoger beroep ter onderbouwing van deze beroepsgrond heeft aangevoerd is een herhaling van wat hij in beroep heeft aangevoerd. De rechtbank is gemotiveerd op die beroepsgrond ingegaan.[appellant] heeft geen redenen aangevoerd waarom de gemotiveerde beoordeling van die grond in de aangevallen uitspraak onjuist of onvolledig zou zijn. De Afdeling kan zich vinden in het oordeel van de rechtbank over deze beroepsgrond en in de onder 4.2 en 5.3 van de aangevallen uitspraak opgenomen overwegingen, waarop dat oordeel is gebaseerd.
Het betoog slaagt niet.
4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
5. Het college hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. J.F. de Groot, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M. Kos, griffier.
w.g. De Groot
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Kos
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 21 augustus 2024
580