202406355/2/R1.
Datum uitspraak: 4 november 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht), hangende het hoger beroep van:
[verzoeker A] en [verzoekster B] (hierna samen en in enkelvoud: [verzoeker]), wonend in Berg en Terblijt, gemeente Valkenburg aan de Geul,
verzoekers,
tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Limburg (hierna: de rechtbank) van 9 oktober 2024 in zaken nrs. 24/4033, 24/4034, 24/4063, 24/3330, 24/3334 en 24/3336 in het geding tussen onder meer:
[verzoeker]
en
het college van burgemeester en wethouders van Valkenburg.
Procesverloop
Bij besluit van 14 november 2023 heeft het college aan Vodafone Libertel B.V. (hierna: Vodafone) een omgevingsvergunning verleend voor het oprichten van een antenneopstelpunt aan de Nachtegaalstraat in Berg en Terblijt.
Bij besluit van 23 april 2024 heeft het college het door [verzoeker] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 9 oktober 2024 heeft de rechtbank het door [verzoeker] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft [verzoeker] hoger beroep ingesteld.
Tevens heeft [verzoeker] de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Vodafone heeft een nader stuk ingediend.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 31 oktober 2024, waar [verzoeker], bijgestaan door mr. M.J. Smaling, rechtsbijstandverlener in Utrecht, en het college, vertegenwoordigd door mr. G.A.M.C. Gossens, zijn verschenen. Voorts is ter zitting Vodafone, vertegenwoordigd door mr. M. Karluk-Pellikaan, en vergezeld door [gemachtigde], werkzaam bij KPN, gehoord.
Overwegingen
1. Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Invoeringswet Omgevingswet in werking getreden. Voor de beoordeling van het hoger beroep blijft het recht zoals dat gold vóór 1 januari 2024 van toepassing.
2. Het oordeel van de voorzieningenrechter is een voorlopig oordeel en niet bindend in de bodemprocedure.
3. Bij besluit van 14 november 2023 heeft het college aan Vodafone een omgevingsvergunning verleend voor het oprichten van een antenneopstelpunt met bijbehorende omheining aan de Nachtegaalstraat in Berg en Terblijt naast het gemeenschapshuis. Omdat het bouwplan in strijd is met het bestemmingsplan, is de omgevingsvergunning ook verleend voor het gebruik van gronden in strijd met het bestemmingsplan.
[verzoeker] woont aan de [locatie], op ongeveer 70 m afstand tot de beoogde locatie van de zendmast. [verzoeker] is het hoofdzakelijk niet eens met de locatie van de zendmast, omdat hij vreest voor belemmering van zijn uitzicht. Vodafone heeft laten weten dat de zendmast op 6 november 2024 geplaatst zal worden. [verzoeker] heeft de voorzieningenrechter verzocht de voorlopige voorziening te treffen dat de omgevingsvergunning wordt geschorst totdat de Afdeling in de bodemprocedure op het hoger beroep heeft beslist.
4. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. In wat [verzoeker] heeft aangevoerd, is geen aanleiding te vinden voor het oordeel dat op voorhand moet worden aangenomen dat de uitspraak van de rechtbank in de bodemprocedure niet in stand zal blijven. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat de gronden die [verzoeker] in hoger beroep heeft aangevoerd zo goed als een herhaling zijn van wat hij in beroep heeft aangevoerd. De rechtbank is gemotiveerd op die gronden ingegaan. De voorzieningenrechter kan zich vinden in het oordeel van de rechtbank.
Voor zover het verzoek ziet op het ontbreken van vergunningvoorschriften over de landschappelijke inpassing van de mast, kan daarin evenmin aanleiding worden gevonden voor het treffen van een voorlopige voorziening. Het college heeft ter zitting aangekondigd dat de recent gekapte dode bomen langs de Nachtegaalstraat zullen worden vervangen, en Vodafone heeft zich ter zitting bereid verklaard het hekwerk rond de mast te voorzien van een groenblijvende haag. Vooralsnog ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding voor het oordeel dat een en ander ook in vergunningvoorschriften had moeten worden vastgelegd.
5. Het college hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. H.J.M. Besselink, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. N. Janse, griffier.
w.g. Besselink
voorzieningenrechter
w.g. Janse
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 4 november 2024
855-1082