202105457/2/V3.
Datum uitspraak: 6 januari 2022
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Beslissing op grond van artikel 8:29, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht in het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, van 21 juli 2021 in zaak nr. 20/3072 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
De vreemdeling heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, van 21 juli 2021 in zaak nr. 20/3072.
De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties heeft, op verzoek van de Afdeling met toepassing van artikel 8:45 van de Awb, de vertrouwelijke onderliggende stukken van een individueel ambtsbericht van de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (hierna: de AIVD) overgelegd en met verwijzing naar artikel 8:29 van de Awb medegedeeld dat uitsluitend de Afdeling kennis zal mogen nemen van deze stukken.
Het betreft de onderliggende stukken van een individueel ambtsbericht van de AIVD van 12 maart 2018.
Overwegingen
1. De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties heeft, namens de AIVD, de Afdeling verzocht te bepalen dat alleen de Afdeling van de stukken kennis zal nemen.
2. Gelet op artikel 8:29, derde lid, van de Awb beslist de Afdeling of de weigering dan wel beperking van de kennisneming van een stuk gerechtvaardigd is. Deze beslissing vergt een afweging van belangen. Enerzijds speelt hierbij het belang dat partijen gelijkelijk beschikken over de voor het hoger beroep relevante informatie en het belang dat de bestuursrechter beschikt over alle informatie die nodig is om de zaak op een juiste en zorgvuldige wijze af te doen. Daartegenover staat dat de kennisneming door partijen van bepaalde gegevens het algemeen belang, het belang van één of meer partijen en/of het belang van derden onevenredig kan schaden.
3. Naar het oordeel van de Afdeling weegt het belang van de nationale veiligheid zwaarder dan het belang dat de vreemdeling kennis neemt van de onderliggende stukken van het individueel ambtsbericht. Indien de stukken worden vrijgegeven kunnen zowel lopende als toekomstige onderzoeken van de AIVD belemmerd worden en kan daarmee de nationale veiligheid in gevaar worden gebracht.
4. De Afdeling acht daarom het verzoek tot beperkte kennisneming gerechtvaardigd.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek toe.
Aldus vastgesteld door mr. A.W.M. Bijloos, lid van de enkelvoudige geheimhoudingskamer, in tegenwoordigheid van mr. J.A. Verweij, griffier.
w.g. Bijloos
lid van de enkelvoudige geheimhoudingskamer
w.g. Verweij
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 6 januari 2022
722