Raad van State, hoger beroep vreemdelingenrecht

ECLI:NL:RVS:2025:11

Op 7 January 2025 heeft de Raad van State een hoger beroep procedure behandeld op het gebied van vreemdelingenrecht, wat onderdeel is van het bestuursrecht. Het zaaknummer is 202407520/1/V3, bekend onder identificatienummer ECLI:NL:RVS:2025:11.

Soort procedure:
Instantie:
Zaaknummer(s):
202407520/1/V3
Datum uitspraak:
7 January 2025
Datum publicatie:
6 January 2025

Indicatie

Bij besluit van 20 november 2024 heeft de minister van Asiel en Migratie de vreemdeling in bewaring gesteld.

Uitspraak

202407520/1/V3.

Datum uitspraak: 7 januari 2025

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

[de vreemdeling],

appellant,

tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats 's­Hertogenbosch, van 9 december 2024 in zaak nr. NL24.45836 in het geding tussen:

de vreemdeling

en

de minister van Asiel en Migratie.

Procesverloop

Bij besluit van 20 november 2024 heeft de minister de vreemdeling in bewaring gesteld.

Bij uitspraak van 9 december 2024 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen.

Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. P.R.L.V.M. Kruik, advocaat in Den Haag, hoger beroep ingesteld.

Overwegingen

1.       Het hoger beroep leidt niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De rechtbank is namelijk terecht en op goede gronden tot haar oordeel gekomen. De Afdeling neemt de motivering onder 17 van de uitspraak van de rechtbank over.

1.1.    Dit oordeel hoeft niet verder te worden gemotiveerd. De reden daarvoor is dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden (artikel 91, tweede lid, van de Vw 2000).

2.       De Afdeling ziet ook ambtshalve geen reden om de bewaring onrechtmatig te achten. Het hoger beroep is ongegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

bevestigt de aangevallen uitspraak.

Aldus vastgesteld door mr. M.J.M. Ristra-Peeters, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. D.I. Schipper, griffier.

w.g. Ristra-Peeters

lid van de enkelvoudige kamer

w.g. Schipper

griffier

Uitgesproken in het openbaar op 7 januari 2025

872