Rechtbank Amsterdam, eerste aanleg - meervoudig bestuursrecht overig

ECLI:NL:RBAMS:2017:4973

Op 13 July 2017 heeft de Rechtbank Amsterdam een eerste aanleg - meervoudig procedure behandeld op het gebied van bestuursrecht overig, wat onderdeel is van het bestuursrecht. Het zaaknummer is AMS 17/3781, bekend onder identificatienummer ECLI:NL:RBAMS:2017:4973. De plaats van zitting was Amsterdam.

Soort procedure:
Instantie:
Zaaknummer(s):
AMS 17/3781
Datum uitspraak:
13 July 2017
Datum publicatie:
13 July 2017

Indicatie

Rechtbank is niet bevoegd om te beslissen op het beroep dat de Stichting Islamitisch Onderwijs bij haar heeft ingesteld. De stichting wil een financiële bijdrage van het Rijk om een school in Amsterdam te kunnen beginnen. De staatssecretaris van Onderwijs heeft die bijdrage geweigerd. Uit de wet volgt dat de rechtbank alleen bevoegd is om over de reguliere bekostiging te oordelen. Zaken over de start- en aanvullende bekostiging kunnen alleen door de Afdeling bestuursrecht van de Raad van State worden behandeld.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht

zaaknummer: AMS 17/3781

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de meervoudige kamer van 13 juli 2017 in de zaak tussen

de stichting Stichting Islamitisch Onderwijs (SIO), te Amsterdam, eiseres

en

de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (de staatssecretaris), verweerder

(gemachtigde: mr. J. Bootsma).

Procesverloop

Procesverloop

Bij besluit van 22 juni 2017 (het bestreden besluit) heeft de staatssecretaris beslist om aan SIO geen bekostiging te verstrekken voor het met ingang van 1 augustus 2017 verzorgen van voortgezet onderwijs in Amsterdam, en deze bekostiging geweigerd.

SIO heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt. Daarnaast heeft SIO rechtstreeks beroep bij de rechtbank ingesteld.

De behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden tijdens de zitting van 13 juli 2017. SIO heeft zich laten vertegenwoordigen door [naam 1] (voorzitter), [naam 2] (secretaris) en [naam 2] (penningmeester). De staatssecretaris heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, bijgestaan door [naam 4] .

Na afloop van de zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Overwegingen

1. De rechtbank stelt vast dat SIO bezwaar heeft gemaakt tegen het bestreden besluit en rechtstreeks beroep bij de rechtbank heeft ingesteld. Uit artikel 7:1a, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) volgt dat als het bestuursorgaan instemt met een rechtstreeks beroep, het bestuursorgaan het bezwaarschrift doorstuurt naar de bevoegde rechter. De staatssecretaris heeft het bezwaarschrift doorgestuurd naar de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling). SIO heeft echter beoogd rechtstreeks beroep in te stellen bij de rechtbank. De rechtbank begrijpt dat het bezwaarschrift met instemming van de staatssecretaris als rechtstreeks beroep kan worden behandeld. De rechtbank ziet zich daarom genoodzaakt uitspraak te doen op dat rechtstreekse beroep.

2. De rechtbank gaat het nu hebben over haar bevoegdheid om kennis te nemen van deze beroepszaak. SIO heeft terecht opgemerkt dat dit bij de vorige procedure al aan de orde is geweest, dat de rechtbank zich toen bevoegd heeft verklaard en een oordeel heeft gegeven over het toen voorliggende besluit. (Voetnoot 1) Dat neemt echter niet weg dat de rechtbank bij iedere nieuwe beroepsprocedure dient te onderzoeken of zij bevoegd is. Er ligt hier nu een nieuw besluit voor. Bovendien zijn er door de staatssecretaris in deze zaak nieuwe argumenten naar voren gebracht over de bevoegdheid van de rechtbank in deze procedure.

3. Zo heeft de staatssecretaris tijdens de zitting toegelicht dat het nu bestreden besluit uitsluitend ziet op de startbekostiging als bedoeld in artikel 5 van de Regeling aanvullende bekostiging nevenvestiging, startbekostiging nieuwe school VO en samenvoeging (hierna: de Regeling), en op de aanvullende bekostiging als bedoeld in artikel 6 van de Regeling. Onder artikel 6, eerste lid, van de regeling valt volgens de staatssecretaris de reguliere bekostiging over de eerste vijf maanden. Er is volgens de staatssecretaris nog geen beslissing genomen over de jaarlijkse reguliere bekostiging die zijn grondslag vindt in de artikelen 96d en 96m van de Wet op het voortgezet onderwijs (Wvo). De bekostiging op grond van de artikelen

5 en 6 van de Regeling is namelijk gebaseerd op een prognose van leerlingenaantallen en niet op een daadwerkelijk leerlingenaantal. Dat daadwerkelijke leerlingenaantal is pas bekend per 1 oktober, waarna pas per 1 januari van het volgende kalenderjaar over de jaarlijkse reguliere bekostiging wordt beslist.

4. De rechtbank stelt vast dat SIO deze uitleg van de staatsecretaris over het bestreden besluit niet heeft betwist.

5. Ook de rechtbank leest het bestreden besluit - na de toelichting die de staatssecretaris heeft gegeven - zo, dat dit alleen ziet op de bekostiging als bedoeld in de artikelen 5 en 6 van de Regeling. SIO stelt dat de startbekostiging in de zin van artikel 5 van de Regeling, reguliere bekostiging is en geen aanvullende bekostiging in de zin van artikel 85a van de Wvo. De rechtbank volgt dit standpunt niet. De rechtbank geeft toe dat het verwarrend is dat het ene artikel in de Regeling spreekt van startbekostiging en het andere van aanvullende bekostiging. Dit neemt echter niet weg dat de gehele Regeling zijn grondslag vindt in de artikelen 85a en 89 van de Wvo. Dit staat namelijk in de aanhef van de Regeling. Het bestreden besluit vindt dus zijn grondslag in de artikelen 85a en 89 van de Wvo.

6. Tegen besluiten die gebaseerd zijn op de artikelen 85a en 89 van de Wvo staat op grond van artikel 2 van hoofdstuk 2 van de bij de Awb behorende Bevoegdheidsregeling bestuursrechtspraak rechtstreeks beroep open bij de Afdeling. Dit betekent dat de rechtbank niet bevoegd is deze zaak te beoordelen, maar dat de Afdeling bevoegd is. Daarom verklaart de rechtbank zich onbevoegd.

7. SIO heeft nog gewezen op de uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling van 4 juli 2017 (Voetnoot 2) en het bijbehorende persbericht. Volgens SIO kan daaruit geconcludeerd worden dat de rechtbank wel bevoegd is. De rechtbank stelt vast dat die uitspraak alleen gaat over een ander besluit van de staatssecretaris van 22 juni 2017 (het intrekkingsbesluit). In dat intrekkingsbesluit heeft de staatssecretaris een besluit van 25 augustus 2011, waarbij SIO voor bekostiging in aanmerking was gebracht, ingetrokken. De voorzieningenrechter heeft daarin niets gezegd over het besluit waar het in deze beroepsprocedure over gaat, en ook niet over de vraag welke instantie bevoegd is om daarover een oordeel te geven. Uit de uitspraak van de voorzieningenrechter blijkt juist dat SIO dit gescheiden wilde houden. SIO heeft dit vandaag ook op de zitting erkend. Het persbericht van de Afdeling is niet leidend; het gaat om de uitspraak zelf.

8. De rechtbank begrijpt dat haar beslissing om zich onbevoegd te verklaren vervelend is voor SIO. Die beslissing volgt echter dwingend uit de wet en daarvan kan niet op grond van redelijkheid en billijkheid worden afgeweken. De rechtbank wijst er verder nog op dat het vorige besluit dat door de rechtbank beoordeeld is, tevens zag op reguliere bekostiging per 1 januari. Het nu voorliggende besluit gaat daar echter niet over. Dat verklaart mede dat de rechtbank nu anders oordeelt dan zij in de uitspraak van 12 mei 2017 heeft gedaan.

9. De rechtbank ziet geen aanleiding om de staatssecretaris te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten.

10. De rechtbank ziet verder geen reden om te bepalen dat de staatssecretaris aan SIO het door haar betaalde griffierecht vergoedt.

Beslissing

Beslissing

De rechtbank verklaart zich onbevoegd.

Deze uitspraak is gedaan door mr. M.C.M. Hamer, voorzitter, en mr. C.A.E. Wijnker en mr. H.J. Schaberg, leden, in aanwezigheid van mr. N.L. Adam, griffier, op 13 juli 2017.

griffier voorzitter

Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending van het proces-verbaal daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.

Voetnoot

Voetnoot 1

Zie de uitspraak van de rechtbank van 12 mei 2017, te vinden op www.rechtspraak.nl onder nummer ECLI:NL:RBAMS:2017:3191.

Voetnoot 2

Te vinden op www.rechtspraak.nl onder nummer ECLI:NL:RVS:2017:1742.