Inleiding
1.1.
Verzoekster heeft op 8 november 2024 aan de burgemeester een kennisgeving gedaan van een demonstratie op 30 november 2024 om aandacht te vragen voor genocide in Palestina. De demonstratie start om 14:00 uur met een programma op de Dam en zal daarna een route lopen richting het Museumplein en daar eindigen.
1.2.
De burgemeester heeft op 28 november 2024 ter voorkoming van wanordelijkheden, op grond van artikel 5 van de Wet openbare manifestaties (Wom) voorschriften gegeven, in het bijzonder ten aanzien van de locatie waar de demonstratie start. De burgemeester heeft beslist dat de demonstratie niet op de Dam maar op een alternatieve locatie dient plaats te vinden, zoals Museumplein en/of Stoperaplein.
1.3.
Verzoekster heeft hiertegen op 28 november 2024 bezwaar gemaakt en op diezelfde dag de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen strekkende tot het toestaan van de demonstratie op 30 november 2024 om 14:00 uur met de Dam als startlocatie.
1.4.
In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op dat verzoek om een voorlopige voorziening.
1.5.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 29 november 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: [naam 1] , [naam 2] en [naam 3] en mr. W.H. Jebbink namens verzoekster en, mr. M. Kappelhof, mr. R. Nomden en mr. A. Kars namens de burgemeester. Daarnaast is aan de zijde van de burgemeester [naam 4] , algemeen commandant van Politie, verschenen.
1.6.
De voorzieningenrechter heeft het onderzoek ter zitting gesloten en meegedeeld dat later op 29 november 2024 de uitspraak zal volgen.
Overwegingen
Beoordeling door de voorzieningenrechter
2. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
3.1.
Het recht op betoging is neergelegd in artikel 11, eerste lid, van het EVRM en artikel 9, eerste lid, van de Grondwet. Uit artikel 11, tweede lid, van het EVRM, volgt dat een beperking van het recht op betoging alleen is toegestaan als de beperking is voorzien bij de wet en die beperking in een democratische samenleving noodzakelijk is in het belang van de nationale veiligheid, de openbare veiligheid, het voorkomen van wanordelijkheden en strafbare feiten, voor de bescherming van de gezondheid of de goede zeden of de bescherming van de rechten en vrijheden van anderen.
3.2.
Artikel 9, eerste lid, van de Grondwet bepaalt dat het recht tot vergadering en betoging wordt erkend, behoudens ieders verantwoordelijkheid volgens de wet. Uit artikel 9, tweede lid, van de Grondwet volgt dat de wet regels kan stellen aan een betoging ter bescherming van de gezondheid, in het belang van het verkeer en ter bestrijding of voorkoming van wanordelijkheden. De Wom strekt onder meer tot het stellen van regels als bedoeld in artikel 9, tweede lid, van de Grondwet.
3.3.
Op grond van artikel 2 van de Wom kunnen overheidsorganen het recht tot vergadering en betoging alleen beperken ter bescherming van de gezondheid, in het belang van het verkeer en ter bestrijding of voorkoming van wanordelijkheden.
3.4.
Daarbij bepaalt artikel 5, eerste lid, van de Wom, dat de burgemeester naar aanleiding van een kennisgeving voorschriften en beperkingen kan stellen (of een verbod geven). Op grond van het tweede lid aanhef en onder c, kunnen zulke voorschriften en beperkingen (of verboden) alleen worden gegeven indien een van de in artikel 2 genoemde belangen dat vordert.
3.5.
De hiervoor genoemde bepalingen, in hun onderlinge samenhang bezien, brengen met zich dat tot een beperking van het recht op betoging slechts in dwingende situaties kan worden besloten. Dit geldt niet alleen voor een verbod op een betoging, maar ook voor voorschriften en beperkingen, zoals die in deze zaak aan de orde zijn.
4.1.
De burgemeester heeft – kort gezegd – aan het besluit dat de demonstratie niet op de Dam kan plaatsvinden ten grondslag gelegd dat er vrees is voor confrontaties en wanorde. De locatie van de Dam is dan een onbeheersbare omgeving, vooral gelet op de extra drukte van winkelend publiek komende zaterdag. Daarnaast is ook de actuele situatie in de stad van belang. De stad is nog aan het herstellen van de onrust en spanningen die kortgeleden hebben geleid tot een noodverordening met daarbij een demonstratieverbod.
4.2.
Verzoekers hebben – kort gezegd – aangevoerd dat de burgemeester niet voldoende heeft aangetoond dat er een reële vrees is voor wanordelijkheden als de demonstratie op de Dam van start gaat en dat de politie onmachtig is om die op die plek te beheersen. Dit terwijl de Dam om verschillende redenen juist een belangrijke plek is voor verzoekster om te demonstreren.
Overwegingen voorzieningenrechter
5.1.
De voorzieningenrechter stelt voorop dat het demonstratierecht een van de fundamenten is van de democratische samenleving. Daarbij geldt als uitgangspunt dat de organisatie van een demonstratie zelf de tijd en locatie daarvan kiest. De burgemeester is in beginsel gehouden die demonstratie te faciliteren. Het demonstratierecht mag in uitzonderlijke gevallen worden ingeperkt, zoals in het geval dat sprake is van reële vrees voor wanordelijkheden, maar ook dan mag van de burgemeester gevergd worden dat zij al hetgeen doet wat redelijkerwijs mogelijk is om (met politie-inzet) de demonstratie doorgang te laten vinden. Daaraan zit echter een grens.
5.2.
Het is aan de burgemeester om te onderbouwen waarom een eventuele beperking noodzakelijk is. In dit geval gaat het om de verplaatsing van de startlocatie van demonstratie. De voorzieningenrechter toetst of de burgemeester tot deze verplaatsing heeft kunnen komen.
5.3.
De burgemeester heeft zich op het standpunt gesteld dat er met betrekking tot deze demonstratie sprake is van een reële vrees voor wanordelijkheden, die op de Dam niet beheersbaar zijn. De burgemeester heeft erop gewezen dat er in de afgelopen periode naar aanleiding van pro Israël en pro Palestina protesten diverse incidenten en confrontaties in de stad hebben plaatsgevonden. Daarbij is een herhalend patroon dat de demonstranten vanuit tegengestelde geluiden elkaar opzoeken. Nog geen maand geleden was er in dat verband een noodverordening van kracht. De politie heeft ter zitting verder toegelicht dat er aanwijzingen zijn dat ook komende zaterdag voor- en tegenstanders tegenover elkaar zullen komen te staan. Er is een tegendemonstratie aangemeld waarbij de inschatting van de politie is dat deze tot heftige reacties zal leiden. De burgemeester heeft benadrukt dat zij geen reden heeft te twijfelen aan de goede intenties van verzoekster om een ordelijke en geweldloze demonstratie te organiseren, maar wijst erop dat ook buiten haar om rekening moet worden gehouden met het reële risico dat voor- en tegenstanders met elkaar of met de politie in conflict raken.
5.4.
De politie heeft ter zitting verder toegelicht dat komende zaterdag, met name in het gebied op en rond de Dam, een van de drukste zaterdagen van het jaar is met bezoekers en winkelend publiek, die bijvoorbeeld sinterklaasinkopen komen doen. Ook zonder demonstraties zijn er al crowdmaatregelen getroffen om deze drukte in goede banen te leiden, onder andere ten aanzien van het verkeer rond de Dam. Gelet op de ligging van de Dam en de omliggende straten kan de politie in deze drukte de veiligheid van alle groepen niet waarborgen. De politie ziet een niet te voorkomen risico op vermenging van groepen waarbij mensen met andere intenties in de drukte niet voldoende kunnen worden onderkend en de demonstratie en andere aanwezigen op de Dam niet adequaat kunnen worden beschermd. Op het Stoperaplein en andere aangeboden locaties is daartoe wel gelegenheid, waarbij wordt opgemerkt dat ook daar omvangrijke politiecapaciteit zal worden ingezet, vergelijkbaar met de aantallen die worden ingezet bij risicowedstrijden in het betaalde voetbal.
5.5.
De voorzieningenrechter kan de burgemeester in dit standpunt volgen. De burgemeester heeft met de gegeven toelichting voldoende concreet gemaakt dat er een reële vrees is voor wanordelijkheden en dat de specifieke samenloop van omstandigheden op aankomende zaterdag – in de context van de recente gebeurtenissen in de stad – op de Dam tot een onbeheersbare situatie zullen leiden wanneer deze demonstratie daar aanvangt. Daarbij weegt mee dat het hier niet om een verbod gaat, maar om een verplaatsing van de start van de demonstratie naar een alternatieve locatie. Daarmee is de demonstratie nog steeds mogelijk in het centrum van Amsterdam.
5.6.
De voorzieningenrechter ziet de belangen van verzoekster om de demonstratie op de Dam te laten starten, maar concludeert in het kader van deze procedure dat het besluit van de burgemeester om de startplek van de demonstratie te verplaatsen van de Dam naar een alternatieve locatie, zoals het Stoperaplein rechtmatig is. De voorzieningenrechter is van oordeel dat op dit moment het belang van de burgemeester om onbeheersbare wanordelijkheden te voorkomen zwaarder weegt dan het belang van verzoekster om de demonstratie op de Dam te laten starten.
5.7.
De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Dat betekent dat de demonstratie van zaterdag aanstaande niet op de Dam mag plaatsvinden. Voor vergoeding van het griffierecht of een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.