Rechtbank Amsterdam, eerste aanleg - enkelvoudig burgerlijk procesrecht

ECLI:NL:RBAMS:2025:364

Op 15 January 2025 heeft de Rechtbank Amsterdam een eerste aanleg - enkelvoudig procedure behandeld op het gebied van burgerlijk procesrecht, wat onderdeel is van het civiel recht. Het zaaknummer is C/13/757335 / HA ZA 24-1086, bekend onder identificatienummer ECLI:NL:RBAMS:2025:364. De plaats van zitting was Amsterdam.

Soort procedure:
Instantie:
Zaaknummer(s):
C/13/757335 / HA ZA 24-1086
Datum uitspraak:
15 January 2025
Datum publicatie:
21 January 2025
Advocaat:
mr. M Aynan;mr. J. Ruijs

Indicatie

Verwijzingsvonnis. Vordering tot vaststelling kinderalimentatie. Verwijzing naar de verzoekschriftprocedure.

Uitspraak

RECHTBANK Amsterdam

Civiel recht

Zaaknummer: C/13/757335 / HA ZA 24-1086

Vonnis van 15 januari 2025

in de zaak van

[de vrouw] ,

te [woonplaats 1] ,

eisende partij,

hierna te noemen: de vrouw,

advocaat: mr. M. Aynan,

tegen

[de man] ,

te [woonplaats 2] ,

gedaagde partij,

hierna te noemen: de man,

advocaat: mr. J. Ruijs.

1
De procedure
1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

- de dagvaarding van 24 april 2024, met producties,- de conclusie van antwoord en

- het B16-formulier van de man waarin staat dat de man afziet van een mondelinge behandeling.

1.2.

Ten slotte is vonnis bepaald.

Overwegingen

2
De beoordeling
2.1.

Partijen zijn met elkaar gehuwd geweest. Zij zijn gescheiden. In de echtscheidingsbeschikking van deze rechtbank van 14 maart 2007 is onder meer bepaald dat de man als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de drie (toen) minderjarige kinderen van partijen een bedrag van € 131,- per maand moet betalen aan de vrouw.

2.2.

De man heeft de bijdragen niet betaald.

2.3.

De vrouw vordert nu, samengevat, de man te veroordelen tot betaling van een hoofdsom van € 92.453,76 aan achterstallige alimentatiebijdragen. Verder vordert de vrouw veroordeling van de man tot betaling van wettelijke rente over de hoofdsom tot de dag van betaling (tot en met 15 april € 25.857,54), betaling van de buitengerechtelijke incassokosten van € 2.042,62 met wettelijke rente en van de proces- en nakosten.

2.4.

De man concludeert tot toewijzing van de vorderingen van de vrouw.

2.5.

In zijn arrest van 2 mei 2003 (ECLI:NL:HR:2003:AF8125) heeft de Hoge Raad bepaald dat in zaken van levensonderhoud, verschuldigd krachtens Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek, het volgen van een verzoekschriftprocedure als dwingend voorgeschreven moet worden beschouwd. De vorderingen van de vrouw worden beschouwd als een dergelijke zaak. De vrouw wenst dat de man wordt veroordeeld tot betaling van kinderalimentatie. De rechtbank zal de zaak daarom ambtshalve op grond van artikel 69 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering in de stand waarin deze zich bevindt verwijzen naar het Team Familie en Jeugd van de Afdeling Privaatrecht van deze rechtbank.

2.6.

Partijen worden zo nodig in de gelegenheid gesteld hun stellingen aan te passen aan de toepasselijke regels van de verzoekschriftprocedure.

Beslissing

3
De beslissing

De rechtbank

3.1.

verwijst de zaak naar het Team Familie en Jeugd van de Afdeling Privaatrecht van de rechtbank te Amsterdam en beveelt dat de procedure in de stand waarin zij zich bevindt wordt voortgezet volgens de regels die gelden voor de verzoekschriftprocedure.

Dit vonnis is gewezen door mr. M.M. Breugem, rechter, bijgestaan door mr. C.E.P. Honing, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 15 januari 2025.