Rechtbank Amsterdam, eerste aanleg - meervoudig burgerlijk procesrecht

ECLI:NL:RBAMS:2024:5849

Op 20 September 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam een eerste aanleg - meervoudig procedure behandeld op het gebied van burgerlijk procesrecht, wat onderdeel is van het civiel recht. Het zaaknummer is C/13/755778 / HA RK 24-278, bekend onder identificatienummer ECLI:NL:RBAMS:2024:5849. De plaats van zitting was Amsterdam.

Soort procedure:
Instantie:
Zaaknummer(s):
C/13/755778 / HA RK 24-278
Datum uitspraak:
20 September 2024
Datum publicatie:
23 September 2024

Indicatie

Wrakingsverzoek afgewezen.

Uitspraak

beslissing RECHTBANK Amsterdam

Wrakingskamer

zaaknummer: C/13/755778 / HA RK 24/278

Beslissing van 20 september 2024

van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van

[verzoeker] ,

hierna te noemen: [verzoeker]

strekkende tot de wraking van

mr. A.P. Ploeger

rechter in deze rechtbank

hierna te noemen: de rechter.

1
De procedure

De wrakingskamer heeft kennisgenomen van:

- het wrakingsverzoek van [verzoeker] , dat bij de rechtbank is ontvangen op 8 augustus 2024;

- de schriftelijke reactie van de rechter;

- de griffiersaantekeningen van de mondelinge behandeling van 1 augustus 2024 in de zaak met kenmerk 11165621 / KK24-440.

De rechter berust niet in de wraking

Het verzoek is behandeld ter openbare terechtzitting van 13 september 2024. Op de mondelinge behandeling zijn [verzoeker] en de rechter verschenen. Ter zitting heeft [verzoeker] zijn verzoek nader toegelicht en hebben [verzoeker] en de rechter vragen van de wrakingskamer beantwoord. Daarna is beslissing bepaald op heden.

2
De feiten
2.1

[verzoeker] exploiteerde in een maatschap met zijn broer een viertal tandartspraktijken. Nadat zijn broer ernstig ziek werd en uiteindelijk is overleden, heeft [verzoeker] geprobeerd om de praktijk die is gevestigd in de van De Alliantie gehuurde bedrijfsruimte over te dragen aan een derde partij. Dat is om verschillende redenen tot op heden nog niet gelukt.

2.2

De maatschap is eerder met Stichting de Alliantie in een procedure verwikkeld geraakt met betrekking tot de gehuurde bedrijfsruimte. Nadien heeft De Alliantie [verzoeker] in een kort geding procedure betrokken en onder meer ontruiming van de bedrijfsruimte gevorderd in verband met het bestaan van een huurachterstand. Deze kort geding procedure is bij deze rechtbank geregistreerd onder kenmerk 11165621 / KK24-440.

2.3

Ten behoeve van het plannen van de mondelinge behandeling in het kort geding hebben beide partijen hun verhinderdata opgegeven. De gemachtigde van [verzoeker] heeft als verhinderingen vijf dagen in juni, 21 dagen in juli, 25 dagen in augustus (waaronder 1 augustus 2024) en zeven dagen in september opgegeven. De gemachtigde van De Alliantie heeft de periode van 22 juli tot en met 2 augustus 2024 als verhindering opgegeven.

2.4

Vervolgens is de mondelinge behandeling bepaald op 1 augustus 2024. [verzoeker] is daar verschenen zonder zijn gemachtigde. Na de mondelinge behandeling is een datum voor vonnis bepaald.

3
Het wrakingsverzoek
3.1

Uit het wrakingsverzoek en de daarna gegeven toelichting volgt dat het verzoek tot wraking is gebaseerd op de volgende gronden:a) het door de rechter niet accepteren van stukken/verweer van [verzoeker] ;

b) het niet respecteren van de verhinderdata van zijn advocaat;

c) het oneerlijk behandeld worden door de rechter, waarbij door de rechter zeer beledigende opmerkingen zijn gemaakt.

[verzoeker] heeft na het voorlezen van de wrakingsgronden door de voorzitter hier ter zitting aan toegevoegd dat de voorzitter het wat harder verwoordde dan hij zelf zou doen en dat hij respect heeft voor de functie van rechter. Ook heeft [verzoeker] opgemerkt dat hij een eerlijke kans wil om zijn onderneming over te dragen aan een betrouwbare opvolger.

4
De reactie van de rechter
4.1

De rechter heeft laten weten niet in de wraking te berusten en heeft op het verzoek gereageerd. Die reactie wordt hierna voor zover nodig besproken.

Overwegingen

5
De beoordeling

beoordelingskader

5.1

Op grond van artikel 36 Wetboek van Rechtsvordering dient in een wrakingsprocedure te worden onderzocht of sprake is van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarbij is het uitgangspunt dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn omdat hij als rechter is aangesteld. Een wrakingsverzoek is alleen succesvol in geval van bijzondere omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het aannemen van partijdigheid bij de rechter, althans dat de vrees van de verzoeker dat de rechter vooringenomen is, objectief gerechtvaardigd is.

5.2

Vooropgesteld wordt dat de Hoge Raad in zijn uitspraak van 25 september 2018 (ECLI:NL:HR:2018:1413) heeft geoordeeld dat het gesloten stelsel van rechtsmiddelen meebrengt dat een rechterlijke (tussen)beslissing als zodanig nimmer grond kan vormen voor wraking en dat ook de motivering van een (tussen)beslissing geen grond kan vormen voor wraking, tenzij uit de bewoordingen van de motivering blijkt van vooringenomenheid. De wrakingskamer komt dan ook geen oordeel toe over de juistheid van de van de door de rechter genomen beslissingen. Dat oordeel is voorbehouden aan de rechter die in geval van de aanwending van een rechtsmiddel is belast met de behandeling van de zaak.

niet respecteren verhinderdata

5.3

Het bepalen van een datum waarop de zaak mondeling wordt behandeld is een (proces) beslissing die geen grond voor wraking kan opleveren. Dat dit tot het gevolg heeft gehad dat hij zich ter zitting niet kon laten bijstaan door zijn gemachtigde, heeft begrijpelijkerwijs tot het nodige ongenoegen bij [verzoeker] geleid, maar levert dus geen grond voor wraking op.

oneerlijke behandeling

5.4

Het feit dat [verzoeker] zonder zijn gemachtigde verweer heeft moeten voeren en vervolgens het gevoel heeft gekregen dat de rechter hem onvoldoende mogelijkheid heeft geboden zijn standpunt naar voren te brengen en te onderbouwen, kan bij [verzoeker] de indruk hebben gewekt dat de rechter hem oneerlijk heeft behandeld. Dat is te betreuren, maar het is niet genoeg voor een succesvolle wraking van de rechter. De vrees dat de rechter partijdig is moet immers ook objectief gerechtvaardigd zijn. Dat betekent dat onvoldoende is als de vrees alleen door [verzoeker] wordt beleefd: door de wrakingskamer moet kunnen worden vastgesteld dat de vrees voor partijdigheid het gevolg is van concrete uitspraken of handelingen van de rechter. Of daarvan sprake is, moet worden beantwoord aan de hand van de algehele context.

niet accepteren van stukken/verweer 5.5. Nog daargelaten dat het niet aan de wrakingskamer is om te oordelen over wat de rechter met ter zitting aangeboden stukken doet – hij is immers niet bevoegd om te oordelen over de wijze waarop de rechter de zaak behandelt – kan uit de door de griffier gemaakte aantekeningen van de mondelinge behandeling niet worden afgeleid dat de rechter op enig moment stukken heeft geweigerd. Daarnaast heeft de rechter in zowel zijn schriftelijke reactie als ter zitting van de wrakingskamer verklaard geen weet te hebben gehad van stukken die hij zou hebben geweigerd, terwijl [verzoeker] op een vraag van de wrakingskamer heeft geantwoord wel de intentie te hebben gehad stukken te willen overleggen, maar deze uiteindelijk niet concreet ter overlegging heeft aangeboden. Daarmee is niet feitelijk aannemelijk geworden dat de rechter stukken heeft geweigerd.

5.6

Ook volgt niet uit de aantekeningen van de griffier dat [verzoeker] niet in staat zou zijn gesteld zijn standpunt naar voren te brengen.

5.7

Ter zitting van de wrakingskamer heeft [verzoeker] opgemerkt dat het op de zitting in het kort geding alleen maar ging over de huurachterstand, terwijl dat (voor hem) niet de kern van de zaak is. Wat dat betreft geldt dat een van de doelen van de rechter bij een mondelinge behandeling is om zoveel mogelijk duidelijkheid te verkrijgen over de vordering en het daartegen gevoerde verweer. In dat kader is er ook een rol voor de rechter weggelegd om ervoor zorg te dragen dat hetgeen door partijen wordt aangevoerd zoveel mogelijk wordt beperkt tot datgene dat voor de beoordeling van het geschil relevant is. En in dit kort geding ging het – kennelijk – (alleen) over de vordering tot ontruiming in verband met de ontstane huurachterstand.

beledigende opmerkingen

5.8

De wrakingskamer ziet tot slot, zowel in hetgeen [verzoeker] daarover heeft gesteld als in de aantekeningen van de griffier, geen aanknoping om ervan uit te gaan dat door de rechter beledigende opmerkingen zijn gemaakt. Het feit dat de rechter ter zitting melding heeft gemaakt van de fysieke en mentale problemen die bij [verzoeker] zouden bestaan, duiden eerder op begrip van de rechter voor de situatie van [verzoeker] .

5.9

Wel heeft de wrakingskamer er begrip voor dat [verzoeker] gefrustreerd is dat het maar niet wil lukken met het overdragen van de tandartsenpraktijk en dat hij de mondelinge behandeling zonder zijn gemachtigde heeft moeten doorstaan, maar zijn ter zitting geuite verwachting dat de rechter ook actief zou doorvragen op onderwerpen die misschien niet rechtstreeks voor de beoordeling van het geschil in dit kort geding noodzakelijk waren, is te hoog. Daarnaast heeft de rechter ook niet de bevoegdheid een ander geschil te beslechten dan hetgeen aan hem is voorgelegd.

5.10

Gelet op dit alles is naar het oordeel van de wrakingskamer de door [verzoeker] ervaren (subjectieve) vooringenomenheid en partijdigheid, niet objectief gerechtvaardigd. Het verzoek tot wraking wordt dan ook afgewezen.

BESLISSING

De wrakingskamer:

- wijst het verzoek tot wraking af;

- bepaalt dat de zaak met kenmerk 11165621 / KK EXPL 24-440 wordt voortgezet in de stand waarin deze zich ten tijde van het indienen van het verzoek tot wraking bevond.

Deze beslissing is gegeven door mr. P.B. Martens, voorzitter, mr. J. Thomas en mr. R.A. Dudok van Heel, leden, in tegenwoordigheid van de griffier en in het openbaar uitgesproken op20 september 2024.

Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.