Rechtbank Amsterdam, kort geding civiel recht overig

ECLI:NL:RBAMS:2022:1466

Op 25 March 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam een kort geding procedure behandeld op het gebied van civiel recht overig, wat onderdeel is van het civiel recht. Het zaaknummer is C/13/713043 / KG ZA 22-65, bekend onder identificatienummer ECLI:NL:RBAMS:2022:1466. De plaats van zitting was Amsterdam.

Soort procedure:
Instantie:
Zaaknummer(s):
C/13/713043 / KG ZA 22-65
Datum uitspraak:
25 March 2022
Datum publicatie:
24 March 2022

Indicatie

Een kredietverstrekker registreerde een boekhouder ten onrechte in het Incidentenregister en het Externe Verwijzingsregister

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht, voorzieningenrechter civiel

zaaknummer / rolnummer: C/13/713043 / KG ZA 22-65 MDvH/MvG

Vonnis in kort geding van 25 maart 2022

in de zaak van

[eiser] ,

wonende te [woonplaats] ,

eiser bij conceptdagvaarding van 9 februari 2022,

advocaat mr. J. Hagers te Amsterdam,

tegen

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

CRÉDIT AGRICOLE CONSUMER FINANCE NEDERLAND B.V.,

gevestigd te Amsterdam,

gedaagde, vrijwillig verschenen,

advocaten mr. C.H.D.W. van den Borne-Verheijen en mr. N. van der Meer Mohr te Arnhem.

Partijen zullen hierna [eiser] en Crédit Agricole worden genoemd.

1
De procedure
1.1.

Op de mondelinge behandeling op 4 maart 2022 heeft [eiser] de vordering toegelicht. Crédit Agricole heeft verweer gevoerd mede aan de hand een van een van tevoren ingediende conclusie van antwoord. Beide partijen hebben producties en een pleitnota in het geding gebracht.

1.2.

Bij de mondelinge behandeling waren aanwezig:

- [eiser] met mr. Hagers,

- aan de zijde van Crédit Agricole: mr. Van den Borne-Verheijen en mr. N. van der Meer Mohr.

2
De feiten
2.1.

[eiser] is belastingconsulent, boekhouder en administrateur. Sinds 2007 handelt hij in de vorm van een eenmanszaak onder de naam [bedrijf] . [eiser] is bestuurder en/of aandeelhouder van verschillende vennootschappen. Ook via zijn vennootschap Reaxi B.V. verricht hij administratieve diensten.

2.2.

[naam 1] (hierna: [naam 1] ) is op 1 mei 2020 voor onbepaalde tijd in dienst getreden bij [bedrijf] in de functie Hoofd Administratie. Het salaris van [naam 1] bedroeg € 4.989,81 bruto per maand, wat neerkomt op € 3.350,00 netto. Zij was destijds net negentien jaar oud.

2.3.

[naam 1] heeft op 11 mei 2020 een krediet van € 45.000,00 aangevraagd bij Findio, een dochteronderneming van Crédit Agricole.

2.4.

Het salaris van [naam 1] voor de maand mei 2020 is op 27 mei 2020 om 13.53 uur bijgeschreven op haar bankrekening bij ABN AMRO. Diezelfde dag om 16.58 uur is het salaris teruggeboekt op de rekening van [bedrijf] .

2.5.

In een e-mail van 3 juni 2020 van Crédit Agricole verstuurd naar [e-mailadres] staat het volgende:

Bij een financiële transactie werd bijgaande salarisspecificatie overgelegd.

Uit deze specificatie kunnen wij op maken dat mevrouw [naam 1] sedert 01 januari 2019 bij u in dienst zou zijn in de functie Hoofd administratie

Gezien de leeftijd van deze dame t.o.v. het inkomen willen wij dit nog graag even door u bevestigd hebben.

Wij verzoeken u dan ook vriendelijk onderstaande vragen te beantwoorden

Is het juist dat mevrouw [naam 1] sedert 1 januari 2019 bij u een vast loondienstverband heeft.

Is bijgaande salarisspecificatie door of namens uw bedrijf vervaardigd.

Klopt het dat mevrouw [naam 1] over de eerste 5 maanden van 2020 een bruto inkomen van € 4.989,81 heeft genoten.

2.6.

Bij e-mail van 9 juni 2020 verstuurd naar datzelfde e-mailadres heeft Crédit Agricole aan [eiser] verzocht om de e-mail van 3 juni 2020 zo spoedig mogelijk te beantwoorden.

2.7.

Bij gelijkluidende aangetekende brieven van 30 juli 2020, één verzonden naar het woonadres van [eiser] en één naar het postbusadres van zijn eenmanszaak, heeft Crédit Agricole aan [eiser] bericht dat Crédit Agricole zijn persoonsgegevens voor de duur van acht jaar heeft opgenomen in het Incidentenregister (IR) en het Externe Verwijzingsregister (EVR). In deze brief staat, voor zover van belang, het volgende:

De reden voor opname betreft een kredietaanvraag (…)op naam van mevrouw [naam 1] , waarbij een salarisspecificatie van [bedrijf] over de maand mei 2020 is overgelegd. Uit deze specificatie moest blijken dat mevrouw [naam 1] sedert 1 januari 2019 bij uw bedrijf in dienst zou zijn. Naast deze salarisspecificatie is een bankafschrift van mevrouw [naam 1] overgelegd. De laatste boeking op het bankafschrift d.d. 27 mei 2020 is afkomstig van uw bedrijf. In de omschrijving staat “salaris mei”. Onderzoek heeft uitgewezen dat deze boeking vrijwel direct na het uitprinten van het bankafschrift is teruggestort naar de rekening van [bedrijf] . Verder onderzoek heeft uitgewezen dat mevrouw [naam 1] in de periode 01-01-2020 t/m heden geen enkele salarisbetaling van u heeft mogen ontvangen.

Vervolgens hebben wij op 3 juni 2020 en op 9 juni 2020 geprobeerd om contact met u te krijgen voor uw toelichting over de overgelegde salarisspecificatie, maar dat is niet gelukt. Wij houden u dan ook mede aansprakelijk voor het creëren van een vals loondienstverband ten einde voor mevrouw [naam 1] een financiering te kunnen regelen.

2.8.

Crédit Agricole heeft op 30 juli 2020 aangifte gedaan van valsheid in geschrifte, gepleegd door [eiser] en [naam 1] .

2.9.

Op 15 december 2020 heeft de politie [eiser] benaderd met de vraag (via een ‘vordering verstrekking identificerende gegevens’) in welke periode [naam 1] in loondienst is geweest bij [bedrijf] en in welke functie.

2.10. 2.11.

Bij e-mail van 4 januari 2021 heeft [eiser] de politie in reactie daarop, voor zover van belang, als volgt bericht:

Mevr. (…) [naam 1] zou bij mijn eenmanszaak D&C Advies in loopdienst komen werken.

Zij heeft een aantal dagen proefgedraaid bij mijn onderneming. Uiteindelijk vond zij de afstand van en naar haar woonplaats, [woonplaats] , te groot en is de arbeidsovereenkomst niet door gegaan.

Ik heb wel een salaris overgemaakt, maar dat heeft zij meteen teruggestort.

Vanwege de privacywetgeving heb ik de gegevens van haar vernietigd mede omdat de loondienst verhouding niet door is gegaan.

2.12.

In november 2021 heeft [eiser] telefonisch contact opgenomen met Crédit Agricole en daarbij gemeld dat hij via Rabobank te weten is gekomen dat Crédit Agricole hem in het IR en EVR heeft geregistreerd. Crédit Agricole heeft vervolgens de gelijkluidende brieven van 30 juli 2020, de e-mails van 3 en 9 juni 2020 en de salarisspecificatie van mei 2020 van [naam 1] op verzoek van [eiser] gestuurd naar [e-mailadres] .

2.13.

Bij brief van zijn advocaat van 20 december 2021 heeft [eiser] Crédit Agricole gesommeerd om de registratie in het IR en het EVR te verwijderen. Crédit Agricole heeft aan deze sommatie geen gehoor gegeven.

3
Het geschil
3.1.

[eiser] vordert Crédit Agricole te gebieden, op straffe van verbeurte van een dwangsom, om binnen 24 uur na betekening van dit vonnis alle uitvoeringshandelingen te verrichten om [eiser] te (laten) verwijderen uit het IR en het EVR, met veroordeling van Crédit Agricole in de proces- en nakosten, beide te vermeerderen met de wettelijke rente.

3.2.

Crédit Agricole voert verweer.

3.3.

Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover voor de beoordeling van belang, ingegaan.

Overwegingen

4
De beoordeling
4.1.

Crédit Agricole heeft allereerst aangevoerd dat [eiser] geen spoedeisend belang heeft bij zijn vorderingen. Dit verweer faalt. Indien geconcludeerd wordt dat de persoonsgegevens van [eiser] ten onrechte zijn geregistreerd in het IR en EVR, heeft hij aannemelijk gemaakt dat hij voor zijn bedrijfsvoering hinder ondervindt van de registraties, omdat financiële instellingen geen zaken meer met hem willen doen. Dat dit het geval is, ligt ook voor de hand.

4.2.

Vaststaat dat door [naam 1] een kredietaanvraag is gedaan bij Findio, een dochteronderneming van Crédit Agricole, en dat ter onderbouwing van die aanvraag een vervalste salarisstrook is aangeleverd. Het vervalsen van een document en het gebruik daarvan bij de aanvraag, om op basis van niet correcte gegevens een financiering te verkrijgen die op basis van de juiste gegevens mogelijk niet zou worden verstrekt, worden aangemerkt als valsheid in geschrifte (artikel 225 Wetboek van Strafrecht (Sr) en poging tot oplichting (artikel 326 Sr). Crédit Agricole houdt [eiser] mede verantwoordelijk voor de frauduleuze kredietaanvraag door [naam 1] en heeft daarom zijn persoonsgegevens in het IR en EVR geregistreerd.

4.3.

Voor verwerking van persoonsgegevens in het IR en het EVR is geen strafrechtelijke veroordeling vereist. Anderzijds is de enkele verdenking van betrokkenheid bij een strafbaar feit daartoe niet voldoende. Er dient sprake te zijn van zodanige concrete feiten en omstandigheden dat zij een als strafbaar feit te kwalificeren bewezenverklaring in de zin van artikel 350 Wetboek van Strafvordering (Sv). kunnen dragen. Als maatstaf geldt daarvoor dat de vastgestelde gedragingen een zwaardere verdenking dan een redelijk vermoeden van schuld moeten opleveren, in die zin dat de te verwerken strafrechtelijke persoonsgegevens in voldoende mate moeten vaststaan. Uitgangspunt is verder dat het aan de financiële instelling is te onderbouwen en te concretiseren waarom zij tot registratie is overgegaan (zie HR 29 mei 2009, ECLI:NL:HR:2009:BH4720, r.o. 4.4. en hof Arnhem-Leeuwarden 7 november 2014, ECLI:NL:GHARL:2014:8710, r.o. 5.4).

4.4.

Crédit Agricole heeft de registratie van [eiser] in het IR en EVR als volgt onderbouwd. [eiser] heeft op 27 mei 2020 een betaling verricht aan [naam 1] met als omschrijving “salaris mei”. Deze overboeking klopt niet met de verklaring van [eiser] bij de politie dat [naam 1] slechts een paar dagen bij hem heeft proefgedraaid en de arbeidsovereenkomst niet is doorgegaan. [eiser] heeft zich dus valselijk voorgedaan als werkgever van [naam 1] .

Het salaris van [naam 1] is op 27 mei 2020 om 13:53 uur bijgeschreven op haar rekening bij ABN AMRO. Vervolgens is om 13:56 uur het mutatieoverzicht van de bankrekening van [naam 1] uitgedraaid dat door haar bij de kredietaanvraag is aangeleverd, zodat daarop niet te zien was dat [naam 1] het salaris nog dezelfde dag had teruggestort. Aangezien er slechts drie minuten tijdsverschil zit tussen de bijschrijving van het salaris en de uitdraai van het mutatieoverzicht, moet [eiser] met [naam 1] hebben gecommuniceerd dat het salaris was betaald. Uit de documenteigenschappen van de salarisspecificatie blijkt dat deze op 27 mei 2020 om 15.01 uur is gemaakt. Voor het opstellen van de bij de kredietaanvraag verstrekte salarisspecificatie is het salarissysteem van [bedrijf] gebruikt. Uit de verklaring van [eiser] bij de politie, dat [naam 1] een paar dagen heeft proefgedraaid, volgt dat zij op 27 mei 2020 niet op zijn kantoor aanwezig was en dus geen toegang had tot het salarissysteem. [naam 1] heeft het salaris nog dezelfde dag om 16.58 uur teruggeboekt op de rekening van [bedrijf] . Gelet op de genoemde tijdstippen en uitgaande van de verklaringen van [eiser] , kan [naam 1] de salarisspecificatie niet zelf hebben gemaakt. Zij had geen toegang tot het salarissysteem en de salarisspecificatie is gemaakt nadat het salaris op haar rekening was gestort. Volgens de verklaring van [eiser] heeft [naam 1] direct na de betaling van het salaris gebeld met [eiser] dat zij niet meer bij hem wilde werken en gezegd dat ze het salaris zou terugstorten. Het is volstrekt onaannemelijk dat [naam 1] meedeelt dat ze niet meer bij [eiser] wil werken, het salaris terugstort, maar vervolgens alsnog een salarisspecificatie zou maken waarop in strijd met de waarheid staat vermeld dat ze al vanaf januari 2019 in dienst is bij [bedrijf] . [eiser] moet de salarisspecificatie dus wel hebben opgesteld. Als [eiser] de salarisspecificatie niet zelf heeft opgesteld, dan heeft hij dit in ieder geval gefaciliteerd en moet hij daarvan op de hoogte zijn geweest.

4.5.

Het salaris van [naam 1] van € 4.989,81 bruto per maand is bijzonder hoog voor iemand die destijds net negentien jaar was geworden. Het nettosalaris van [naam 1] komt uit op € 3.350,00. Een rond bedrag is voor een nettosalaris zeer opmerkelijk. Dit ronde bedrag is geen toeval. Om het door [naam 1] verzochte krediet van € 45.000,00 te krijgen, moest haar salaris hoog genoeg zijn. Op basis van een nettosalaris van € 3.350,00 kon [naam 1] precies € 45.405,50 lenen. [eiser] is in het verleden onder meer bemiddelaar bij Crédit Agricole is geweest en wist dus precies hoe deze kredietberekeningen werden gemaakt.

4.6.

In het verleden is [eiser] ook betrokken geweest bij het opmaken van een valse salarisspecificatie. In 2001 heeft hij bij de politie erkend dat hij twee salarisspecificaties had vervalst en is hij hiervoor veroordeeld en heeft Crédit Agricole [eiser] destijds voor acht jaar geregistreerd in het EVR, aldus nog steeds Crédit Agricole.

4.7.

[eiser] stelt dat hij ten onrechte is geregistreerd in het IR en het EVR en licht dit als volgt toe. [naam 1] was een goede bekende van een zakenrelatie van [eiser] . Zij had een relevante HBO-studie afgerond en was mede vanwege haar Afghaanse achtergrond heel geschikt voor de functie, omdat [bedrijf] is gevestigd in een regio waar veel Afghaanse mensen wonen. Een ander groot voordeel was dat de betreffende zakenrelatie en [naam 1] een groot netwerk hadden met potentiële klanten. Verder was het de bedoeling dat [naam 1] ook op detacheringsbasis bij klanten van [bedrijf] werkzaamheden zou gaan verrichten. Om deze redenen was het salaris van [naam 1] gerechtvaardigd en is zij direct voor onbepaalde tijd in dienst getreden. Dat zij € 3.350,00 netto per maand verdiende is niet vreemd. Het gebeurt vaker dat gerekend wordt vanuit een netto bedrag. Dan weet de werknemer waar hij aan toe is. Vervolgens kan via het salarissysteem gemakkelijk aan de hand van het nettosalaris een brutosalaris worden berekend.

4.8.

[naam 1] heeft bij [bedrijf] gewerkt in mei 2020. In het telefoongesprek op 27 mei 2020 heeft [naam 1] [eiser] verteld dat zij wilde stoppen. In dit gesprek deed zij voorkomen alsof zij zich hierover schuldig voelde vanwege het feit dat zij via een belangrijke zakenrelatie bij [bedrijf] was komen werken. [eiser] vond het daarom niet raar dat [naam 1] het salaris heeft teruggestort. [eiser] heeft de arbeidsovereenkomst fysiek vernietigd en het personeelsdossier gesloten. Na het telefoongesprek op 27 mei 2020 heeft [eiser] [naam 1] nooit meer kunnen bereiken.

4.9.

Wat er precies is gebeurd op 27 mei 2020 weet [eiser] ook niet. Voor zover [eiser] kan nagaan, was [naam 1] die dag wél op kantoor en hij zelf niet. Dat zij hem belde is niet gek. [eiser] is niet altijd op kantoor en belt wel vaker met zijn personeel. [naam 1] kon uit hoofde van haar functie in het salarissysteem en kon dus zelf een salarisspecificatie maken. Het is mogelijk om op je telefoon een betaalalert in te stellen bij de ontvangst van een bepaald bedrag. [naam 1] zal waarschijnlijk zo’n melding hebben gehad en direct daarna de salarisspecificatie hebben gemaakt. Zowel het mutatieoverzicht van de bankrekening van [naam 1] als de salarisspecificatie is gemaakt met dezelfde PDF-producent, dus door dezelfde persoon. [eiser] kan niet bij het mutatieoverzicht van de bankrekening van [naam 1] . Dit is heel belangrijk, omdat het aantoont dat [naam 1] zowel het mutatieoverzicht als de salarisspecificatie moet hebben gemaakt.

4.10.

[eiser] is via een onderzoek op internet erachter gekomen dat [naam 1] en haar man beroepsoplichters zijn. Hij verdenkt hen ervan dat zij de frauduleuze kredietaanvraag zorgvuldig hebben voorbereid.

4.11.

Op internet is heel makkelijk te berekenen welk bedrag kan worden geleend op basis van iemands inkomen. [naam 1] heeft hiervoor niet de hulp nodig gehad van [eiser] .

4.12.

Crédit Agricole heeft ongeveer twee jaar geleden tegen [eiser] aangifte gedaan. De politie heeft vorig jaar informatie opgevraagd over het dienstverband van [naam 1] bij [eiser] . Daarna heeft hij niets meer vernomen. In december 2020 heeft de politie niet aan [eiser] gemeld dat hij verdachte zou zijn.

4.13.

[eiser] is in 2001 niet strafrechtelijk veroordeeld voor het vervalsen van salarisspecificaties. Hij is in 2001 voor iets anders veroordeeld, maar dat doet hier niet ter zake. [eiser] heeft met de vervalsing van de salarisspecificatie en de kredietaanvraag van [naam 1] niets te maken. Hoe [naam 1] precies heeft gehandeld, weet [eiser] ook niet. Dat is iets voor de politie, aldus steeds [eiser] .

4.14.

Geoordeeld wordt als volgt. Of [eiser] in het verleden al dan niet is veroordeeld voor het vervalsen van salarisspecificaties, hetgeen hij betwist, doet hier niet ter zake. Het gaat erom of de huidige registratie voldoet aan de hiervoor onder 4.3 genoemde maatstaf.

4.15.

Het is voorstelbaar dat Crédit Agricole vindt dat er aantal zaken hier niet klopt. [eiser] heeft geen enkel stuk in het geding gebracht waaruit volgt dat er inderdaad een arbeidsrelatie heeft bestaan met [naam 1] , zelfs geen verklaring van een (oud)werknemer die kan bevestigen dat [naam 1] in mei 2020 bij [bedrijf] heeft gewerkt. Voorts is het opmerkelijk dat [naam 1] , die in mei 2020 net negentien jaar oud was geworden, direct voor onbepaalde tijd in dienst is getreden tegen een voor haar leeftijd en opleiding bijzonder hoog netto maandsalaris van € 3.350,00, zelfs in het geval zij via een bevriende zakenrelatie van [eiser] in dienst is getreden. Verder valt het op dat [eiser] bij de politie heeft verklaard dat [naam 1] een aantal dagen bij hem heeft proefgedraaid, terwijl hij in deze procedure heeft gesteld dat zij tot en met 27 mei 2020 in dienst was. Tot slot is het vreemd dat [eiser] het niet raar vond dat [naam 1] haar salaris heeft teruggestort, waarvoor zij in ieder geval volgens de verklaring van [eiser] bijna een volledige maand heeft gewerkt, en tevens dat [eiser] met wat hij nu weet zelf geen aangifte heeft gedaan tegen [naam 1] .

4.16.

Daar staat tegenover dat [eiser] zijn betrokkenheid bij de frauduleuze kredietaanvraag van [naam 1] gemotiveerd heeft betwist. Met name de door Crédit Agricole niet weersproken stelling van [eiser] , dat uit de PDF-gegevens blijkt dat zowel het mutatieoverzicht van de bankrekening van [naam 1] als de salarisspecificatie is gemaakt door dezelfde persoon en dat dit [naam 1] moet zijn geweest, omdat [eiser] niet bij het mutatieoverzicht van [naam 1] kan, legt veel gewicht in de schaal. Verder heeft [eiser] verklaard dat hij zelf niet op kantoor was op 27 mei 2020, zodat het goed mogelijk is dat [naam 1] die dag wel op kantoor was en zij die dag via het salarissysteem van [bedrijf] zelf een salarisspecificatie heeft gemaakt. Tot slot kan niet worden uitgesloten dat [naam 1] via een pushmelding op haar telefoon wist dat het salaris was gestort, zodat zij direct kon handelen, zoals [eiser] heeft aangevoerd.

4.17.

Al met al kan voorshands niet met voldoende zekerheid worden vastgesteld dat [eiser] persoonlijk betrokken was bij de kredietaanvraag van [naam 1] . De verklaringen die [eiser] hiervoor heeft gegeven, liggen niet in alle opzichten voor de hand, maar zijn ook weer niet zo onwaarschijnlijk of ongeloofwaardig dat bij voorbaat kan worden uitgesloten dat zijn verhaal juist is.

4.18.

De kredietaanvraag van [naam 1] roept zeker de nodige vragen op, maar dat rechtvaardigt niet zonder meer de conclusie dat sprake is van betrokkenheid van [eiser] en de jegens hem vereiste zwaardere verdenking dan een redelijke vermoeden van schuld.

4.19.

Dit alles betekent dat, voorshands geoordeeld, er onvoldoende grond bestond voor opneming van [eiser] in het IR en het EVR. De vordering van [eiser] zal dus worden toegewezen. De gevorderde dwangsom wordt afgewezen, omdat Crédit Agricole te kennen heeft gegeven vrijwillig aan dit vonnis te zullen voldoen. Er bestaat geen aanleiding om daaraan te twijfelen.

4.20.

Gelet op het bovenstaande behoeft de vraag of Crédit Agricole het beginsel van hoor en wederhoor heeft geschonden bij het registreren van [eiser] in het IR en het EVR en of daaraan consequenties moeten worden verbonden niet te worden beantwoord.

4.21.

Crédit Agricole zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van deze procedure, tot op heden aan de zijde van [eiser] begroot op € 314,00 aan griffierecht en € 1.016,00 aan salaris advocaat.

4.22.

De nakosten zullen worden toegewezen zoals in de beslissing is vermeld.

Beslissing

5
De beslissing

De voorzieningenrechter

5.1.

gebiedt Crédit Agricole om binnen 24 uur na betekening van dit vonnis alle uitvoeringshandelingen te verrichten om [eiser] te (laten) verwijderen uit het IR en het EVR,

5.2.

veroordeelt Crédit Agricole in de proceskosten, tot op heden aan de zijde van [eiser] begroot op € 1.330,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf veertien dagen na de datum van dit vonnis, tot aan de voldoening,

5.3.

veroordeelt Crédit Agricole in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 163,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen met € 85,00 en de kosten van het betekeningsexploot ingeval betekening van dit vonnis plaatsvindt, en te vermeerderen met de wettelijke rente over de nakosten met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis, tot aan de voldoening,

5.4.

verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,

5.5.

wijst het meer of anders gevorderde af.

Dit vonnis is gewezen door mr. R.A. Dudok van Heel, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. M.F. van Grootheest, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 25 maart 2022. (Voetnoot 1)

Voetnoot

Voetnoot 1

type: MvG

coll: MA