vonnis
RECHTBANK AMSTERDAM
Afdeling privaatrecht, voorzieningenrechter civiel
zaaknummer / rolnummer: C/13/758414 / KG ZA 24-876 MdV/JD
Vonnis in kort geding van 26 november 2024
1. de coöperatie met uitgesloten aansprakelijkheid
COÖPERATIEVE RABOBANK U.A.,
gevestigd te Amsterdam,
2. [eiser 2],
wonende te [plaats] ,
eisers bij dagvaarding van 4 november 2024,
advocaat mr. J.M. Boelens te Amsterdam,
de stichting
STICHTING GREENPEACE NEDERLAND,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde,
advocaat mr. R. Hörchner te Breda.
Eisers zullen hierna respectievelijk Rabobank en [eiser 2] worden genoemd. Gedaagde zal Greenpeace worden genoemd.
Ter zitting van 12 november 2024 heeft Rabobank de vorderingen zoals omschreven in de dagvaarding toegelicht. Greenpeace heeft verweer gevoerd.
Beide partijen hebben producties ingediend. Rabobank heeft ook een pleitnota ingediend.
Ter zitting waren aanwezig:
aan de kant van Rabobank:
mr. Boelens, mr. L.R. Bekke en mr. J. Vrielink, advocaten;
[naam 1] , General Counsel bij Rabobank;
[naam 2] , advocaat bij Rabobank;
aan de kant van Greenpeace:
mr. Hörchner, advocaat;
[naam 3] , campaigner bij Greenpeace;
[naam 4] , persvoorlichter bij Greenpeace.
Vonnis is bepaald op heden.
2.1.
Greenpeace is een niet-gouvernementele organisatie (NGO) die zich richt op (heel kort gezegd) milieu en klimaat wereldwijd. Een van haar campagnes betreft het tegengaan van ontbossing. In dit kader maakt Greenpeace zich onder meer sterk voor een “bossenwet voor banken”.
2.2.
Rabobank is een van de banken waarmee Greenpeace in gesprek is over de door haar gewenste Bossenwet voor banken. [eiser 2] is bestuursvoorzitter van Rabobank. Op 11 december 2023 is het volgende portret van hem gemaakt, in opdracht van Rabobank.
[foto1]
2.3.
Op 15 oktober 2024 heeft Greenpeace twee spandoeken aan de ‘Viñolytoren’ op de Zuidas in Amsterdam gehangen. Op dat spandoek is een bewerkt portret van [eiser 2] weergegeven in een ‘wanted’ poster. De spandoeken zijn na enkele uren verwijderd.
[foto2] [foto3] [foto4]
2.4.
Het ophangen van de spandoeken maakte onderdeel uit van een bredere campagne van Greenpeace, waarin het portret van [eiser 2] op meerdere manieren is gebruikt, waaronder:
- een video op sociale media waarin [eiser 2] wordt afgebeeld met een kettingzaag omgeven door een gekapt bos met de oproep om de heer [eiser 2] “tot orde te roepen”;
[foto5]
- onderstaand bericht op de website van Greenpeace, waarbij het publiek wordt opgeroepen een kaart te sturen aan [eiser 2] ;
[foto6]
- stickers in de openbare ruimte en berichtgeving daarover op sociale media;
[foto7]
Overwegingen
Portretrecht?
4.1.
In dit kort geding gaat het om het gebruik door Greenpeace van het portret van [eiser 2] dat op 11 december 2023 in opdracht en ten behoeve van Rabobank en [eiser 2] is gemaakt. Rabobank stelt dat Greenpeace inbreuk heeft gemaakt op het portretrecht van [eiser 2] door zijn portret openbaar te maken zonder zijn toestemming, wat verboden is op grond van artikel 20 Auteurswet (Aw).
4.2.
Artikel 20 Aw ziet op portretten die in opdracht zijn gemaakt. In lid 1 van dit artikel staat (voor zover hier van belang) het volgende.
Tenzij anders is overeengekomen is degene, wien het auteursrecht op een portret toekomt, niet bevoegd dit openbaar te maken zonder toestemming van den geportretteerde (…)
4.3.
Hieruit blijkt dat het verbod om het portret zonder toestemming van de geportretteerde openbaar te maken rust op degene aan wie het auteursrecht toekomt, oftewel: de maker van het portret dan wel (ingeval van overdracht) de auteursrechthebbende. Greenpeace is geen van beide. Een zuiver grammaticale interpretatie van artikel 20 Aw zou dan ook meebrengen dat dit verbod niet op haar van toepassing is.
4.4.
De uitkomst van deze interpretatie staat haaks op het systeem van de wet, dat verdergaande bescherming poogt te bieden aan een opdrachtgevende geportretteerde. De enkele omstandigheid dat Greenpeace geen auteursrechthebbende is, zou er niet toe moeten leiden dat haar méér vrijheid toekomt bij het openbaar maken van het portret, dan de auteursrechthebbende zelf. In eerdere rechtspraak en in juridische literatuur is dan ook tot uitgangspunt genomen dat de openbaarmaking van een portret door een niet-rechthebbende, zonder toestemming van de geportretteerde onrechtmatig is. De voorzieningenrechter gaat daar ook van uit.
4.5.
Een rechterlijk oordeel dat het openbaar maken van het portret van [eiser 2] zonder zijn toestemming onrechtmatig is, zou een beperking van de vrijheid van meningsuiting van Greenpeace zijn. Ingevolge artikel 10 lid 2 EVRM is een dergelijke beperking slechts toegestaan indien deze bij wet is voorzien en noodzakelijk is in een democratische samenleving, bijvoorbeeld ter bescherming van de goede naam en de rechten van anderen. Daarbij moet de beperking evenredig zijn aan dit legitieme nagestreefde doel.
4.6.
Bij deze beoordeling komt het aan op een belangenafweging. De belangen van [eiser 2] zijn met name gelegen in bescherming van zijn privésfeer tegen onnodige schending en bescherming tegen blootstelling aan lichtvaardige verdachtmakingen. Het belang van Rabobank is er in dit geval in gelegen dat zij als werkgever de privacybescherming van haar medewerkers dient te waarborgen. Het belang van Greenpeace is er met name in gelegen dat zij zich als milieuorganisatie in het openbaar kritisch, informerend, opiniërend en waarschuwend moet kunnen uitlaten over misstanden tegen het milieu en over zaken van publiek belang in het algemeen.
4.7.
[eiser 2] stelt (samen met Rabobank) dat de wijze waarop Greenpeace zijn portret gebruikt, niet meer kan worden gezien als een ludieke actie, maar een grootschalige en persoonsgerichte lastercampagne is. Hij vindt dat hij in deze uitingen persoonlijk wordt vereenzelvigd met een sociaal diskwalificerende context en dat de suggestie wordt gewekt dat hij zich schuldig maakt aan crimineel gedrag. De uitingen zijn in toenemende mate denigrerend, diskwalificerend en intimiderend. Door haar boodschap op zijn persoon te richten, op een wijze die in toenemende mate ernstiger van aard wordt, handelt Greenpeace ook gevaarzettend, nu deze uitingen kwaadwillende individuen ertoe kunnen bewegen om actie te ondernemen tegen [eiser 2] , of daarmee te dreigen, aldus steeds Rabobank en [eiser 2] .
4.8.
Greenpeace beroept zich op haar betogingsrecht en vrijheid van meningsuiting. Zij heeft toegelicht dat de bestreden uitingen onderdeel zijn van een bredere campagne, waarin zij zich hard maakt voor een Europese ‘bossenwet’ die producten en geldstromen die bijdragen aan natuurverwoesting moet stoppen. Nadat zij eerst Europese politici heeft opgeroepen tot wetgeving, heeft zij in 2023 haar pijlen gericht op Rabobank en later ook op [eiser 2] zelf, als ‘CEO’ van Rabobank. Greenpeace heeft meerdere rapporten overgelegd waaruit zij afleidt dat Rabobank tot de grootste banken in de Europese Unie behoort als het aankomt op schadelijke geldstromen naar ‘ontbossings- en ecosysteemrisicosectoren’. Greenpeace en Rabobank hebben meerdere malen met elkaar om de tafel gezeten waarbij de inzet van Greenpeace was dat Rabobank zich publiekelijk uitspreekt voor een bossenwet voor banken. Nadat het gevoerde overleg niet tot de uitkomst heeft geleid dat Rabobank uitdrukkelijk een bossenwet voor banken steunt, heeft Greenpeace haar campagne geïntensiveerd en actie gevoerd, waarvan de bestreden uitingen (weergegeven onder 2.3 en 2.4) onderdeel waren. De onderliggende boodschap daarvan is volgens Greenpeace: “de financiële wereld is als het Wilde Westen; er zijn geen of te weinig regels die de geldstromen naar ontbossing stoppen. De grootste cowboy? De CEO van Rabobank, want onder zijn bewind gaan de schadelijke geldstromen van de grootste bank in ontbossingsrisicosectoren gewoon door.”.
4.9.
Bij de weging van de hiervoor beschreven belangen staat voorop dat de vrijheid van meningsuiting, als fundamenteel vereiste voor het publieke debat dat een democratische samenleving mogelijk maakt, in beginsel ook van toepassing is op uitingen die beledigen, shockeren of verstoren. Daarbij geniet de vrijheid van meningsuiting van actiegroepen als Greenpeace in de regel een verhoogd niveau van bescherming, gelet op het publieke belang dat gediend is bij het in staat stellen van dergelijke groepen om bij te dragen aan het publieke debat, door informatie en ideeën te verspreiden over zaken van algemeen belang, zoals het milieu.
Verbod elk gebruik portret?
4.10.
De eerste vordering om elk gebruik van het portret van [eiser 2] te verbieden gaat verder dan een beroep op het recht van bescherming van zijn privésfeer kan rechtvaardigen. Daarbij weegt mee dat ook legitieme vormen van gebruik denkbaar zijn en [eiser 2] als bestuurder van een grote bank, die in die hoedanigheid enige publieke bekendheid geniet, enige inmenging in zijn privésfeer te dulden heeft. Deze vordering is bovendien te onbepaald nu tijdens dit kort geding niet alle omstandigheden waaronder het portret van [eiser 2] in de toekomst zou kunnen worden gebruikt kunnen worden afgewogen. Hetzelfde geldt voor de vordering om dit gebruik te verbieden ten aanzien van ‘andere aan Rabobank verbonden individuen’.
4.11.
De tweede vordering ziet op de uitingen zoals weergegeven onder 2.3 en 2.4. De gevorderde verwijdering van de spandoeken zal worden afgewezen, nu deze reeds op 15 oktober 2024 zijn verwijderd. De vordering tot verwijdering van de posters waarop [eiser 2] , met cowboyhoed, wordt afgebeeld in de vorm van een ‘wanted-poster’, zal eveneens worden afgewezen. Door de in het oog springende grote cowboyhoed, het gebruik van het format van een wanted-poster, en de vermelding van Greenpeace op de poster, is duidelijk dat de tekst daarop niet letterlijk moet worden genomen, maar dat er sprake is van een actie waarmee Greenpeace de aandacht vraagt voor haar boodschap. Greenpeace is kritisch op het handelen van [eiser 2] , maar het voert te ver om uit deze posters af te leiden dat [eiser 2] wordt weggezet als crimineel. Uit deze posters kan ook geen oproep om op onrechtmatige wijze actie te ondernemen tegen [eiser 2] worden afgeleid. De enkele stelling dat de poster kwaadwillende individuen ertoe zou kunnen bewegen om actie te ondernemen tegen [eiser 2] is onvoldoende voor een oordeel dat de posters onrechtmatig zijn.
4.12.
Het verspreiden van de posters vormt een inmenging in de privésfeer van [eiser 2] , maar dat is in dit geval niet onrechtmatig. [eiser 2] wordt door middel van deze posters weliswaar tegen wil en dank ‘het gezicht’ van Rabobank gemaakt en door Greenpeace persoonlijk aangesproken op zijn handelen, maar als bestuursvoorzitter heeft hij te dulden dat zijn gezicht wordt verbonden aan de bank die hij bestuurt en dat hij publiekelijk wordt aangesproken op zijn handelen in die hoedanigheid. Niet is gebleken van inmenging in zijn privésfeer die verder gaat dan het leveren van kritiek op zijn handelen als bestuursvoorzitter, door middel van gebruik van zijn portret.
4.13.
Hetzelfde geldt voor de bestreden video op sociale media, het bericht op de website van Greenpeace en de stickers in de openbare ruimte. Conclusie is dat de gevorderde verwijdering en het gevorderde verwijderd houden van al deze uitingen zal worden afgewezen.
4.14.
Uit het voorgaande volgt dat ook voor de gevorderde rectificatie geen grond bestaat.
4.15.
Rabobank zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. Er is geen grond voor de door Greenpeace voorgestane vergoeding op basis van artikel 1019h Rv. De kosten aan de zijde van Greenpeace worden begroot op:
- griffierecht € 688,00
- salaris advocaat € 1.107,00
- nakosten € 178,00
Totaal € 1.973,00