Rechtbank Amsterdam, hoger beroep internationaal privaatrecht

ECLI:NL:RBAMS:2022:6630

Op 10 November 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam een hoger beroep procedure behandeld op het gebied van internationaal privaatrecht, wat onderdeel is van het civiel recht. Het zaaknummer is C/13/713931 / HA RK 22-50, bekend onder identificatienummer ECLI:NL:RBAMS:2022:6630. De plaats van zitting was Amsterdam.

Soort procedure:
Instantie:
Zaaknummer(s):
C/13/713931 / HA RK 22-50
Datum uitspraak:
10 November 2022
Datum publicatie:
15 November 2022

Indicatie

Hoger beroep tegen het door de voorzieningenrechter verleende verlof tot tenuitvoerlegging van alimentatiebeslissingen van de Amerikaanse rechter. Haags Alimentatieverdrag en Uitvoeringswet internationale inning levensonderhoud.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht

zaaknummer / rekestnummer: C/13/713931 / HA RK 22-50

Beschikking in hoger beroep van 10 november 2022

in de zaak van

[verzoeker] ,

wonende te [woonplaats 1] (Verenigde Arabische Emiraten),

verzoeker in hoger beroep,

verweerder in eerste aanleg,

advocaat mr. A.R. van Maas de Bie te Helmond.

tegen

[verweerster] , tegenwoordig genaamd [naam] ,

wonende te [woonplaats 2] (Verenigde Staten van Amerika),

verweerster in hoger beroep,

verzoekster in eerste aanleg.

advocaat mr. M.M. van Maanen te Amsterdam,

Partijen worden hierna [verzoeker] en [verweerster] genoemd.

1
Waar gaat de zaak in dit hoger beroep over
1.1.

De voorzieningenrechter heeft op 13 augustus 2020 verlof tot tenuitvoerlegging verleend van de hierna te noemen alimentatiebeslissingen van 19 mei 2015 en 19 december 2015 van de Amerikaanse rechtbank. Het gerechtshof Amsterdam heeft [verzoeker] niet-ontvankelijk verklaard in zijn hoger beroep tegen het verleende verlof voor zover dat ziet op de voorlopige partneralimentatie tot 1 januari 2017. Dat betekent dat nu nog voorligt het hoger beroep tegen het door de voorzieningenrechter verleende verlof tot tenuitvoerlegging van de beslissingen voor zover die zien op de voorlopige partneralimentatie vanaf 1 januari 2017 en op de bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de dochter van partijen.

2
De procedure in eerste aanleg
2.1.

De rechtbank verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de voorzieningenrechter van deze rechtbank in de zaak met zaak- en rolnummer C/13/677249 / HA RK 19-2206 van 13 augustus 2020.

3
De procedure in hoger beroep

Het verloop van de procedure in hoger beroep blijkt uit:

het beroepschrift van [verzoeker] van 9 oktober 2020, met bijlagen,

het verweerschrift tevens incidenteel beroep van 15 december 2020, met bijlagen,

het verweerschrift in incidenteel appel van 13 januari 2021, met bijlagen,

de beschikking van het gerechtshof Amsterdam van 14 september 2021 in de zaak met zaak- en rolnummer C/13/677849 / KG RK 19-2206,

de tussenbeschikking van 14 april 2022 waarin een mondelinge behandeling is bepaald,

het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 29 september 2022 en de daarin genoemde stukken, waaronder het aanvullend verweerschrift van [verzoeker] ,

de bij brief van 10 oktober 2022 ingezonden reactie van mr. Van Maas de Bie op het procesverbaal.

4
De feiten
4.1.

De rechtbank gaat uit van de door de voorzieningenrechter vastgestelde feiten voor zover daartegen in hoger beroep niet is opgekomen en vult deze aan. Onder meer het volgende staat vast.

4.2.

Partijen zijn op 16 april 2011 in [woonplaats 2] (Verenigde Staten van Amerika) gehuwd. Bij beslissing van 30 juni 2015 van de Civil District Court for the Parish of Orleans, State of Louisiana, Division ‘D’ (hierna: de Amerikaanse rechtbank) is de echtscheiding uitgesproken.

4.3.

Partijen zijn de ouders van de minderjarige [minderjarige] . [minderjarige] verblijft bij [verweerster] in de Verenigde Staten.

4.4.

In het kader van de afwikkeling van de echtscheiding hebben partijen diverse gerechtelijke procedures gevoerd in de Verenigde Staten.

4.5.

Bij beslissing van 19 mei 2015 heeft de Amerikaanse rechtbank ten laste van [verzoeker] een voorlopige bijdrage in de onderhoudskosten van [minderjarige] en [verweerster] vastgesteld van respectievelijk $ 5.000 en $ 15.000 per maand met ingang van mei 2015.

4.6.

Op 23 juni 2015 heeft de Amerikaanse advocaat van [verzoeker] bij de Amerikaanse rechtbank een ‘Motion to set Issue of Final Periodic Spousal Support, to Determine Default and/or Entitlement and to Determine if Final Periodic Spousal Support is Due’ ingediend.

4.7.

In september 2015 heeft [verzoeker] bij een ongeval letsel aan zijn knie opgelopen. [verzoeker] heeft een operatie ondergaan.

4.8.

[verzoeker] heeft op 1 december 2015 per brief aan zijn Amerikaanse advocaten

R.S. Buhrer en B. Wolff geschreven dat hij niet langer van hun diensten gebruik wil maken en dat hij zichzelf in rechte zal vertegenwoordigen, onder opgave van zijn adres op Malta en van zijn e-mailadres. De brief is ingediend bij de Amerikaanse rechtbank. [verweerster] heeft bezwaar gemaakt tegen onttrekking van de advocaten.

4.9.

Op 9 december 2015 heeft bij de Amerikaanse rechtbank een zitting plaatsgevonden, waarbij namens [verzoeker] zijn advocaten zijn verschenen. De beslissing van de Amerikaanse rechtbank van 9 december 2015 luidt, voor zover van belang, als volgt:

“(…) This matter came before court on the 9th day of December, 2015, pursuant to

Ms. [verweerster] ’s [ [verweerster] ’s, Rb] Rule to Extend Interim Spousal Support and Mr. [verzoeker] ’s Motion to Continue and Motion for New Trial.

IT IS HEREBY ORDERED, ADJUDGED AND DECREED that Mr. Buhrer en

Mr. Wolff shall contact their client, Mr. [verzoeker] , and ask him to send correspondence to the Court regarding his contact information and specifically an address for service. In a letter, Mr. [verzoeker] shall provide the Court with a phone number, e-mail address, and address to where he is physically located and address to where he can receive and accept service of process. If Mr. [verzoeker] fails to receive service of process at the address indicated,

Mr. [verzoeker] shall face contempt proceedings and/or a default judgement entered against him.

Additionally, Mr. Buhrer and Mr. Wolff shall contact Mr. [verzoeker] and determine when, in light of Mr. [verzoeker] ’s September leg injury, he is able to return to Orleans Parish for a hearing in this matter. This date shall relayed to the Court expeditiously.

IT IS FURTHER ORDERED, ADJUDGED AND DECREED that Mr. [verzoeker] ’s Motion to Continue, today argued by Scott Buhrer and opposed by counsel for

Ms. [verweerster] , is hereby DENIED.

IT IS FURTHER ORDERED, ADJUDGED AND DECREED that Ms. [verweerster] ’s Rule to Extend Interim Spousal Support is hereby GRANTED. Mr. [verzoeker] ’s obligation to provide, and Ms. [verweerster] ’s award of, interim spousal support shall be extended up through the time when a hearing on final spousal support shall take place.

IT IS FURTHER ORDERED, ADJUDGED AND DECREED that Mr. [verzoeker] ’s Motion for New Trial regarding this Court’s November 9, 2015 Judgement, is GRANTED IN PART. (…)”

4.10.

Een verzoek van [verweerster] tot veroordeling van [verzoeker] tot ‘Contempt of Court’ is op 26 januari 2016 bij de Amerikaanse rechtbank behandeld. Voorafgaand aan die behandeling is namens [verzoeker] opnieuw verzocht of de Amerikaanse advocaten zich mochten onttrekken. De Amerikaanse rechtbank heeft dat verzoek op 19 januari 2016 toegewezen. [verzoeker] is vervolgens niet verschenen bij de zitting en heeft zich ook niet door een (nieuwe) advocaat laten vertegenwoordigen.

4.11.

In de beslissing van de Amerikaanse rechtbank van 4 februari 2022 staat onder meer:

“(…) On December 2, 2015, by way of a Motion to Withdraw, the Court was made aware of an email correspondence sent by Mr. [verzoeker] wherein he terminates his then attorneys of record, Bennett Wolff and Scott Buhrer. In the email, Mr. [verzoeker] also states he would “represent [him]self” going forward. With a hearing on Ms. [verweerster] ’s Motion to Extend Interim Spousal Support (“Motion to Extend”) and Mr. [verzoeker] ’s Motion to Continue set for December 9, 2015, this Court denied the Motion to Withdraw.

On December 7, 2015, Ms. [verweerster] filed a Rule for Contempt, which this Court signed and set for January 26, 2016. The record reflects that Mr. [verzoeker] ’s then counsel of record, Bennett Wolff, accepted service for, and served the rule on Mr. [verzoeker] . On the morning of December 9, 2016, this Court denied Mr. [verzoeker] ’s Motion to Continue and denied a second Motion to Withdraw filed by counsel for Mr. [verzoeker] . The Court proceeded on

Ms. [verweerster] ’s Motion to Extend. Following the hearing, the Court rendered a judgement that granted the Motion to Extend and ordered Mr. [verzoeker] to provide an address where he could receive service of process. (…)

On January 19, 2016, after considering the law, the briefs filed by counsel, and Mr. [verzoeker] ’s desire to “represent [him]self” going forward, the Court granted the third Motion to Withdraw filed by attorneys Bennett Wolff and Scott Buhrer.

On January 25, 2016, the Court received an email from Mr. [verzoeker] wherein he asked procedural and/or legal questions, which the Court found it could not ethically answer. This email was the first correspondence the Court had ever received from Mr. [verzoeker] .

On January 26, 2016, Mr. [verzoeker] , despite receiving service of the Rule for Contempt through his prior counsel of record, did not appear. To this date, the Court has not received an address where Mr. [verzoeker] could receive service. Moreover, this Court never received a motion to continue the hearing on Ms. [verweerster] ’s Rule for Contempt. The Court elected to proceed on the Rule for Contempt finding that Mr. [verzoeker] was provided notice of the hearing, had the opportunity to appear, and despite warnings and admonishment from the Court that a default judgement could be rendered against him, failed to appear.

IT IS ORDERED, ADJUDGED AND DECREED that [verweerster] ’s Rule for Contempt be and is hereby GRANTED. [verzoeker] is hereby held in contempt of court for failing to pay child support, interim spousal support, and make the arrearage payments as ordered by this Court. (…)

IT IS FURTHER ORDERED, ADJUDGED AND DECREED that [verzoeker] is hereby sentenced to 30 days in Orleans Parish Prison for his failure to abide by the Judgments of May 19, 2015 and October 29, 2015, and his failure to pay child support, interim spousal support and the arrears. [verzoeker] may purge this jail sentence by paying to [verweerster] the sum of $ 25,000.00 within 30 days from the date of this hearing; namely February 25, 2016, otherwise the jail sentence is executory. (…)”

4.12.

Een tweede verzoek van [verweerster] tot veroordeling van [verzoeker] tot ‘Contempt of Court’ is op 27 september 2016 door de Amerikaanse rechtbank behandeld. Bij de behandeling was namens [verzoeker] een nieuwe advocaat aanwezig. Bij beslissing van 4 oktober 2016 is [verzoeker] veroordeeld tot 30 dagen gevangenisstraf of betaling van een boete van $ 50.000,- voor het niet nakomen van het vonnis van 19 mei 2015 en het niet volledig betalen van kinderalimentatie en voorlopige partneralimentatie.

4.13.

Een verzoek van [verzoeker] om de partneralimentatie te laten beëindigen is op de zitting van 4 april 2017 bij de Amerikaanse rechtbank behandeld. [verzoeker] is tijdens de zitting vertegenwoordigd door zijn advocaat. In het transcript van de zitting staat onder meer:

“(…)

MS WILLIAMS [advocaat [verzoeker] , Rb]:

(…) Could we maybe have 60 days to reconvene and see if he [ [verzoeker] , Rb] can come up with the $50,000 for the purge.

THE COURT:

Absolutely.

MS WILLIAMS:

Let’s say I have in my hand a certified check for $50,000.

THE COURT:

Okay.

MS WILLIAMS: I’m going to come to you and ask you to recall the attachments and set this for a

hearing so that he can show up without fear of going straight to Orleans Parish Prison.

THE COURT:

What I can do now is give you a date 60 days out. That way you’re on the calendar. (…)

MS WILLIAMS:

(…) He’s going to make a purge payment of $50,000. In consideration, I just want one day where this guy can come to court and present his case and defend himself, and not be in threat of incarceration. (…). But I just want it on the record, especially if Your Honor is not going to be here and we might have another judge.

THE COURT:

It’s on my minutes.

MS WILLIAMS:

Okay, I just want it to be understood that this basically buys him one day. One day in court without having to go to jail. (…)

THE COURT:

Think we’re clear. (…)”

4.14.

Op 10 oktober 2018 heeft de Amerikaanse rechtbank drie nieuwe verzoeken van [verweerster] tot veroordeling van [verzoeker] tot ‘Contempt of Court’ behandeld. Daarbij was de advocaat van [verzoeker] aanwezig. Bij beslissing van dezelfde datum is [verzoeker] veroordeeld tot drie maanden gevangenisstraf of betaling van een boete van $ 75.000,- wegens niet-naleving van het vonnis van 19 mei 2015 en het niet tijdig en volledig voldoen van de kinderalimentatie en voorlopige partneralimentatie.

4.15.

[verzoeker] is aandeelhouder en bestuurder van [naam bedrijf] B.V. (hierna: [naam bedrijf] ), gevestigd in [vestigingsplaats] .

4.16.

Bij de hiervoor in 2.1 al genoemde beschikking van 13 augustus 2020 heeft de voorzieningenrechter van deze rechtbank verlof tot tenuitvoerlegging verleend van de beslissingen van de Amerikaanse rechtbank van 19 mei 2015 en 9 december 2015.

4.17.

Op 9 oktober 2020 is [verzoeker] bij deze rechtbank met een beroepschrift in beroep gekomen van de beslissing van de voorzieningenrechter. Dit beroepschrift is door de griffier van de rechtbank doorgestuurd naar het gerechtshof Amsterdam.

4.18.

Het gerechtshof Amsterdam heeft bij beschikking van 14 september 2021 [verzoeker] niet-ontvankelijk verklaard in zijn hoger beroep voor zover het ziet op het bij de bestreden beschikking verleende verlof tot tenuitvoerlegging van de beslissingen van de Amerikaanse rechtbank van 19 mei 2015 en 9 december 2015 voor zover dat ziet op de voorlopige partneralimentatie tot 1 januari 2017. Het gerechtshof heeft overwogen (r.o. 5.6) dat dit gedeelte van het verzoek wordt beheerst door de Overeenkomst van Washington en dat de hiervoor geldende appeltermijn van artikel 989 lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) van één maand was overschreden.

4.19.

Bij dezelfde beschikking heeft het gerechtshof Amsterdam heeft zich onbevoegd verklaard kennis te nemen van het hoger beroep, voor zover het ziet op het bij de bestreden beschikking verleende verlof tot tenuitvoerlegging van beslissingen over voorlopige partneralimentatie vanaf 1 januari 2017 en op de bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [minderjarige] . De zaak is ter verdere behandeling verwezen naar deze rechtbank. Het gerechtshof heeft overwogen (r.o. 5.7) dat dit gedeelte van het verzoek van [verweerster] tot erkenning en tenuitvoerlegging wordt beheerst door het Haags Alimentatieverdrag. Daarvoor geldt op grond van artikel 6 lid 1 van de Uitvoeringswet internationale inning levensonderhoud dat de rechtbank waarvan de voorzieningenrechter heeft beslist op het verzoek kennis neemt van het rechtsmiddel tegen die beslissing bedoeld in artikel 23 lid 5 van het Haags Alimentatieverdrag.

5
Het geschil
5.1.

[verzoeker] verzoekt, uitvoerbaar bij voorraad, de beschikking van de voorzieningenrechter te vernietigen voor zover daarin verlof is verleend tot tenuitvoerlegging van de beslissingen van de Amerikaanse rechtbank van 19 mei 2015 en 9 december 2015.

5.2.

Aan het verzoek legt [verzoeker] ten grondslag dat de Nederlandse rechter niet bevoegd is kennis te nemen van het verzoekschrift van [verweerster] . Subsidiair is de erkenning van de beslissingen van de Amerikaanse rechtbank in strijd met de openbare orde. Daartoe stelt hij onder meer dat gerechtelijke stukken niet op de juiste wijze en op tijd aan hem zijn betekend en dat hem een eerlijk proces is onthouden.

5.3.

[verweerster] voert verweer.

Overwegingen

6
De beoordeling
Rechtsmacht en relatieve bevoegdheid
6.1.

Gelet op het internationale karakter van de zaak moet worden vastgesteld of de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft. Op het moment van de indiening van het verzoek had geen van beide partijen woonplaats of gewone verblijfplaats in Nederland. Voor zaken die met een verzoekschrift worden ingeleid, geldt dat de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft als de zaak voldoende met de rechtssfeer van Nederland is verbonden (artikel 3 aanhef en onder c Rv). Die verbondenheid is er, omdat zich voor tenuitvoerlegging vatbare vermogensbestanddelen van [verzoeker] in het arrondissement Amsterdam bevinden. [naam bedrijf] is immers in Amsterdam gevestigd. Zoals de voorzieningenrechter terecht heeft overwogen (r.o. 4.6), is niet relevant dat [naam bedrijf] in liquidatie is.

6.2.

In artikel 5 lid 2 van de Uitvoeringswet internationale inning levensonderhoud is bepaald dat ten aanzien van verzoeken die betrekking hebben op de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen inzake levensonderhoud bevoegd is de voorzieningenrechter van de rechtbank binnen wier rechtsgebied de tenuitvoerlegging dient plaats te vinden. Daarmee heeft de voorzieningenrechter terecht relatieve bevoegdheid aangenomen. De rechtbank is op grond van artikel 6 lid 1 van de Uitvoeringswet internationale inning levensonderhoud bevoegd om kennis te nemen van het beroep tegen de beslissing van de voorzieningenrechter.

Ontvankelijkheid partijen

Hoger beroep [verzoeker]

6.3.

Op het verzoek tot erkenning en verlof tot tenuitvoerlegging zoals dat nu nog voorligt is het Haags Alimentatieverdrag van toepassing. [verzoeker] heeft het beroep terecht ingesteld bij de rechtbank Amsterdam (artikel 6 lid 1 van de Uitvoeringswet internationale inning levensonderhoud) en binnen de termijn van 60 dagen na de kennisgeving van de beslissing van de voorzieningenrechter (artikel 23 lid 6 van het Haags Alimentatieverdrag). [verzoeker] is ontvankelijk in dit hoger beroep.

[verweerster]

6.4.

Volgens [verzoeker] heeft [verweerster] op 9 november 2017 haar naam gewijzigd in ‘ [naam] ’, welke namen zij niet heeft vermeld in haar verzoekschrift. Daarmee voldoet het verzoekschrift niet aan de eisen van artikel 278 lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) en is [verweerster] niet-ontvankelijk in haar verzoek, aldus [verzoeker] . Hij heeft dit beroep op de niet-ontvankelijkheid voor het eerst gedaan tijdens de mondelinge behandeling van 29 september 2022. Dat is te laat en in strijd met de goede procesorde. Bovendien bestaat bij [verzoeker] geen onduidelijkheid over de persoon van de (in eerste aanleg) verzoekende partij. [verzoeker] is door een eventuele naamswijziging van [verweerster] dan ook niet geschaad in zijn verdediging. Het beroep van [verzoeker] op de niet-ontvankelijkheid van [verweerster] in haar verzoek wordt verworpen.

Erkenning/tenuitvoerlegging

6.5.

In artikel 23 lid 7 van het Haags Alimentatieverdrag is bepaald dat een bezwaar of beroep kan worden gebaseerd op (a) de in artikel 22 vermelde gronden voor het weigeren van erkenning en tenuitvoerlegging, (b) de gronden voor erkenning en tenuitvoerlegging in de zin van artikel 20 en (c) de authenticiteit of integriteit van een in overeenstemming met artikel 25 eerste lid onderdeel a, b of d derde lid verzonden stuk.

6.6.

[verzoeker] voert aan dat de erkenning en tenuitvoerlegging van de beslissingen van de Amerikaanse rechter onverenigbaar is met de Nederlandse openbare orde (artikel 22 aanhef en onder a van het Haags Alimentatieverdrag), zowel gezien de totstandkoming van de beslissingen als de inhoud daarvan.

6.7.

De rechtbank gaat hier niet in mee. Zij verenigt zich met de overwegingen en beslissingen van de voorzieningenrechter (r.o. 4.13. - r.o. 4.23.) en maakt deze tot de hare. In het beroepschrift zijn geen omstandigheden aangevoerd die tot een ander oordeel zouden moeten leiden. Voor zover in het hoger beroep nieuwe standpunten zijn aangevoerd, zullen die hierna worden besproken.

Betekening

6.8.

De rechtbank neemt aldus de overwegingen van de voorzieningenrechter (r.o. 4.20) over voor zover [verzoeker] zich ook in het hoger op het standpunt heeft gesteld dat hij niet rechtsgeldig en tijdig is opgeroepen voor de zitting van 26 januari 2016, daargelaten of dit in de weg zou staan aan de erkenning en tenuitvoerlegging van de voorliggende beslissingen van 19 mei 2015 en 9 december 2015.

6.9.

[verzoeker] betoogt dat hij bij gebreke van correcte betekening van de Amerikaanse gerechtelijke stukken overeenkomstig het Haags Betekeningsverdrag 1965 de onderhoudsbijdragen niet verschuldigd is en dat de erkenning en het verlof tot tenuitvoerlegging van de beslissingen daarom geweigerd moeten worden. Dat betoog slaagt niet.

6.10.

Het doel van betekening is dat iemand kennis kan nemen van het exploot, op de hoogte raakt van de (procesinleidende) stukken en gerechtelijke beslissingen en mede gelet op artikel 6 EVRM voldoende verweer kan voeren. Niet is gesteld of gebleken dat aan [verzoeker] de voor hem bestemde processtukken niet ter kennis zijn gekomen. Een niet rechtsgeldige of tijdige betekening van een beslissing is bovendien geen beletsel met betrekking tot de formele uitvoerbaarheid van een buitenlandse beslissing. Over de verplichting van [verzoeker] tot het voldoen van de onderhoudsbijdragen en de uitvoerbaarheid van de door de Amerikaanse rechtbank gegeven alimentatiebeslissingen bestaat overigens ook geen onduidelijkheid. De bedragen zijn opeisbaar. De grond voor weigering van artikel 22 aanhef en onder e van het Haags Alimentatieverdrag doet zich niet voor nu [verzoeker] steeds is verschenen in de procedures die tot de beslissingen hebben geleid. Bij beide zittingen over de onderhoudsbijdragen werd hij vertegenwoordigd door een advocaat en bij de zitting in mei 2015 was hij ook in persoon aanwezig. Het kan dan ook in het midden blijven of de beslissingen van de Amerikaanse rechtbank rechtsgeldig aan [verzoeker] zijn betekend.

Openbare orde

6.11.

Volgens [verzoeker] is de totstandkoming van de Amerikaanse beslissingen in strijd met de openbare orde omdat naderhand is gebleken van vooringenomenheid van de rechter die de beslissingen heeft genomen. De rechtbank verenigt zich ook op dit punt met de overwegingen van de voorzieningenrechter (r.o. 4.23). [verzoeker] heeft in het hoger beroep geen (nieuwe) stellingen ingenomen die tot een ander oordeel zouden moeten leiden. Ook in dit hoger beroep is dus niet gebleken dat [verzoeker] ten aanzien van de onderhoudsbijdragen geen eerlijk proces heeft gehad omdat de Amerikaanse rechter vooringenomen zou zijn geweest.

6.12.

[verzoeker] voert ten aanzien van de beslissing van 9 december 2015 daarnaast aan dat van een behoorlijke rechtsgang geen sprake is omdat hij feitelijk niet tegen deze beslissing kan opkomen. [verzoeker] stelt dat hij in persoon voor de Amerikaanse rechtbank moet verschijnen om wijziging of definitieve vaststelling van de voorlopige onderhoudsbijdragen te verzoeken, maar dat dit hem onmogelijk is gemaakt als gevolg van de Contempt of Court veroordelingen. Zijn verzoeken om digitaal te verschijnen in de Amerikaanse procedure worden volgens hem stelselmatig afgewezen.

6.13.

De voorzieningenrechter heeft terecht overwogen (r.o. 4.20) dat [verzoeker] voor de zitting van 26 januari 2016 – die tot de eerste veroordeling wegens Contempt of Court heeft geleid - is opgeroepen, dat de oproep hem heeft bereikt en dat hij er zelf voor heeft gekozen niet te verschijnen, ondanks waarschuwing voor de gevolgen daarvan. Indien en voor zover [verzoeker] op dat moment om medische gronden niet kon reizen - hij stelt zelf dat hij tot medio januari 2016 niet kon vliegen - en daarom niet bij de rechtbank kon verschijnen, had hij zich kunnen laten vertegenwoordigen door een advocaat.

[verzoeker] heeft in deze procedure herhaald dat het voor hem onmogelijk was om naar de Verenigde Staten te reizen en zich in persoon te verweren. [verzoeker] heeft op dat punt echter geen nieuwe inzichten gegeven. Integendeel, tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat [verzoeker] op 10 januari 2016 heeft gevlogen van Amsterdam naar Malta. Dat zijn gezondheidstoestand eraan in de weg stond om eind januari 2016 bij de Amerikaanse rechtbank te verschijnen is dus allerminst gebleken, los van het feit dat [verzoeker] zich had kunnen laten vertegenwoordigen door een advocaat.

6.14.

Dat de veroordeling(en) vanwege Contempt of Court er vervolgens aan in de weg hebben gestaan om effectief tegen de alimentatiebeslissingen op te komen, is ook in dit hoger beroep niet gebleken. Het transcript van de zitting van 4 april 2017 (3.13) werpt in ieder geval geen ander licht op de stelling van [verzoeker] dat hij wegens de Contempt of Court veroordelingen een gevangenisstraf riskeert als hij verschijnt bij de Amerikaanse rechtbank. Uit het transcript blijkt juist dat aan [verzoeker] een handreiking is gedaan in die zin dat aan hem voor een dag een vrijgeleide kon worden verstrekt zodat hij in persoon kan verschijnen, tegen betaling van een geldbedrag. [verzoeker] heeft niet gesteld dat voldoen aan de voorwaarde van betaling voor hem niet haalbaar was of dat hij wegens een andere gegronde reden van de vrijgeleide geen gebruik heeft kunnen maken. Dat [verzoeker] zich daarnaast niet door een advocaat kon laten vertegenwoordigen of dat hij niet via een videoverbinding aan een alimentatieprocedure had kunnen deelnemen, is niet gebleken. Hij stelt hiertoe enkel dat hij bij de Amerikaanse rechtbank zeven keer een verzoek heeft gedaan om digitaal deel te nemen aan de procedure en dat deze verzoeken steeds zijn afgewezen. Stukken daarover ontbreken echter, zodat na het weerspreken hiervan door [verweerster] niet kan worden vastgesteld dat [verzoeker] tevergeefs heeft verzocht om digitaal aanwezig te zijn. Gezien al deze omstandigheden, kan de rechtbank niet anders dan de beslissing van de voorzieningenrechter ook op dit onderdeel (r.o. 4.14 tot en met 4.20) te onderschrijven.

Slotsom en proceskosten

6.15.

De rechtbank zal de beschikking van de voorzieningenrechter dan ook bekrachtigen (voor zover deze ziet op de voorlopige partneralimentatie vanaf 1 januari 2017 en op de bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [minderjarige] ).

6.16.

Het gerechtshof Amsterdam heeft de beslissing over de proceskosten in het hoger beroep tegen het door de voorzieningenrechter verleende verlof dat ziet op de voorlopige partneralimentatie tot 1 januari 2017 overgelaten aan de rechtbank (r.o. 5.8 van de beschikking van het gerechtshof). Gelet op de familierechtelijke aard van deze zaak worden de proceskosten in dit hoger beroep en in de hoger beroepsprocedure bij het gerechtshof Amsterdam gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

Beslissing

7
De beslissing

De rechtbank

7.1.

bekrachtigt de beschikking waarvan beroep voor zover daarin verlof tot tenuitvoerlegging is gegeven van de beslissingen van de Civil Court for the Parish of New Orleans, State of Louisiana, Division ‘D’ van 19 mei 2015 en 9 december 2015 in Nederland, voor zover het verlof ziet op de voorlopige partneralimentatie vanaf 1 januari 2017 en op de bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [minderjarige] ;

7.2.

verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad en

7.3.

compenseert de proceskosten tussen partijen in deze procedure en in de hoger beroepsprocedure bij het gerechtshof Amsterdam (C/13/677849 / KG RK 19-2206), in die zin dat ieder der partijen de eigen proceskosten draagt.

Deze beschikking is gegeven door mr. Q.R.M. Falger, mr. M. Wouters en mr. R.P.F. de Groot, rechters, bijgestaan door mr. C.E.P. Honing, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 10 november 2022. (Voetnoot 1)

Voetnoot

Voetnoot 1

type: CEPH

coll: