2
Coöperatie Mobilisation for the Environment U.A., gevestigd te Nijmegen,
Vereniging Milieudefensie, gevestigd te Amsterdam
Stichting Greenpeace, gevestigd te Amsterdam
(gemachtigde: ir. A.K.M. van Hoof)
4
Het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam
(gemachtigde: H.H.L. Krans)
De minister voor Natuur en Stikstof (thans: de staatssecretaris van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur), verweerder
(gemachtigde: mr. R.D. Reinders).
Als derde-partij neemt aan de zaken deel: Royal Schiphol Group N.V., gevestigd te Schiphol (vergunninghoudster)
(gemachtigden: mr. A.A. Kleinhout en mr. J.E. van Uden).
1. De beroepen in bovengenoemde zaken zijn door de rechtbank op 19 november 2024 gevoegd op zitting behandeld. Vervolgens is het onderzoek gesloten. Naar het oordeel van de rechtbank is het onderzoek in deze procedures niet volledig geweest en dient dit te worden heropend. Daartoe overweegt de rechtbank het volgende.
2. Op 18 december 2024 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) twee uitspraken gedaan (ECLI:NL:RVS:2024:4909 en ECLI:NL:RVS:2024:4923). In deze uitspraken komt de Afdeling tot de conclusie dat er aanleiding is om haar rechtspraak over intern salderen te wijzigen. Deze wijziging houdt kort gezegd in dat de referentiesituatie niet mag worden betrokken bij de vraag of significante gevolgen van een project op voorhand zijn uitgesloten. Intern salderen met de referentiesituatie mag wel als mitigerende maatregel betrokken worden in de passende beoordeling van de gevolgen van een project. Voor de wijze waarop de omvang van de referentiesituatie van intern salderen als mitigerende maatregel wordt bepaald en de voorwaarden waaronder intern salderen als mitigerende maatregel in een passende beoordeling mag worden betrokken, wordt zoveel mogelijk aangesloten bij de voorwaarden die gelden voor extern salderen. Dit is uitgewerkt in overwegingen 18 – 21.4 van uitspraak ECLI:NL:RVS:2024:4923. De Afdeling overweegt hier onder meer dat bij intern salderen met een milieutoestemming de gevolgen die zijn toe te rekenen aan bestaande onderdelen van de vergunde activiteit in de referentiesituatie mogen worden betrokken, voor zover die onderdelen feitelijk zijn gerealiseerd en, voor zover deze structureel niet meer in gebruik zijn, zonder natuurtoestemming opnieuw in gebruik kunnen worden genomen. Verder overweegt de Afdeling dat de mogelijkheden om een milieutoestemming in te zetten voor intern salderen, beperkter zijn dan voor deze rechtspraakwijziging en dat intern salderen met niet gerealiseerde onderdelen van een milieutoestemming niet meer mogelijk is.
3. De wijziging van de rechtspraak over intern salderen is direct van toepassing. In al lopende procedures tegen natuurvergunningen zal de Afdeling de naar voren gebrachte beroepsgronden beoordelen in het licht van het nieuwe beoordelingskader. De rechtbank zal dit ook doen.
4. De rechtbank ziet in het voorgaande aanleiding om partijen de gelegenheid te bieden zich schriftelijk uit te laten over de betekenis van deze rechtspraakwijziging voor de lopende beroepsprocedures over de natuurvergunning van Royal Schiphol Group N.V. Hiervoor zal de rechtbank een termijn stellen tot en met 28 januari 2025. De rechtbank verzoekt partijen in hun eventuele reactie in ieder geval in te gaan op de hierboven onder 2. verkort weergegeven overwegingen van de Afdeling over de wijze waarop de omvang van de referentiesituatie dient te worden vastgesteld in gevallen waarin niet eerder een natuurvergunning is verleend.
5. Na ontvangst van de schriftelijke reacties of na het ongebruikt verstrijken van de hiervoor gestelde termijn, zal de rechtbank een beslissing nemen over het verdere vervolg van de beroepsprocedures.
heropent het onderzoek;
stelt partijen in de gelegenheid zich uiterlijk op 28 januari 2025 schriftelijk uit te laten over de betekenis van de uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 18 december 2024 met nummers ECLI:NL:RVS:2024:4909 en ECLI:NL:RVS:2024:4923, met inachtneming van hetgeen hierover in deze beslissing is overwogen;
houdt alle verdere beslissingen aan.
Deze beslissing is gegeven op 24 december 2024 door mr. A.C. de Winter, voorzitter, en mr. S.H. van den Ende en mr. J. Schaaf, leden, in aanwezigheid van mr. M.M. Wesselo, griffier.
griffier
voorzitter
de griffier is verhinderd om
deze beslissing te ondertekenen.
Een afschrift van deze beslissing is verzonden aan partijen op: