Op 1 November 2024 heeft de Rechtbank Den Haag een voorlopige voorziening procedure behandeld op het gebied van omgevingsrecht, wat onderdeel is van het bestuursrecht. Het zaaknummer is SGR 24/7869 en 24/7922, bekend onder identificatienummer ECLI:NL:RBDHA:2024:18419. De plaats van zitting was Den Haag.
Indicatie
Vovo tegen stillegging van alle bouwwerkzaamheden en opgelegde preventieve last onder dwangsom. De werkzaamheden waarvoor de omgevingsvergunningen nog niet verleend zijn, mogen verzoekers hoe dan ook niet uitvoeren. In zoverre is er geen reden om een voorlopige voorziening te treffen. Verweerder heeft ter zitting toegelicht dat de bouwstop en de preventieve last onder dwangsom zijn bedoeld om bouwwerkzaamheden die zonder de benodigde omgevingsvergunningen worden uitgevoerd te stoppen. Bouwwerkzaamheden die zijn vergund met de omgevingsvergunning van 12 juni 2024 en bouwwerkzaamheden die vergunningvrij zijn, vallen volgens verweerder niet onder de bouwstop en de preventieve last onder dwangsom en zijn daarom toegestaan. Dit betekent dat ook hiervoor geen reden is om een voorlopige voorziening te treffen. Mondelinge uitspraak.
RECHTBANK DEN HAAG
zaaknummers: SGR 24/7869 en 24/7922
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van 1 november 2024 op de verzoeken om voorlopige voorzieningen in de zaken tussen
[verzoeker 1] B.V. en [verzoeker 2], uit [plaats], verzoekers
(gemachtigde: mr. J.E. van der Holst),
het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, verweerder
(gemachtigde: mr. S.J.C. Hocks).
Inleiding
1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op de verzoeken om voorlopige voorzieningen van verzoekers tegen de bij het besluit van 24 september 2024 mondeling medegedeelde, en op 27 september 2024 op schrift gestelde, stillegging van alle bouwwerkzaamheden aan, op of bij het perceel aan de [adres] te [plaats] en de bij het besluit van 27 september 2024 opgelegde preventieve last onder dwangsom om een einde te maken aan de overtreding dat zonder omgevingsvergunning wordt gebouwd op het perceel aan de [adres] te [plaats].
1.1.
Verzoekers hebben tegen deze besluiten bezwaar gemaakt en de voorzieningenrechter gevraagd om een voorlopige voorziening te treffen.
1.2.
Verweerder heeft op de verzoeken gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De voorzieningenrechter heeft de verzoeken op 1 november 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: G. Heskes en O.J van der Heijden namens verzoekers, de gemachtigde van verzoekers en de gemachtigde van verweerder.
1.4.
Na afloop van de zitting heeft de voorzieningenrechter onmiddellijk uitspraak gedaan.
Overwegingen
Beoordeling door de voorzieningenrechter
2. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
3. De voorzieningenrechter stelt vast dat verzoekers niet betwisten dat voor sommige bouwwerkzaamheden omgevingsvergunningen nodig zijn. Vast staat dat deze omgevingsvergunningen zijn aangevraagd op 4 juni en 29 juli 2024, maar nog niet zijn verleend. De werkzaamheden waarvoor deze omgevingsvergunningen nodig zijn, mogen verzoekers daarom hoe dan ook niet uitvoeren. In zoverre is er ook geen reden om een voorlopige voorziening te treffen.
4. Ter zitting hebben verzoekers toegelicht dat de verzoeken zijn gericht op het kunnen voortzetten van bouwwerkzaamheden die zijn vergund met de verleende omgevingsvergunning van 12 juni 2024 voor de serre en van bouwwerkzaamheden die vergunningvrij zijn.
5. Verweerder heeft ter zitting toegelicht dat de bouwstop en de preventieve last onder dwangsom zijn bedoeld om bouwwerkzaamheden die zonder de benodigde omgevingsvergunningen worden uitgevoerd te stoppen. Bouwwerkzaamheden die zijn vergund met de omgevingsvergunning van 12 juni 2024 en bouwwerkzaamheden die vergunningvrij zijn, vallen volgens verweerder niet onder de bouwstop en de preventieve last onder dwangsom en zijn daarom toegestaan. Partijen hebben in dit verband afgesproken dat zij zo spoedig mogelijk in overleg treden om duidelijk te krijgen welke bouwwerkzaamheden vergunningvrij zijn. Verzoekers kunnen vervolgens doorgaan met die bouwwerkzaamheden. Dit betekent dat ook hiervoor geen reden is om een voorlopige voorziening te treffen.
Conclusie en gevolgen
6. De voorzieningenrechter wijst de verzoeken af. Voor vergoeding van het griffierecht of een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
7. Partijen zijn erop gewezen dat tegen deze mondelinge uitspraak geen hoger beroep of verzet openstaat.
Beslissing
Beslissing
De voorzieningenrechter wijst de verzoeken om voorlopige voorzieningen af.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 1 november 2024 door mr. J. Schaaf, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. J.A. Klein, griffier.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.