RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser] , eiser
V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. T. Esen),
de Minister van Asiel en Migratie, verweerder
(gemachtigde: mr. K. Kanters).
Procesverloop
Procesverloop
Bij besluit van 14 november 2024 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59a, eerste lid, van de Vw (Voetnoot 1) opgelegd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
Eiser heeft zich akkoord verklaard met schriftelijke afdoening van het beroep. Eiser heeft op 18 november 2024 de gronden van het beroep ingediend. Verweerder heeft op 22 november 2024 een verweerschrift ingediend. De rechtbank heeft op 28 november 2024 het onderzoek gesloten.
Overwegingen
1. Eiser stelt de Ghanese nationaliteit te hebben en te zijn geboren op [datum] 1994.
2. In de maatregel van bewaring heeft verweerder overwogen dat de maatregel nodig was, omdat een concreet aanknopingspunt bestond voor een overdracht als bedoeld in de Dublinverordening en een significant risico bestond dat eiser zich aan het toezicht zou onttrekken. Verweerder heeft als zware gronden (Voetnoot 2) vermeld dat eiser:
3a. Nederland niet op de voorgeschreven wijze is binnengekomen, dan wel een poging daartoe heeft gedaan;
3b. zich in strijd met de Vreemdelingenwetgeving gedurende enige tijd aan het toezicht op vreemdelingen heeft onttrokken;
3d. niet dan wel niet voldoende meewerkt aan het vaststellen van zijn identiteit en nationaliteit;
4c. geen vaste woon- of verblijfplaats heeft;
4d. niet beschikt over voldoende middelen van bestaan.
3. In zijn verweerschrift heeft verweerder de zware grond 3d laten vallen, zodat deze niet langer aan de maatregel van bewaring ten grondslag ligt.
4. Eiser voert aan dat hij heeft aangegeven mee te zullen werken aan een terugkeer naar Ghana of een andere verantwoordelijke lidstaat. Voor het overige refereert eiser zich aan het oordeel van de rechtbank.
5. Wat eiser aanvoert, doet niet af aan de feitelijke juistheid van de zware gronden 3a en 3b. Nu deze gronden zich feitelijk hebben voortgedaan, konden deze gronden aan de maatregel ten grondslag worden gelegd. Naar het oordeel van de rechtbank zijn ook de overige gronden feitelijk juist en voldoende toegelicht. De zware en lichte gronden zijn voldoende om de maatregel van bewaring te kunnen dragen. De beroepsgrond slaagt niet.
6. De rechtbank ziet in de door verweerder en eiser verstrekte gegevens verder ook geen grond om, ambtshalve toetsend, tot het oordeel te komen dat aan de rechtmatigheidsvoorwaarden voor deze maatregel niet is voldaan. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan op 2 december 2024 door mr. E.F. Bethlehem, rechter, in aanwezigheid van mr. Z.A. Meinert, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.