[eiser], v-nummer: [nummer], eiser
(gemachtigde: mr. H.E. Visscher),
Overwegingen
Beoordeling door de rechtbank
2. De rechtbank beoordeelt of de minister terecht eisers asielaanvraag heeft afgewezen als kennelijk ongegrond. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3. Het beroep is ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
4. Het asielrelaas van eiser bevat volgens de minister de volgende relevante elementen. In de eerste plaats de identiteit, nationaliteit en herkomst. In de tweede plaats de problemen met de maffiagroep in Algiers.
4.1.
De minister stelt zich hierover op het standpunt dat eiser zijn identiteit, nationaliteit en herkomst niet aannemelijk heeft weten te maken. Eiser heeft geen identificerende documenten overgelegd en ook geen moeite gedaan om deze alsnog te verkrijgen, terwijl hij al geruime tijd in Nederland is en dit van hem verwacht mocht worden. Eiser heeft hiervoor ook geen verschoonbare verklaring voor aangeleverd. Eiser heeft tevens wisselend en tegenstrijdig verklaard over het al dan niet hebben van deze documenten. Ook heeft eiser wisselend verklaard over zijn identiteit bij de Nederlandse en Zwitserse autoriteiten. Daarnaast heeft eiser tegenstrijdige verklaringen afgelegd over de plaats waar hij het laatst heeft gewoond en de datum van vertrek en heeft hij summier en onjuist verklaard over zijn gestelde herkomst. Nu niet geloofwaardig is dat eiser de door hem gestelde identiteit, nationaliteit en herkomst heeft, wordt er geen geloof gehecht aan eisers verklaringen over de problemen die hij heeft ondervonden met de maffiagroep in Algiers. De minister concludeert daarom dat de asielaanvraag van eiser moet worden afgewezen als kennelijk ongegrond.
Heeft de minister de asielaanvraag terecht afgewezen?
5. Eiser betoogt dat hij zijn identiteit, nationaliteit en herkomst wel degelijk aannemelijk heeft gemaakt. Het dossier biedt geen enkel aanknopingspunt dat sprake zou zijn van een andere nationaliteit. Eiser bevindt zich in detentie, kan zich daardoor niet vrijelijk bewegen en kan zich daardoor ook niet verder inspannen om documenten te verkrijgen. De minister had eiser het voordeel van de twijfel moeten geven. De aanvraag is verder in zijn geheel niet inhoudelijk beoordeeld, wat wel had gemoeten.
5.1.
De beroepsgrond slaagt niet. Op grond van het feit dat eiser geen identificerende documenten heeft overgelegd, de tegenstrijdigheden in eisers verklaringen en de omstandigheid dat eiser in Nederland een andere naam en geboortedatum heeft opgegeven dan in Zwitserland kon de minister twijfelen aan de door eiser opgegeven identiteit, nationaliteit en herkomst. Eiser heeft eerder op 3 oktober 2021 en op 5 november 2024 asiel aangevraagd in Nederland en is beide keren met onbekende bestemming vertrokken. In het aanmeldgehoor van 11 oktober 2021 heeft eiser verklaard dat hij in het bezit is van een paspoort en een identiteitskaart en dat deze nog thuis lagen omdat hij bang was ze onderweg kwijt te raken. (Voetnoot 1) Eiser heeft nog steeds geen documenten overgelegd en heeft ook niet aangegeven dat hij daarvoor langer de tijd nodig heeft. Dat eiser op 24 januari 2025 in vreemdelingenbewaring is gesteld, maakt dit niet anders, omdat eiser daarvoor al voldoende gelegenheid heeft gehad om de documenten alsnog over te leggen. Eiser heeft ook wisselende verklaringen afgelegd over het al dan niet in bezit hebben van documenten. Tijdens het gehoor opvolgende aanvraag van 5 februari 2025 heeft eiser juist verklaard dat hij geen documenten heeft, ze niet heeft gehad en dat er in zijn land van herkomst geen documenten van hem zijn. (Voetnoot 2) Eiser is geconfronteerd met deze tegenstrijdigheid, maar heeft daarover geen uitleg gegeven en gezegd dat hij het niet wist. De minister heeft zich op het standpunt mogen stellen dat eiser hiermee onvoldoende uitleg heeft gegeven. De minister heeft zich verder op het standpunt mogen stellen dat het feit dat eiser niet over documenten bezit, ook niet betekent dat hij deze niet kan aanvragen. Uit algemeen toegankelijke bronnen blijkt namelijk dat elke Algerijnse burger bij geboorte een registratienummer krijgt en dat Algerijnen via de ambassade documenten kunnen verkrijgen. Nu eiser zijn nationaliteit, identiteit en herkomst niet heeft aan kunnen tonen met documenten, moet hij deze aannemelijk maken met zijn verklaringen. De minister heeft kunnen stellen dat eiser daarin niet is geslaagd, omdat het spreken van een bepaalde taal en het beantwoorden van algemene vragen over een land op zichzelf geen doorslaggevende factoren zijn voor het vaststellen van de nationaliteit. Daar komt bij dat eiser summier en onjuist heeft verklaard over zijn gestelde herkomst. Ook heeft eiser niet aannemelijk gemaakt dat de registratie in Zwitserland, waar hij een andere naam en geboortedatum heeft opgegeven, op een onjuiste of onzorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden. Gelet op het voorgaande heeft de minister op goede gronden geen aanleiding hoeven zien om eiser het voordeel van de twijfel te geven.
5.2.
Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft een asielmotief slechts betekenis tegen de achtergrond van de identiteit, nationaliteit en herkomst van een vreemdeling. (Voetnoot 3) Nu eiser zijn gestelde identiteit, nationaliteit en herkomst niet aannemelijk heeft gemaakt, heeft de minister terecht het asielrelaas niet inhoudelijk beoordeeld. De rechtbank volgt eiser dan ook niet in de enkele stelling dat de minister ten onrechte zijn asielrelaas niet inhoudelijk heeft beoordeeld en niet is ingegaan op het reële risico op een behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM als eiser terugkeert.
Beslissing
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Duifhuizen, rechter, in aanwezigheid van
mr. B. Voors, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over verzet
Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.