Rechtbank den haag
Team Handel - voorzieningenrechter
zaak- / rolnummer: C/09/606281 / KG ZA 21-70
Vonnis in kort geding van 1 april 2021
LANDELIJKE ASSOCIATIE VAN GERECHTSDEURWAARDERS B.V. te Groningen,
eiseres,
advocaat mr. A.J. van Heeswijck te Heerenveen,
DE STAAT DER NEDERLANDEN (Ministerie van Justitie en Veiligheid, Centraal Justitieel Incassobureau) te Den Haag,
gedaagde,
advocaten mrs. J.H.C.A. Muller en J. Bakker te Den Haag,
waarin zijn tussengekomen:
1
Syncasso Amsterdam B.V. te Amsterdam,
2. Syncasso Gerechtsdeurwaarders B.V. te Arnhem,
3. Syncasso Rotterdam B.V. te Rotterdam,
4. Syncasso Leeuwarden B.V. te Leeuwarden,
5. Syncasso Utrecht B.V. te Utrecht,
advocaten mrs. P.F.C. Heemskerk en M. van den Brink te Amsterdam.
Partijen worden hierna respectievelijk aangeduid als ‘LAVG’, ‘het CJIB’ en ‘Syncasso c.s.’.
Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting wordt in dit geding van het volgende uitgegaan.
3.1.
Het Centraal Justitieel Incassobureau (hierna: het CJIB) is in 2020 de openbare Europese aanbestedingsprocedure “Gerechtsdeurwaardersdiensten 2020” gestart (hierna: de aanbesteding of de aanbestedingsprocedure). De aanbesteding wordt uitgevoerd conform het Europese regime voor sociale en andere specifieke diensten, als bedoeld in artikel 2.38 van de Aanbestedingswet 2012 (Aw). De aan te besteden opdracht betreft de tenuitvoerlegging van executoriale titels die door het CJIB ter inning worden aangeboden aan de te contracteren gerechtsdeurwaarderskantoren. De opdracht is opgedeeld in 22 percelen. Het aantal per perceel te sluiten overeenkomsten varieert van 3 tot 13 (afhankelijk van het verwachtte aantal te vergeven executoriale titels per perceel).
3.2.
De aanbesteding volgt op de aanbesteding Gerechtsdeurwaardersdiensten Clustering Rijksincasso (CRI) die in 2017 is voltooid met het contracteren van 34 gerechtsdeurwaarderskantoren.
3.3.
Het Beschrijvend Document van de aanbesteding (hierna: het BD) bevat nadere informatie over de aanbesteding. In Hoofdstuk 3 zijn de voorwaarden bij de aanbesteding beschreven. Hierin staat onder meer het volgende:
“
3.1.4 Inschrijven op maximaal 5 Percelen
Het is toegestaan om op één of op meerdere Percelen in te schrijven, waarbij elke Inschrijver op maximaal 5 Percelen in mag schrijven, hetzij als zelfstandig Inschrijver, hetzij als lid van een Combinatie, hetzij als onderaannemer van een zelfstandig Inschrijver of Combinatie. (…)
3.1.5
Maximaal éénmaal als Inschrijver of onderaannemer inschrijven op een Perceel
Indien een onderneming op een Perceel inschrijft kan dat slechts éénmaal, hetzij als zelfstandig Inschrijver, hetzij als lid van een Combinatie, hetzij als onderaannemer van een zelfstandig Inschrijver of Combinatie. Indien een situatie zich voordoet waarin een onderaannemer ook als zelfstandig Inschrijver of in Combinatie heeft ingeschreven, worden beide Inschrijvingen ongeldig verklaard.
Indien ondernemingen uit dezelfde groep als bedoeld in artikel 2:24a en 2:24b BW op hetzelfde Perceel inschrijven (hetzij als zelfstandig Inschrijver, hetzij als lid van een Combinatie, hetzij als onderaannemer) dienen zij op verzoek van het CJIB te kunnen aantonen dat zij zelfstandig, dat wil zeggen volledig onafhankelijk en zonder wetenschap van het ter zake relevante marktgedrag van de andere ondernemingen uit dezelfde groep, inschrijven danwel als onderaannemer deelnemen aan de Inschrijving. Kan dit door één of meer ondernemingen uit de groep niet worden aangetoond, dan leidt dit tot ongeldigverklaring van de Inschrijving van deze onderneming(en).
Verschillende ondernemingen uit een groep mogen uiteraard wel gezamenlijk inschrijven als Combinatie.
(...)
3.1.6
Inschrijven met onderaannemers
Indien wordt ingeschreven als hoofdaannemer dient aangegeven te worden welke partij(en) voor welke onderdelen van de Opdracht als onderaannemer worden ingeschakeld. Per eis aan de Inschrijver en per Gunningscriterium wordt in het Beschrijvend Document toegelicht welke informatie in dat verband dient te worden aangeleverd.
(…)
3.1.7
Proactief handelen Inschrijver
Alle informatie zoals opgenomen in dit Beschrijvend Document en de overige Aanbestedingsstukken is naar beste kunnen geleverd en met zorg samengesteld.
Indien een Inschrijver van mening is dat in de Aanbestedingsstukken tegenstrijdigheden, onjuistheden, onrechtmatigheden, onregelmatigheden, onduidelijkheden, onvolkomenheden, onredelijk bezwarende eisen en/of andere gebreken, dan dient de Inschrijver dit zo snel mogelijk na ontvangst van het desbetreffende Aanbestedingsstuk gemotiveerd schriftelijk te melden via de module ‘Vraag & Antwoord' in CTM. Het is Inschrijvers niet toegestaan dergelijke principiële bezwaren op te houden tot de sluitingsdatum van de eerstvolgende vragenronde (laat staan op te houden tot een nog latere fase van de aanbestedingsprocedure, waarin eventuele gebreken niet meer door het CJIB kunnen worden hersteld).
Datzelfde geldt indien een Inschrijver meent dat er andere bezwaren bestaan tegen de inhoud of opzet van de aanbestedingsprocedure, verstrekte informatie onjuist of onvolledig is, of enige bepaling of onderdeel van het Beschrijvend Document of een ander Aanbestedingsstuk onjuist, tegenstrijdig met andere Aanbestedingsstukken, onrechtmatig of op andere wijze onregelmatig is.
Ook op die bezwaren dient de Inschrijver terstond na de ontvangst van het desbetreffende Aanbestedingsstuk schriftelijk te attenderen via de module ‘Vraag & Antwoord' in CTM.
Indien een Inschrijver zich niet op de voorgeschreven wijze proactief opstelt en het CJIB aldus niet tijdig op zijn bezwaren heeft geattendeerd, is die Inschrijver niet ontvankelijk in enige (latere) vordering (waaronder ook een vordering tot schadevergoeding) verband houdend met die bezwaren.
Indien een Inschrijver na kennisneming van de laatste Nota van Inlichtingen nog steeds meent dat er tegenstrijdigheden, onjuistheden, onrechtmatigheden, onregelmatigheden, onduidelijkheden, onvolkomenheden, onredelijk bezwarende eisen en/of andere gebreken zijn, dan dient de Inschrijver op straffe van verval van recht minimaal 14 kalenderdagen vóór de sluitingsdatum voor het indienen van de Inschrijving een kort geding procedure aanhangig te maken bij de rechtbank Den Haag door middel van het laten betekenen van een dagvaarding bij het CJIB. In afwijking van genoemde termijn van minimaal 14 kalenderdagen wordt een termijn van minimaal 4 kalenderdagen gehanteerd indien:
De aanleiding tot het aanhangig maken van het kort geding is gelegen in de laatste Nota van Inlichtingen; en
De laatste Nota van Inlichtingen minder dan 12 kalenderdagen voorafgaand aan de sluitingsdatum van de Inschrijvingstermijn wordt gepubliceerd.
(…)”
3.4.
In de bij het BD gevoegde concept-overeenkomst staat onder meer het volgende vermeld over onderaanneming:
“5.1 In afwijking van artikel 8.1 van de ARVODI-2018 gelden onderstaande artikelen 5.2 tot en met 5.5.
5.2
Opdrachtnemer moet de Opdracht zelf uitvoeren alsmede met de door hem bij inschrijving vermelde derden/onderaannemers, zulks ongeacht of Inschrijver bij inschrijving een beroep heeft gedaan op de technische en beroepsbekwaamheid van de derden/onderaannemers.
5.3
Voor het vervangen van de derden/onderaannemers, dan wel het niet langer gebruik maken van die derden/onderaannemers, is de voorafgaande goedkeuring van Opdrachtgever vereist. Opdrachtgever zal goedkeuring niet dan op redelijke grond weigeren.
5.4
Indien Opdrachtnemer bij de uitvoering van de Opdracht gebruik wenst te maken van één of meer derden, dan is hij daartoe slechts bevoegd na voorafgaande toestemming van Opdrachtgever, welke toestemming Opdrachtgever niet dan op redelijke grond zal weigeren.
5.5
Opdrachtgever is bevoegd aan de toestemming als bedoeld in de vorige artikelleden 5.3 tot en met 5.4 voorwaarden te verbinden dan wel deze toestemming in tijd te beperken. Opdrachtgever zal daarbij de in het Beschrijvend Document aan de Inschrijving en Inschrijver gestelde eisen in acht nemen.”
3.5.
LAVG heeft tijdig een inschrijving ingediend en daarbij ingeschreven op de percelen 7, 10, 16, 18 en 19. Daarnaast hebben onder meer de vijf vennootschappen van Syncasso c.s. ingeschreven op de aanbesteding en de vier vennootschappen die onderdeel zijn van het concern van GGN Mastering Credit B.V., te weten GGN Mastering Credit B.V., Groep Gerechtsdeurwaarders Noord Nederland B.V., Groep Gerechtsdeurwaarders Oost Nederland B.V. en Groep Gerechtsdeurwaarders West Nederland B.V. (hierna tezamen: GGN c.s.).
3.6.
Bij brief van 16 december 2020 is door het CJIB aan LAVG meegedeeld dat zij niet in aanmerking komt voor een contract op één of meerdere van de percelen waarop zij heeft ingeschreven. In de bijlage bij deze brief is onder meer een overzicht opgenomen van de winnaars van de percelen waarop LAVG heeft ingeschreven. Daaruit blijkt dat het CJIB van plan is de percelen 10, 16, 18 en 19 aan Syncasso Leeuwarden B.V. te gunnen en de percelen 16 en 19 aan Groep Gerechtsdeurwaarders NoordNederland B.V.
4.1.
LAVG vordert, zakelijk weergegeven:
Primair:
het CJIB te gebieden de percelen 7, 10, 16, 18 en 19 van de aanbesteding binnen zeven dagen na het wijzen van dit vonnis in te trekken en die percelen opnieuw aan te besteden, voor zover het CJB de opdracht nog wenst te gunnen;
Subsidiair:
het CJIB te gebieden het voornemen tot gunning van de opdracht aan Syncasso c.s. in te trekken en hun inschrijvingen als ongeldig af te wijzen;
het CJIB te gebieden het voornemen tot gunning van de opdracht aan GGN c.s. in te trekken en hun inschrijvingen als ongeldig af te wijzen;
Meer subsidiair:
het CJIB te gebieden
onderzoek te doen naar de inschrijvingen van Syncasso c.s. en van GGN c.s. om te controleren of er sprake is van manipulatieve of irreële inschrijvingen, voor zover CJIB de opdracht nog wenst te gunnen;
LAVG schriftelijk te informeren over de uitkomst van dat onderzoek en haar beslissing om de genoemde inschrijvingen al dan niet ongeldig te verklaren te motiveren;
na het verstrekken van een motivering een nieuwe opschortende termijn van ten minste 20 dagen in acht te nemen alvorens tot definitieve gunning van de opdracht over te gaan en definitieve gunning op te schorten totdat uitspraak is gedaan door de voorzieningenrechter, indien binnen de opschortende termijn een kort geding aanhangig is gemaakt in verband met beslissing om de inschrijvingen van Syncasso c.s. en van GGN c.s. al dan niet ongeldig te verklaren;
Uiterst subsidiair:
iedere voorziening te treffen die de voorzieningenrechter passend acht en die recht doet aan de belangen van LAVG;
een en ander op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 250.000,- en met veroordeling van het JCIB in de proceskosten.
4.2.
Daartoe voert LAVG – samengevat – het volgende aan. Syncasso c.s. en GGN c.s. hebben alle zelfstandig ingeschreven. Zij voeren de opdrachten echter niet zelfstandig uit, maar zij maken gebruik van elkaars diensten. Op papier zullen de inschrijvingen mogelijk wel voldoen aan het bepaalde in paragraaf 3.1.4 en 3.1.5 van het BD gestelde eisen, maar de wijze van inschrijving wijkt af van de uitvoeringspraktijk en is met geen ander oogmerk gekozen dan de betreffende voorschriften te omzeilen. De inschrijvingen moeten worden aangemerkt als manipulatieve dan wel irreële inschrijvingen. Dat laatste omdat deze niet uitvoerbaar zijn. De werkmaatschappijen moeten een beroep doen op elkaar om de opdracht uit te kunnen voeren. Het staan dan ook op voorhand vast dat deze inschrijvers in de uitvoering van de opdracht tekort zullen schieten. Voorts tonen de inschrijvingen van Syncasso c.s. en GGN c.s. aan dat de in paragraaf 3.1.4 en 3.1.5 van het BD neergelegde systematiek ondeugdelijk is. Op papier leek deze wel in orde, maar in de praktijk is zij onwerkbaar gebleken.
4.3.
Het CJIB en Syncasso c.s. voeren verweer, dat hierna, voor zover nodig, zal worden besproken.
4.4.
Syncasso c.s. hebben een voorwaardelijke vordering ingesteld voor het geval dat volgens de voorzieningenrechter is vereist voor toelating van Syncasso c.s. als tussenkomende partijen. Dat is niet het geval, zodat deze vordering niet behoeft te worden beoordeeld. Syncasso c.s. vorderen verder LAVG te veroordelen in de proceskosten en de nakosten, op de wijze zoals vermeld in de conclusie tot tussenkomst dan wel voeging.
Overwegingen
5
De beoordeling van het geschil
Ondeugdelijkheid systematiek: rechtsverwerking
5.1.
De voorzieningenrechter overweegt in de eerste plaats dat LVAG haar recht heeft verwerkt om te klagen over de systematiek van de in het BD opgenomen regelingen ten aanzien van het inschrijven op percelen en met onderaannemers. De Staat en Syncasso c.s. hebben terecht aangevoerd dat LAVG te laat is met haar bezwaren daartegen.
5.2.
Van een adequaat handelend gegadigde/inschrijver mag worden verwacht dat hij zich proactief opstelt bij het naar voren brengen van bezwaren in het kader van een aanbestedingsprocedure. De eisen van redelijkheid en billijkheid die de gegadigde/inschrijver jegens de aanbestedende dienst in acht heeft te nemen, brengen mee dat hij zijn bezwaren duidelijk naar voren brengt en in een zo vroeg mogelijk stadium aan de orde stelt, zodat eventuele onregelmatigheden desgewenst kunnen worden gecorrigeerd met zo min mogelijk consequenties voor het verdere verloop van de aanbestedingsprocedure. Dit uitgangspunt is ook verwoord in de Aanbestedingsleidraad en wel in paragraaf 3.1.7, zoals hiervoor onder 3.3. geciteerd. Daarbij is tevens meegedeeld dat, indien een inschrijver zich niet op de voorgeschreven wijze proactief opstelt en het CJIB aldus niet tijdig op zijn bezwaren heeft geattendeerd, die inschrijver niet ontvankelijk is in enige (latere) vordering verband houdend met die bezwaren. Voorts zijn inschrijvers erop gewezen dat indien zij, na kennisneming van de laatste Nota van Inlichtingen nog steeds menen dat er tegenstrijdigheden, onjuistheden, onrechtmatigheden, onregelmatigheden, onduidelijkheden, onvolkomenheden, onredelijk bezwarende eisen en/of andere gebreken zijn, zij op straffe van verval van recht minimaal veertien kalenderdagen (dan wel in sommige gevallen vier werkdagen) vóór de sluitingsdatum voor het indienen van de inschrijving een kort geding procedure aanhangig moeten maken bij deze rechtbank. LAVG heeft dat niet gedaan, zodat zij haar recht heeft verwerkt om nu nog dit bezwaar in dit kort geding aan de orde te stellen.
5.3.
Het betoog van LAVG dat de rechtsverwerkingsclausule niet aan haar kan worden tegengeworpen, omdat de systematiek “op papier” weliswaar in orde leek, maar in de praktijk onwerkbaar is gebleken, volgt de voorzieningenrechter niet. LAVG heeft niet duidelijk kunnen maken wat haar dan pas na de gunningsbeslissing is gebleken, wat haar niet eerder duidelijk was of kon zijn. Zij stelt wel dat gerechtsdeurwaarderkantoren (zelfstandige BV’s) die deel uitmaken van een concern, dossiers van het CJIB niet althans niet volledig zelfstandig behandelen, maar elkaar betrekken bij de uitvoering van werkzaamheden. Zij heeft echter niet althans onvoldoende toegelicht waarom haar dat pas na de gunningsbeslissing duidelijk is geworden. LAVG stelt verder dat zij er geen rekening mee hoefde te houden dat gerechtsdeurwaarders die deel uitmaken van een concern desondanks op de aanbesteding zouden inschrijven en dat als dit toch zou gebeuren, zij mocht verwachten dat het CJIB die vennootschappen zou weren, wat niet is gebeurd. Deze tegenwerping betreft geen bezwaar tegen de systematiek, maar betreft het in de dagvaarding als eerste omschreven bezwaar tegen de wijze waarop het CJIB met de inschrijvingen van Syncasso c.s. en GGN c.s. is omgegaan, namelijk in die zin dat zij deze niet als ongeldig heeft afgewezen. Dat geschilpunt tussen partijen zal hierna worden beoordeeld.
5.4.
LAVG heeft haar standpunt dat het beroep op de rechtsverwerkingsclausule onder de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is niet anders onderbouwd dat met de verwijzing naar het feit dat het bezwaar pas na de mededeling van de gunningsbeslissing is opgekomen. Gezien dat wat hiervoor is overwogen wordt ook dit standpunt verworpen.
Manipulatieve dan wel irreële inschrijvingen?
5.5.
De voorzieningenrechter stelt voorop dat de in 3.1.5 van het BD opgenomen eis omtrent het moeten kunnen aantonen door verbonden ondernemingen dat hun verbondenheid niet tot concurrentievervalsing leidt, voor Syncasso c.s. en GGN c.s. niet geldt. De ondernemingen uit deze groepen hebben niet op hetzelfde perceel ingeschreven maar alle op verschillende percelen.
5.6.
Zij moeten de opdracht echter wel zelf uitvoeren zonder gebruik te maken van de diensten van andere ondernemingen binnen hun concerns, nu zij bij de inschrijving niet hebben gemeld dat zij een beroep op elkaar doen als onderaannemer. Het CJIB is uitgegaan van de juistheid van de verklaringen van Syncasso c.s. en GGN c.s. dat zij hieraan zullen voldoen. LAVG stelt echter dat dit, deze zelfstandige uitvoering, voor Syncasso c.s. en GGN c.s. niet uitvoerbaar is en dat het CJIB de inschrijvingen daarom als ongeldig had moeten afwijzen.
5.7.
De voorzieningenrechter overweegt dat de aanbestedende dienst bij de beoordeling van de inschrijvingen in beginsel moet uitgaan van de juistheid van (verklaringen in) de inschrijvingen. Is er daarover (of behoort er daarover) bij de aanbestedende dienst gerede twijfel (te zijn), dan is de aanbestedende dienst gehouden nader onderzoek te verrichten. Het is dus niet zo, zoals LAVG met haar stellingen lijkt te veronderstellen, dat het CJIB moet ‘bewijzen’ (moet onderbouwen) dat Syncasso c.s. en GGN c.s. zullen handelen overeenkomstig hun verklaringen en in het verlengde daarvan overigens ook niet dat de vorige overeenkomst, gesloten op basis van de aanbesteding 2016, door Syncasso c.s. en GGN c.s. (op dit punt) geheel correct is uitgevoerd.
5.8.
Het CJIB stelt dat er geen sprake is van gerede twijfel, zeker niet indien acht wordt geslagen op de reacties/verklaringen die Syncasso c.s. en GGN c.s. desgevraagd hebben gegeven op hetgeen door LAVG in de dagvaarding is vermeld. Van een nadere onderzoeksverplichting kan volgens het CJIB dan ook geen sprake zijn. De voorzieningenrechter volgt het CJIB daarin.
5.9.
Bij de verplichting om de opdracht zelf uit te voeren gaat het namelijk, anders dan LAVG lijkt te veronderstellen, om de uitvoering van de (kern)werkzaamheden van de opdracht, in dit geval dus de werkzaamheden die de tenuitvoerlegging van de door het CJIB ter inning aangeboden executoriale titels betreffen, waarbij er ook bepaalde contacten met debiteuren moeten plaatsvinden. Het relaas van LAVG op dit punt geeft geen houvast voor de veronderstelling dat door Syncasso c.s. en GGN c.s. niet aan de hiervoor genoemde verplichting wordt voldaan. De verschillende vennootschappen zijn zelfstandige entiteiten met een eigen naam, gevestigd op verschillende adressen, die ieder eigen gerechtsdeurwaarders en medewerkers in dienst hebben, zo is onweersproken gesteld. De dossiernummers van zaken corresponderen met een specifieke vennootschap en de verrichtingen worden in de dossiers geadministreerd op naam van een deurwaarder, die – als gezegd – aan een specifieke entiteit van de Syncasso- c.q. de GGN-groep verbonden is. Syncasso c.s. en GGN c.s. hebben verklaard dat zij met die infrastructuur de opdracht zelfstandig kunnen en ook zullen gaan uitvoeren conform hun inschrijvingen. De omstandigheid dat mogelijk op het adres van een vennootschap ook de moedervennootschap gevestigd is, doet daar niet aan af.
5.10.
Indien een onderneming bepaalde diensten op het gebied van bedrijfsvoering aan derden uitbesteed/bij derden betrekt wil dat nog niet zeggen dat die onderneming daarmee een opdracht niet meer zelfstandig kan uitvoeren. Dat geldt onder meer voor het eventuele gebruik door verschillende vennootschappen van gemeenschappelijke infrastructurele voorzieningen of communicatiekanalen. Dat betekent nog niet dat de (kern)werkzaamheden van de opdracht niet meer zelf(standig) kunnen of zullen worden uitgevoerd. Na het opgeven van een dossiernummer (bij voorbeeld in een voor verschillende groepsvennootschappen gemeenschappelijk gebruikte portal) kan er immers een doorgeleiding naar de juiste vennootschap plaatsvinden, die vervolgens de werkzaamheden verricht. De verklaring van Syncasso c.s. en GGN c.s. houdt in dat dit het geval is.
5.11.
Het merendeel van de stellingen van LAVG heeft betrekking op het voorgaande, onder meer voor zover het de gemeenschappelijke website betreft en het gebruik van hetzelfde briefpapier, centrale telefoonnummers, dezelfde derdenrekening en één aansluitcode in het beslagregister. Uit dit alles kan niet worden afgeleid dat de werkzaamheden van de opdracht niet door de contracterende entiteit zelf zullen worden uitgevoerd. In het midden kan blijven of de deels betwiste stellingen van LAVG daarover (geheel) juist zijn.
5.12.
Hetgeen LAVG overigens nog heeft aangevoerd ter onderbouwing van haar standpunt kan evenmin leiden tot gerede twijfel zoals hiervoor bedoeld. Gebleken is dat de door haar genoemde voorbeelden geen betrekking hebben op de werkwijze van de dienstverlening aan het CJIB of dat die dienstverlening wordt verricht op basis van een ouder contract of dat een begrijpelijke verklaring is gegeven voor een enkele bijzonder situatie uit het verleden.
5.13.
Het vorenstaande leidt tot de conclusie dat er geen grondslag is voor toewijzing van een van de vorderingen. Het gevorderde zal dus worden afgewezen.
5.14.
LAVG zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de proceskosten van het CJIB en van Syncasso c.s. Voor veroordeling in de nakosten bestaat geen grond, nu de kostenveroordeling ook voor deze nakosten een executoriale titel oplevert (vgl. HR 19 maart 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL1116, NJ 2011/237).