Rechtbank Den Haag, eerste aanleg - enkelvoudig arbeidsrecht

ECLI:NL:RBDHA:2024:18239

Op 7 November 2024 heeft de Rechtbank Den Haag een eerste aanleg - enkelvoudig procedure behandeld op het gebied van arbeidsrecht, wat onderdeel is van het civiel recht. Het zaaknummer is 11312861 \ RL EXPL 24-17463, bekend onder identificatienummer ECLI:NL:RBDHA:2024:18239. De plaats van zitting was Den Haag.

Soort procedure:
Instantie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer(s):
11312861 \ RL EXPL 24-17463
Datum uitspraak:
7 November 2024
Datum publicatie:
7 November 2024

Indicatie

Kortgedingvonnis in verzet; loopstop ten onrechte opgelegd

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Civiel recht

Kantonrechter

esp/c

Zittingsplaats 's-Gravenhage

Zaaknummer: 11312861 \ RL EXPL 24-17463

Vonnis in verzet in kort geding van 7 november 2024

in de zaak van

de soevereine staat de VERENIGDE STATEN VAN AMERIKA,

te Washington DC, Verenigde Staten,

eisende partij in het verzet,

oorspronkelijk gedaagde partij,

hierna te noemen: de VS,

gemachtigde: mrs. L.J. Böhmer, A.W. Zwart en K.K. Bink,

tegen

[naam 1] ,

te [woonplaats] ,

gedaagde partij in het verzet,

oorspronkelijk eisende partij

hierna te noemen: [naam 1] ,

gemachtigde: mr. Th.H.P. van den Kieboom.

1
De procedure
1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

- het verstekvonnis van de kantonrechter te Den Haag van 29 juli 2024 tussen [naam 1] en de VS gewezen, met zaaknummer 11154375 \ RL EXPL 24-11072, met de daarin genoemde processtukken;

- de verzetdagvaarding van 25 september 2024 van de VS, met conclusie van antwoord en producties 1 tot en met 5;- de akte overlegging producties met toelichting/antwoord van [naam 1] , met producties 21 tot en met 34;- de akte producties van de VS, met producties 6 tot en met 9;

- productie 35 van [naam 1] ;- de mondelinge behandeling van 23 oktober 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt;- de pleitnota van de VS;- de pleitnota van [naam 1] .

2
De feiten
2.1.

[naam 1] (geboren op [geboortedatum] 1971) is sinds 3 mei 2004 in dienst bij de ambassade van de VS in Den Haag en laatstelijk werkzaam in de functie van Receiving Clerk. Het laatstelijk verdiende salaris van [naam 1] bedraagt € 1.197,43 (netto) per twee weken.

2.2.

[naam 1] is op 22 september 2022 vanwege klachten veroorzaakt door depressie uitgevallen en is per die datum ziekgemeld.

2.3.

De VS heeft haar Arbodienst Zorg van de Zaak ingeschakeld om [naam 1] te begeleiden. [naam 1] heeft geregeld afspraken met de bedrijfsarts van Zorg van de Zaak gehad. Per juli 2023 heeft Guyra International Arbodienst de werkzaamheden van Zorg van de Zaak voor de VS overgenomen. Er zijn vervolgens verschillende afspraken geweest van [naam 1] met de bedrijfsarts van Guyra International Arbodienst.

2.4.

Op 5 maart 2023 heeft [naam 1] de bedrijfsarts van Guyra International Arbodienst volgens afspraak bezocht.

2.5.

De VS heeft op 21 maart 2024 aan [naam 1] een zogenoemde letter of non-compliance gestuurd, met de volgende inhoud:

“1 am writing to address our concerns regarding your reintegration following your prolonged absence. It has come to my attention that there have been certain challenges in your cooperation with the Arbo Doctor.

Reintegration is an important phase for both the employee and the employer. Its success depends on a shared commitment to the process and effective cooperation with the parties involved.

On March 5, 2024, you had your regular appointment with the Arbo doctor. Shortly thereafter, we received feedback from Guyra International Arbodienst that your conduct during the visit has left the Arbo doctor feeling threatened and intimidated.

As a result of your behavior during this and previous visits, and to ensure the safety and wellbeing of their staff, Guyra International Arbodienst has decided to cease providing services to you, including referrals for a second opinion, effective immediately. You are denied access to all their premises/locations with immediate effect.

Because you threatened, intimated, and harassed our company Arbo doctor, they are not willing to treat you at this time. Accordingly, until your behavior is acceptable to the Arbo doctor and your treatment is resumed, the Mission has no choice but to consider you non-compliant with the reintegration process and to stop salary payments, effective March 22, 2024.

Your salary will be reinstated as soon as your treatment resumes with the Arbo doctor, assuming you are compliant with all other aspects of the treatment and reintegration process, including the second track reintegration.

Threats and intimidations are a gross violation of 3 FAM 7720. In addition, your behavior is in violation of our Mission policies, as provided on page 34, section Toxic Behavior of the Locally Employed Staff Handbook, and open to disciplinary actions per the Mission’s Discipline Policy.

Your misconduct has interfered severely with your reintegration and represents a violation of the Rules of Conduct and reflects unfavorably on the U.S. Government.”

2.6.

Per 22 maart 2024 heeft de VS betaling van salaris aan [naam 1] gestaakt.

3
Het geschil
3.1.

[naam 1] heeft bij inleidende dagvaarding – verkort weergegeven – gevorderd betaling van het achterstallig salaris, met inbegrip van de daarover verschuldigde vakantietoeslag, de ADV-bonus en de eindejaarsbonus, te vermeerderen met de wettelijke verhoging en wettelijke rente en met overlegging van specificaties. [naam 1] heeft verder gevorderd dat de VS wordt veroordeeld tot loondoorbetaling tijdens ziekte, daaronder mede begrepen vakantietoeslag, ADV-bonus, eindejaarsuitkering en overige emolumenten. [naam 1] heeft daarnaast gevorderd dat de VS, op straffe van een dwangsom, wordt geboden om een Arbodienst in schakelen die [naam 1] tijdens ziekte zal begeleiden. Tot slot heeft [naam 1] buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten gevorderd.

3.2.

[naam 1] heeft aan zijn vordering ten grondslag gelegd dat hij recht heeft op doorbetaling van zijn loon tijdens ziekte en dat er geen goede reden is voor de door de VS toegepaste loonstop. Daarbij doet [naam 1] een beroep op de wettelijke verhoging van artikel 7:625 BW omdat de VS zijn loon niet op tijd heeft betaald. De VS dient er volgens [naam 1] voor te zorgen dat een bedrijfsarts/Arbodienst hem begeleidt.

3.3.

Bij verstekvonnis van 29 juli 2024 is de VS veroordeeld om aan [naam 1] te betalen het achterstallig salaris, vermeerderd met vakantietoeslag, ADV-bonus, wettelijke verhoging en wettelijke rente vanaf 22 maart 2024 tot 28 juni 2024 en het verschuldigde salaris tijdens ziekte vanaf 28 juni 2024 tot 29 juli 2024. Daarnaast is de VS veroordeeld om [naam 1] salarisspecificaties te verschaffen en is de VS op straffe van een dwangsom en geboden om een Arbodienst in te schakelen die [naam 1] tijdens ziekte zal begeleiden. Tot slot is de VS veroordeeld om buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten te betalen.

3.4.

De VS is bij dagvaarding van 25 september 2024 in verzet gekomen tegen het verstekvonnis. De VS vordert – verkort weergegeven – primair: dat de toegewezen dwangsom per direct wordt geschorst en het verstekvonnis wordt vernietigd; subsidiair: dat de VS wordt ontheven van de veroordeling uitgesproken in het verstekvonnis, [naam 1] niet-ontvankelijk wordt verklaard in zijn loonvordering en zijn andere vorderingen worden afgewezen; meer subsidiair: dat de vorderingen van [naam 1] worden afgewezen: primair en (meer) subsidiair: met veroordeling van [naam 1] in de proceskosten.

3.5.

De VS legt aan zijn vordering het volgende ten grondslag. De inleidende dagvaarding is nietig en de kantonrechter had de VS dus niet bij verstek kunnen veroordelen. De VS is onredelijk in zijn belangen geschaad omdat hij onvoldoende tijd heeft gekregen voor de voorbereiding van zijn verdediging. Volgens het internationaal gewoonterecht mogen aan de VS geen dwang- of strafmaatregelen worden opgelegd; de dwangsom is dus ten onrechte opgelegd. Er was ook geen reden voor het opleggen van een dwangsom omdat [naam 1] al begeleiding door een andere bedrijfsarts was aangeboden. [naam 1] is niet-ontvankelijk in zijn loonvordering omdat hij geen deskundigenoordeel van het UWV heeft overgelegd. De opgelegde loonstop is gerechtvaardigd omdat [naam 1] een succesvolle afronding van het re-integratieproject heeft belemmerd en vertraagd.

3.6.

Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

Overwegingen

4
De beoordeling

Verzet

4.1.

Het verzet is tijdig en op de juiste wijze ingesteld. Dat betekent dat de VS in het verzet kan worden ontvangen.

Bevoegdheid en toepasselijk recht

4.2.

De Nederlandse rechter is bevoegd van de vordering kennis te nemen omdat de werknemer zijn arbeid gewoonlijk in Nederland verricht(te). Dit volgt uit artikel 21 lid 1 sub b punt i en lid 2 van de Brussel I bis-Verordening. Deze verordening moet door de Nederlandse rechter worden toegepast ook als de betrokken partij (in dit geval de VS) niet gevestigd is in een EU-lidstaat. De bevoegdheid van de kantonrechter is overigens niet bestreden.

4.3.

De arbeidsovereenkomst tussen partijen is gesloten vóór 17 december 2009, zodat voor het toepasselijk recht moet worden gekeken naar de regels van het Verdrag inzake het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst (hierna: EVO). Partijen hebben geen geldige rechtskeuze overeenkomstig artikel 3 EVO gedaan. Contractuele uitsluiting van “local laws and regulations” is nog geen ondubbelzinnige keuze voor ander recht. De VS kent verschillende rechtsstelsels, zodat een keuze voor “U.S. laws and regulations” nog geen duidelijke en ondubbelzinnige keuze oplevert (zie ook: Rb. 's-Gravenhage 25-09-2002, ECLI:NL:RBSGR:2002:AJ3607). Op grond van artikel 6 lid 2 sub a EVO volgt dat Nederlands recht van toepassing is omdat [naam 1] daar gewoonlijk zijn arbeid verricht(te). Partijen gaan blijkens hun stellingen ook uit van de toepasselijkheid van het Nederlandse recht. De kantonrechter zal daarom Nederlands recht toepassen.

Nietigheid van de dagvaarding van 25 juni 2024

4.4.

De VS stelt zich op het standpunt dat de dagvaarding van 25 juni 2024 nietig had moeten worden verklaard en dat hij niet bij verstek had mogen worden veroordeeld. [naam 1] bestrijdt dit.

4.5.

De kantonrechter overweegt dat in beginsel voor betekening van een dagvaarding van een gedaagde partij zonder bekende woon- of verblijfplaats in Nederland een termijn van tenminste drie maanden geldt (artikel 115 Rv). Die termijn kan worden verkort als de rechter daartoe verlof heeft verleend (artikel 117 Rv). Dat die termijn niet in acht is genomen staat vast. Van enig verlof is niet gebleken. Dat de VS niet op die dagvaarding is verschenen, had voor de kantonrechter aanleiding kunnen zijn eisende partij te gelasten gedaagde partij op te roepen tegen een nieuwe zittingsdag of tot nietigverklaring van de dagvaarding (artikel 122 Rv). Dat dat eerder niet is gebeurd, wil echter niet zeggen dat dat nu alsnog dient te gebeuren. Door (tijdig) verzet in te stellen en door de mondelinge behandeling van de zaak, heeft de VS immers voldoende gelegenheid gehad zijn verweer ten volle (schriftelijk en op de mondelinge behandeling) naar voren te brengen. Daar heeft hij ook gebruik van gemaakt. Daarmee valt niet in te zien dat de VS onredelijk in zijn belangen is geschaad. Gelet op artikel 122 lid 1 Rv verwerpt de kantonrechter daarom het beroep op nietigheid van de oorspronkelijke dagvaarding.

Spoedeisend belang

4.6.

Een vordering in kort geding kan alleen worden toegewezen als eisende partij daarbij een spoedeisend belang heeft. De kantonrechter is van oordeel dat voldoende is gebleken dat de vordering van [naam 1] daaraan voldoet.

4.7.

Bij beoordeling in kort geding moet de rechter onderzoeken of op basis van de feiten en omstandigheden en zonder nadere bewijslevering de vordering die bij wijze van voorlopige voorziening is verzocht in een bodemprocedure een zodanige kans van slagen heeft, dat vooruitlopend daarop toewijzing in kort geding gerechtvaardigd is. Daarbij moeten de belangen van partijen bij toewijzing dan wel afwijzing van de voorlopige voorziening tegen elkaar worden afgewogen.

Deskundigenverklaring

4.8.

De VS stelt zich op het standpunt dat de kantonrechter [naam 1] niet-ontvankelijk moet verklaren omdat een deskundigenoordeel als bedoeld in artikel 7:629a BW ontbreekt. Echter, in kort geding geldt de verplichte inschakeling van een deskundige niet, het is aan de voorzieningenrechter overgelaten of een deskundigenverklaring gewenst is (zie: ECLI:NL:HR:2018:1673). Uit het volgende blijkt dat de kantonrechter hier geen noodzaak voor overlegging van een deskundigenverklaring ziet.

Loonstop

4.9.

Partijen twisten er niet over dat [naam 1] arbeidsongeschikt was en is. De achtergrond van het geschil dat hier aan de orde is, heeft betrekking op verplichtingen van de werkgever en de werknemer ten aanzien van re-integratie van de werknemer. Kort gezegd: [naam 1] verwijt de VS (en de door de VS ingeschakelde Arbodienst) dat hij geen behoorlijke en/of adequate begeleiding heeft ontvangen tijdens zijn ziekte; de VS verwijt [naam 1] onvoldoende mee te werken aan zijn re-integratie. Uit de door partijen overgelegde stukken maakt de kantonrechter op dat er inderdaad het een en ander lijkt te schorten aan de re-integratie. Zo ontbreekt een plan van aanpak voor het eerste ziektejaar, volgens de VS omdat [naam 1] daaraan niet meewerkte. Dit is door [naam 1] betwist en hij heeft het plan van aanpak dat is opgemaakt voor het tweede ziektejaar onder protest getekend omdat de VS daar niet bij betrokken is geweest, wat door de VS wordt betwist.

4.10.

De VS is van mening dat hij gerechtigd is tot het opleggen van de loonstop die hij op 22 maart 2024 aan [naam 1] heeft opgelegd. Volgens de VS is daartoe besloten naar aanleiding van de brieven van 5 en 19 maart 2024 die hij van Guyra International Arbodienst heeft ontvangen naar aanleiding van een incident dat op 5 maart 2024 bij de Arbodienst zou zijn voorgevallen, als gevolg waarvan deze Arbodienst heeft besloten de behandeling van [naam 1] stop te zetten. [naam 1] betwist dat er op 5 maart 2024 tijdens zijn bezoek aan de Arbodienst iets ongepasts is voorgevallen en voorts dat er een goede reden is voor het opleggen van de loonstop.

4.11.

In artikel 7:658a lid 1 BW zijn de re-integratieverplichtingen van de werkgever vastgelegd als sprake is van een arbeidsongeschikte werknemer. In het tweede lid van dit artikel wordt beschreven hoe de werkgever die verplichting moet invullen. Op grond van artikel 7:660a lid 1 BW is de werknemer verplicht mee te werken aan redelijke voorschriften en maatregelen van de werkgever (of een door de werkgever aangewezen deskundige), mee te werken aan het opstellen van een plan van aanpak en om passende arbeid te verrichten. Als de werknemer zijn verplichtingen uit artikel 7:660a BW niet nakomt, verliest hij zijn recht op doorbetaling van loon tijdens ziekte zoals bedoeld in artikel 7:629 lid 1 BW. Op grond van het zevende lid van dit artikel moet de werkgever voorafgaand aan een loonstop de werknemer waarschuwen.

4.12.

De kantonrechter overweegt dat voor een rechtsgeldige loonstop in ieder geval noodzakelijk is dat de werkgever de werknemer voorafgaand waarschuwt en onverwijld de grond van de weigering of opschorting meedeelt. Uit de letter of non-compliance van 21 maart 2024 blijkt niet dat er door de VS enig onderzoek is gedaan naar wat er op 5 maart 2024 is gebeurd noch dat [naam 1] is gehoord over de brieven die de VS van Guyra International Arbodienst had ontvangen voordat de VS tot de beslissing om de uitbetaling van het loon te staken is gekomen. Deze brief is dan ook geen waarschuwing maar een conclusie. [naam 1] heeft onbetwist gesteld dat hij deze brief op 26 maart 2024 heeft ontvangen. De loonstop ging echter volgens deze brief al op 22 maart 2024 in. Daarmee is [naam 1] niet onverwijld en ook niet voorafgaand aan de loonstop daarover geïnformeerd.

De brieven van 5 en 19 maart 2024 die de VS van Guyra International Arbodienst heeft ontvangen, zijn ook niet vóór de loonstop aan [naam 1] toegezonden. Er heeft geen wederhoor plaatsgevonden naar aanleiding van de berichten van Guyra International Arbodienst. Daarbij is de letter of non-compliance ook niet duidelijk in wat er van [naam 1] wordt verwacht. Hem wordt verteld “Your salary will be reinstated as soon as your treatment resumes with the Arbo doctor”, maar onduidelijk blijft bij wie hij zich zou moeten melden want “Guyra International Arbodienst has decided to cease providing services to you” en “[y]ou are denied access to all their premises/locations with immediate effect”.

4.13.

Voor zover de VS ter onderbouwing van de loonstop verwijst naar een eerdere non-compliance letter van 19 september 2023, geldt dat die brief inderdaad een duidelijke waarschuwing bevat dat een loonstop zal volgen indien [naam 1] niet meewerkt aan mediation. Die situatie en die brief hebben dus niets met de per 22 maart 2024 opgelegde loonstop te maken. De loopstop zag volgens de brief van 21 maart 2024 op een incident bij de Arbodienst terwijl de brief van 19 september 2023 betrekking had op medewerking aan mediation.

4.14.

Dat deze loonstop een ultieme poging van de VS was om [naam 1] aan te sporen om mee te werken aan zijn re-integratie, zoals de VS in de verzetdagvaarding heeft geschreven, vindt geen steun in de overgelegde stukken en volgt ook niet uit hetgeen overigens door de VS naar voren is gebracht. Onduidelijk blijft immers waar [naam 1] concreet zijn medewerking aan moest verlenen. Onduidelijk is ook waaraan hij heeft verzuimd mee te werken. [naam 1] heeft immers de bedrijfsarts conform afspraak bezocht en drie weken later heeft hij te horen gekregen dat hij geen loon meer zal ontvangen omdat de Arbodienst zijn gedrag ongepast heeft gevonden en hem niet meer wil begeleiden. Vervolgens krijgt hij te horen dat de loonstop zal worden opgeheven zodra hij zich weer door de Arboarts laat begeleiden, terwijl in hetzelfde bericht te lezen is dat Guyra International Arbodienst hem geen diensten meer verleent en hem de toegang verbiedt.

Doorbetaling loon, wettelijke verhoging, wettelijke rente, loonspecificaties

4.15.

Met het voorgaande komt de kantonrechter tot het oordeel dat de VS ten onrechte een loonstop heeft opgelegd, zodat [naam 1] recht heeft op het achterstallig salaris vanaf 22 maart 2024. De VS zal worden veroordeeld tot betaling van het achterstallig salaris te vermeerderen met de overigens niet weersproken vakantietoeslag en de ADV-bonus van 3,67% over het achterstallige salaris tot vandaag, 7 november 2024. Naar onweersproken is gebleven gaat het voor de periode 22 maart 2024 tot 28 juni 2024 om een nettobedrag van € 8.328,00 aan achterstallig salaris. In het verstekvonnis is het achterstallig salaris tot 29 juli 2024 toegewezen. Tijdens de mondelinge behandeling is naar voren gekomen dat er naar aanleiding van het verstekvonnis geen betaling door de VS heeft plaatsgevonden. Er is daarom reden het verstekvonnis op dit punt te vernietigen en deze vordering toe te wijzen tot vandaag, 7 november 2024. De eindejaarsbonus zal niet als onderdeel van het achterstallige salaris worden toegewezen omdat de VS daarmee niet in verzuim is.

4.16.

Omdat de VS niet tijdig aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan is hij over de hiervoor genoemde verschuldigde bedragen ook de wettelijke verhoging bedoeld in artikel 7:625 BW en wettelijke rente verschuldigd, die overigens onbestreden zijn. De kantonrechter ziet geen aanleiding de wettelijke verhoging te matigen.

4.17.

De vordering met betrekking tot het verstrekken van deugdelijke loonspecificaties van de toegewezen bedragen is onweersproken gebleven en toewijsbaar.

4.18.

De kantonrechter ziet voorts in de opmerking van de VS tijdens de mondelinge behandeling dat hij niet van plan is om [naam 1] salaris te gaan betalen, aanleiding de VS te veroordelen aan [naam 1] te betalen het verschuldigde salaris tijdens ziekte, waar en wanneer toepasselijk vermeerderd met vakantietoeslag de ADV-bonus van 3,67% eindejaarsuitkering en overige emolumenten vanaf 7 november 2024 tot de dag dat de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig zal zijn geëindigd.

Inschakelen Arbodienst

4.19.

[naam 1] vordert verder dat de VS wordt geboden om een Arbodienst in schakelen die hem tijdens ziekte zal begeleiden. De VS heeft naar voren gebracht dat hij inmiddels een nieuwe bedrijfsarts voor [naam 1] heeft ingeschakeld, de heer [naam 2] . Deze heeft [naam 1] uitgenodigd voor zijn spreekuur op 18 juni 2024. [naam 1] heeft zich op 17 juni 2024 afgemeld. Een tweede uitnodiging voor 10 juli 2024, is ook door [naam 1] afwezen.

4.20.

[naam 1] heeft zich op 17 juni 2024 afgemeld voor de uitnodiging, naar eigen zeggen, omdat de bedrijfsarts niet ingeschreven stond bij de KvK, niet gecertificeerd was, (blijkens met de uitnodiging meegestuurde informatie over een andere cliënt) niet zorgvuldig omging met privé-informatie en geen klachtenregeling had.

4.21.

De kantonrechter maakt uit de overgelegde stukken op dat – zoals de VS naar voren heeft gebracht – [naam 1] op 18 juni 2024 erover is geïnformeerd dat [naam 2] aangesloten is bij Guyra International Arbodienst en daarmee voldoet aan de vereiste certificering en in het BIG-register geregistreerd is als bedrijfsarts. Dat zijn voldoende kwalificaties om op te treden als Arboarts, althans de kantonrechter is vooralsnog van oordeel dat de VS hiermee aan haar wettelijke verplichting voldoet om voor [naam 1] een bedrijfsarts in te schakelen die hem begeleidt tijdens ziekte. [naam 1] heeft onvoldoende naar voren gebracht waaruit volgt dat hij begeleiding door deze bedrijfsarts zonder meer kan afwijzen. Omdat er dus al een Arboarts is die hem kan begeleiden, heeft [naam 1] onvoldoende belang bij toewijzing van zijn vordering en zal deze worden afgewezen.

Buitengerechtelijke incassokosten

4.22.

De kantonrechter overweegt dat uit wat door [naam 1] is gesteld in voldoende mate blijkt dat buitengerechtelijke (incasso)werkzaamheden zijn die voor vergoeding in aanmerking komen. De vergoeding zal overeenkomstig het tarief uit het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten tot een bedrag van € 1.093,61, worden toegewezen.

Conclusie

4.23.

Het voorgaande leidt ertoe dat de kantonrechter op een aantal punten tot een ander oordeel komt van wat in het verstekvonnis is geoordeeld met betrekking tot de loonvordering. Daarnaast wijst de kantonrechter de vordering met betrekking tot de inschakeling van een Arbodienst af. In plaats van een gedeeltelijke vernietiging van het verstekvonnis, zal de kantonrechter ten behoeve van de leesbaarheid van het dictum, het gehele verstekvonnis vernietigen en opnieuw rechtdoen, zoals hierna volgt.

Proceskosten

4.24.

De VS is grotendeels in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [naam 1] worden voor de verstek- en de verzetprocedure samen begroot op:

- kosten van de dagvaarding

252,69

- griffierecht

218,00

- salaris gemachtigde

814,00

- nakosten

135,00

(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)

Totaal

1.419,69

4.25.

Het vonnis zal – zoals onweersproken gevorderd – uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard.

Beslissing

5
De beslissing

De kantonrechter

vernietigt het verstekvonnis van 29 juli 2024, tussen partijen gewezen onder zaaknummer 11154375 \ RL EXPL 24-11072,

en opnieuw rechtdoende:

I. veroordeelt de VS om aan [naam 1] te betalen:

a. het achterstallige salaris over de periode vanaf 22 maart 2024 tot 28 juni 2024, zijnde een nettobedrag ad € 8.382,01;

b. het achterstallige salaris over de periode vanaf 28 juni 2024 tot 7 november 2024;

c. de vakantietoeslag over de onder a. en b. toegewezen bedragen berekend vanaf 22 maart 2024 tot 7 november 2024;

d. de ADV-bonus van 3,67% over de onder a. en b. toegewezen bedragen berekend vanaf 22 maart 2024 tot 7 november 2024;

e. de wettelijke verhoging van 50% berekend over de onder a. tot en met d. toegewezen bedragen, telkens te rekenen vanaf het tijdstip van opeisbaarheid tot de dag van algehele voldoening;

f. de wettelijke rente over de onder a. tot en met e. toegewezen bedragen, vanaf de datum van verzuim tot de dag van volledige betaling;

II. veroordeelt de VS om aan [naam 1] specificaties te verstrekken van de onder I. a. tot en met d. toegewezen bedragen;

III. veroordeelt de VS aan [naam 1] te betalen het verschuldigde salaris tijdens ziekte, waar en wanneer toepasselijk vermeerderd met vakantietoeslag, ADV-bonus van 3,67%, eindejaarsuitkering en overige emolumenten, vanaf 7 november 2024 tot de dag dat de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig zal zijn geëindigd;

IV. veroordeelt de VS aan [naam 1] te betalen de buitengerechtelijke incassokosten van € 1.093,61;

V. veroordeelt de VS in de proceskosten van € 1.419,69, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als de VS niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend;

VI. verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;

VII. wijst het meer of anders gevorderde af.

Dit vonnis is gewezen door mr. E.A.W. Schippers en in het openbaar uitgesproken op 7 november 2024.