Rechtbank Gelderland, eerste aanleg - enkelvoudig arbeidsrecht

ECLI:NL:RBGEL:2024:3456

Op 6 June 2024 heeft de Rechtbank Gelderland een eerste aanleg - enkelvoudig procedure behandeld op het gebied van arbeidsrecht, wat onderdeel is van het civiel recht. Het zaaknummer is 11026782 \ HA VERZ 24-59, bekend onder identificatienummer ECLI:NL:RBGEL:2024:3456. De plaats van zitting was Arnhem.

Soort procedure:
Rechtsgebied:
Zaaknummer(s):
11026782 \ HA VERZ 24-59
Datum uitspraak:
6 June 2024
Datum publicatie:
5 June 2024

Indicatie

Verzoek vernietiging van door werknemer gedane opzegging, door werknemer zelf, wil- vertrouwensleer, onderzoeksplicht werkgever, inleidend processtuk, dagvaarding of verzoekschrift

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht

Zittingsplaats Arnhem

zaakgegevens 11026782 \ HA VERZ 24-59 \ 498 \ 466

uitspraak van 6 juni 2024

beschikking

in de zaak van

[verzoekster] ,

wonende te [woonplaats] ,

verzoekende partij,

gemachtigde mr. I.P. Rietveld,

procederende krachtens toevoegingsnummer [nummer] ,

en

de besloten vennootschap Baas Zorg B.V.,

gevestigd te Arnhem,

verwerende partij,

gemachtigde mr. B.A.S. van Leeuwen.

Partijen worden hierna [verzoekster] en Baas Zorg genoemd.

1
De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:

- het verzoekschrift van 31 maart 2024;

- het verweerschrift van 11 mei 2024.

Op 21 mei 2024 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden. [verzoekster] en

haar gemachtigde zijn niet verschenen. Baas Zorg heeft zich laten vertegenwoordigen door [naam 1] en [naam 2] en haar gemachtigde mr. B.A.S. van Leeuwen.

2
De feiten
2.1.

[verzoekster] , geboren [datum] 2006, is op 15 oktober 2023 op grond van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd voor de duur van zes maanden tot 16 april 2024 in dienst getreden bij Baas Zorg in de functie van thuiszorgmedewerkster voor 28 uren per week tegen een salaris van € 10.38 bruto per uur.

2.3.

Op 20 december 2023 heeft er een gesprek plaatsgevonden tussen [verzoekster] , [naam 1] en [naam 2] . Blijkens het gespreksverslag is daar, voor zover hier van belang het volgende besproken

“(…)

Na het vorige gesprek zou er verbetering zijn. [verzoekster] geeft aan niet meer te weten dat er een

waarschuwing is gegeven. [verzoekster] heeft bij het eerste gesprek een waarschuwing gehad en op 18 december de 2de waarschuwing. [naam 3] geeft aan om mee te denken met [verzoekster] wat goed is voor haar en haar gezondheid. [verzoekster] geeft aan wel plezier te hebben in het werk. Als je niet goed weet hoe je moet poetsen is het lastig om de cliënten goed te helpen. Cliënten zijn ontevreden over de werkwijze van [verzoekster] . [verzoekster] zegt dat ze vraagt aan de cliënten wat ze op dat moment moet doen. En ze doet dat zegt [verzoekster] . [verzoekster] noemt ciënten die wel tevreden zijn. [naam 3] wijst nogmaals op hoe je een professionele houding moet aannemen als huishoudelijke medewerker. [verzoekster] vind dit heel moeilijk hoe het gaat. En niet meer te willen werken voor een thuiszorg. [verzoekster] heeft toegezegd dat met wederzijdse goedkeuring het contract word ontbonden.

[verzoekster] zegt zelf ook een andere baan te willen zoeken. [verzoekster] geeft aan alles per mail te willen ontvangen en vrijdag 22 december moet het getekend weer bij Baaszorg aanwezig zijn.

Gesprek wordt afgesloten en [verzoekster] vraagt om te mogen gaan.

(…)”

2.4.

Bij WhatsAppbericht van 21 december 2023 appt [verzoekster] aan Baas Zorg, voor zover hier van belang, als volgt.

[verzoekster] :

“Hoi sorry voor dit late berichtje maar even over de vog die krijg ik toch wel van jullie vergoed toch”

Baas Zorg:

“Hoi [verzoekster]

Heb jij de vog ingeleverd?

Zodra je de originele vog inlevert en onkosten formulier invult krijg je vergoed”

[verzoekster] :

“Ook daar heb ik [naam 4] over geappt ik had de vog binnen maar nooit geen bonnetje ontvangen.

En hoezo moet ik m inleveren als ik niet meer in dienst ben”.

2.5.

Bij brief van 27 december 2023 deelt Baas Zorg, voor zover hier van belang, het volgende aan [verzoekster] mede:

“(…)

Deze brief is de schriftelijke bevestiging van haar aanvaarding van het door u aangeboden ontslag.

Uw arbeidsovereenkomst is per 20 december 2023 beëindigd. Dat wil zeggen dat u vanaf 20 december 2023 geen recht meer heeft op loon. Binnenkort ontvangt u een eindafrekening van de nog openstaande posten zoals loon, vakantiegeld, vakantiedagen en eventuele andere vergoedingen. De uitbetaling en opmaak van de loonstrook worden met de eerstvolgende reguliere loonronde uitgevoerd.

(…)”

3
Het verzoek en het verweer
3.1.

[verzoekster] verzoekt de kantonrechter, bij beschikking voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:

a. vast te stellen dat het dienstverband niet is beëindigd, maar pas zal eindigen op 16 april 2024 (einde arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd);

b. Baas Zorg te veroordelen tot toelating van werkneemster tot de werkvloer teneinde de gebruikelijke werkzaamheden te verrichten;

c. Baas Zorg te veroordelen tot doorbetaling van het verschuldigde salaris ad € 850,70

bruto per maand, vermeerderd met alle emolumenten, waaronder vakantietoeslag, vanaf 1

januari 2024, tot de dag dat de dienstbetrekking rechtsgeldig geëindigd zal zijn, te

vermeerderen met de wettelijke verhoging van 50% wegens vertraging over het aan

werknemer toekomende loon ex artikel 7:625 BW en de wettelijke rente;

d. Baas Zorg te veroordelen tot uitbetaling van de opgebouwde niet genoten

vakantiedagen;

e. Baas Zorg te veroordelen tot het betalen van een schadevergoeding van € 3.000,00

wegens handelen in strijd met art. 7:611 BW;

f. Baas Zorg te veroordelen tot het betalen van een transitievergoeding;

g. Baas Zorg te veroordelen in de kosten en de nakosten van deze procedure, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 dagen na dagtekening van de in deze te wijzen beschikking

3.2.

[verzoekster] heeft, samengevat, aan het verzochte ten grondslag gelegd dat er van een opzegging van de arbeidsovereenkomst van haar zijde geen sprake is geweest. De arbeidsovereenkomst loopt daarom nog gewoon door. Baas Zorg is dan ook gehouden om het overeengekomen salaris door te betalen totdat de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig zal zijn geëindigd.

3.3.

Baas Zorg heet hiertegen verweer gevoerd dat de kantonrechter hierna, en voor zover van belang zal bespreken.

Overwegingen

4
De beoordeling
4.1.

In geschil is of de arbeidsovereenkomst door opzegging door van [verzoekster] op 20 december 2023 rechtsgeldig tot een einde is gekomen.

Standpunten van partijen

4.2.

Ter onderbouwing van haar verzoek heeft [verzoekster] gesteld dat zij tijdens het gesprek op 20 december 2023 niet de bedoeling heeft gehad om de arbeidsovereenkomst op te zeggen. [verzoekster] voelde zich overvallen door de kritiek van Baas Zorg op haar functioneren en voelde zich op dat moment machteloos. Zij bedoelde dat zij weg wilde uit het gesprek maar niet bedoelde haar baan op zeggen.

4.3.

Baas Zorg heeft allereerst aangevoerd dat [verzoekster] niet-ontvankelijk moet worden verklaard omdat zij haar verzoek niet binnen de vervaltermijn van twee maanden heeft ingediend.

Voorts heeft Baas Zorg gemotiveerd betwist dat [verzoekster] niet de bedoeling heeft gehad haar arbeidsovereenkomst met onmiddellijke ingang op te zeggen, althans zij aan die opzegging, waarmee Baas Zorg expliciet heeft ingestemd, niet gehouden kan worden. Baas Zorg voert daartoe aan dat het gesprek op 20 december 2023 het derde gesprek was dat ging over het (mindere) functioneren van [verzoekster] . In dat gesprek heeft zij nadrukkelijk te kennen gegeven te willen stoppen met haar werkzaamheden bij Baas Zorg. Dat zij per direct ontslag nam blijkt ook uit haar WhatsAppbericht van daags erna, te weten van 21 december 2023. Ter zitting is namens Baas Zorg nog toegelicht dat het ‘wederzijds goedvinden’ dat in het gesprekverslag van 20 december 2023 staat ziet op de instemming van Baas Zorg met de met onmiddellijke ingang gedane opzegging door [verzoekster] . Baas Zorg heeft daarmee ingestemd en heeft [verzoekster] niet aan de voor haar geldende opzegtermijn gehouden.

Oordeel kantonrechter

4.4.

De kantonrechter is van oordeel dat [verzoekster] ontvankelijk is in haar verzoek, de arbeidsovereenkomst tussen [verzoekster] en Baas Zorg op 20 december 2023 rechtsgeldig tot een einde is gekomen en de verzoeken van [verzoekster] (genoemd in r.o. 3.2. onder a t/m g) moeten worden afgewezen. De kantonrechter motiveert dat oordeel hierna.

Ontvankelijkheid

4.5.

Anders dan door Baas Zorg wordt aangevoerd is geen sprake van een verzoek tot vernietiging van een door de werkgever gedane opzegging als bedoeld in artikel 7:686 lid 4 BW, waarvoor een vervaltermijn geldt. In het onderhavige geschil betreft het de werknemer zelf die heeft opgezegd en een verklaring voor recht vraagt dat zij aan die opzegging niet gehouden kan worden omdat die niet in overeenstemming was met haar wil en Baas Zorg dat had moeten begrijpen, althans daar ander onderzoek naar had moeten doen, zo begrijpt de kantonrechter haar stellingen. De door [verzoekster] aanhangig gemaakte procedure betreft geen verzoek tot vernietiging waarop de vervaltermijnen van artikel 7:686a BW van toepassing zijn. [verzoekster] is daarom ontvankelijk.

Inleidend processtuk: verzoekschrift of dagvaarding?

4.6.

Vervolgens dringt zich de vraag op of [verzoekster] deze procedure terecht met een verzoekschrift heeft ingeleid of dat dit met een dagvaardingsprocedure had gemoeten. Artikel 7:686a lid 2 BW bepaalt dat procedures die betrekking hebben op het in, bij of krachtens in afdeling 9, van titel 10 van boek 7 BW zijn gebaseerd met een verzoekschrift worden ingeleid. Afdeling 9 draagt de titel ‘Einde van de arbeidsovereenkomst’. het onderhavige verzoek houdt wel verband met het einde van de arbeidsovereenkomst maar is niet gebaseerd op afdeling 9 van titel 10 van boek 7 en zou artikel 7:686a lid 2 BW lezend strikt genomen met een dagvaarding hebben moeten worden ingeleid. Inmiddels heeft de Hoge Raad geoordeeld dat de mogelijkheid om verzoeken/vorderingen die zijn gerelateerd aan het einde van de arbeidsovereenkomst bij verzoekschrift in te leiden ruim geïnterpreteerd, ook als het verzoek/de vordering in de kern niet is gebaseerd op boek7, titel 10, afdeling 9 van het BW. De kantonrechter verwijst naar Hoge Raad 15 maart 2024, ECLI:NL:HR:2024:400. Hoezeer daar wetstechnisch gezien zeker wat op af te dingen valt, past die beslissing wel in de deformalisering van het procesrecht die zich onder met invoering van de Wet Werk en Zekerheid (WWz) heeft ingezet. Om die reden zal de kantonrechter de zaak niet (met gebruikmaking van de spoorwissel van artikel 69 wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering) verwijzen naar de dagvaardingsprocedure maar als verzoekschriftprocedure afdoen middels deze beschikking.

Is arbeidsovereenkomst geëindigd?

4.7.

In geval van opzegging van de arbeidsovereenkomst door een werknemer geldt op grond van vaste rechtspraak dat een ‘duidelijke en ondubbelzinnige’ verklaring van de werknemer vereist is die gericht is op de beëindiging van de arbeidsovereenkomst. Deze strenge maatstaf ter beantwoording van de vraag of een werknemer de dienstbetrekking daadwerkelijk heeft willen beëindigen, dient ertoe de werknemer te behoeden voor de ernstige gevolgen die de opzegging van het dienstverband kan hebben, zoals het verlies van inkomen en het mogelijk verlies van aanspraken ingevolge de sociale zekerheidswetgeving, met name het recht op een werkloosheidsuitkering. In verband met die ernstige gevolgen zal een werkgever niet spoedig mogen aannemen dat een verklaring van de werknemer gericht op beëindiging van de dienstbetrekking in overeenstemming is met diens werkelijke wil. Als er voor de werkgever reden is te twijfelen aan de met de verklaring overeenstemmende wil van de werknemer, rust op de werkgever een onderzoeksplicht, alsmede de verplichting om de werknemer over de mogelijke gevolgen van de opzegging voor te lichten.

4.8.

Anders dan [verzoekster] stelt is de kantonrechter van oordeel dat in het onderhavige geval sprake is van een duidelijke en ondubbelzinnige verklaring in de hiervoor bedoelde zin. Immers blijkens het gespreksverslag van het gesprek van 20 december 2023, waarvan de inhoud door [verzoekster] verder niet is weersproken, heeft [verzoekster] naar aanleiding van kritiek over haar functioneren verklaard ‘niet meer voor de thuiszorg te willen werken’ en ‘zelf een andere baan te gaan zoeken’. Voor zover [verzoekster] betoogt dat haar verklaring op dat moment niet overeenstemde met haar wil omdat zij werd overvallen door de kritiek op haar functioneren gaat de kantonrechter daar niet in mee. Immers uit de stukken en de overgelegde WhatsAppcorrespondentie blijkt dat [verzoekster] sinds haar nog korte dienstverband (vanaf oktober 2023) meerdere keren op haar functioneren is aangesproken. Baas Zorg heeft verklaard dat het gesprek op 20 december 2023 in korte tijd het derde gesprek op rij betrof dat over haar functioneren ging. Naar het oordeel van de kantonrechter is dan ook niet aannemelijk geworden dat dit gesprek [verzoekster] zodanig heeft overvallen dat zij daardoor haar wil niet kon bepalen in die zin dat zij tijdens het gesprek ongewild haar arbeidsovereenkomst heeft opgezegd en dat voor Baas Zorg duidelijk had moeten zijn, zodat Baas Zorg [verzoekster] niet aan haar opzegging mag houden.

Dat aan de opzegging de wil van [verzoekster] ontbrak is ook niet te rijmen met haar WhatsAppbericht van 21 december 2023 (r.o.2.4.) waarbij [verzoekster] haar opzegging bevestigt en schrijft ‘nu zij toch niet meer in dienst is’. Onder deze omstandigheden mocht Baas Zorg er op vertrouwen dat [verzoekster] op 20 december 2023 welbewust de arbeidsovereenkomst heeft opgezegd. Een opzegging met onmiddellijke ingang waarmee Baas Zorg heeft ingestemd. Het betrof, zo heeft Baas Zorg toegelicht, geen beëindiging met wederzijds goedvinden. Weliswaar staat in het gespreksverslag van 20 december 2023 opgenomen dat er sprake is van ‘wederzijdse goedkeuring’ maar Baas Zorg heeft hierover ter zitting verklaard dat deze opmerking slechts betrekking had op de onmiddellijke opzegging van de arbeidsovereenkomst per 20 december 2023, hetgeen [verzoekster] onweersproken heeft gelaten. Baas Zorg heeft de 14 -dagen bedenktermijn dan ook niet hoeven opnemen in het verslag of haar latere brief.

[verzoekster] heeft opgezegd middels een duidelijke en ondubbelzinnig verklaring, bevestigd in de WhatsApp daags erna. Dat er sprake was van een zodanig verhitte situatie dat Baas Zorg moest begrijpen dat de verklaring van [verzoekster] mogelijk, ook daags erna, niet in overeenstemming was met haar wil is niet gebleken. Baas Zorg heeft mogen begrijpen dat [verzoekster] de arbeidsovereenkomst de arbeidsovereenkomst opzegde overeenkomstig haar wil en hoefde daar geen (verdergaand) onderzoek naar te doen.

4.9.

Nu [verzoekster] in het ongelijk wordt gesteld, dient zij de proceskosten te dragen.

Beslissing

5
De beslissing

De kantonrechter,

5.1.

wijst de verzoeken af;

5.2.

veroordeelt [verzoekster] in de kosten van deze procedure tot op heden aan de zijde van Baas Zorg begroot op € 1.086, - aan salaris gemachtigde, en de nakosten ten bedrage van € 135,- en te vermeerderen met de wettelijke rente te rekenen vanaf 14 dagen na deze beschikking.

Deze beschikking is gegeven door de kantonrechter mr. E.W. de Groot en in het openbaar uitgesproken op 6 juni 2024.