Rechtbank Limburg, voorlopige voorziening bestuursrecht overig

ECLI:NL:RBLIM:2024:8728

Op 28 November 2024 heeft de Rechtbank Limburg een voorlopige voorziening procedure behandeld op het gebied van bestuursrecht overig, wat onderdeel is van het bestuursrecht. Het zaaknummer is ROE 24 / 4287, bekend onder identificatienummer ECLI:NL:RBLIM:2024:8728. De plaats van zitting was Roermond.

Soort procedure:
Instantie:
Zaaknummer(s):
ROE 24 / 4287
Datum uitspraak:
28 November 2024
Datum publicatie:
28 November 2024

Indicatie

Artikel 13b van de Opiumwet; voorlopige voorziening, toewijzing. Bevoegdheid sluiting woning. Noodzaak tot sluiting van de woning nog niet volstrekt duidelijk. De voorzieningenrechter vindt het van belang dat de nadere informatie van de NFI en de politie wordt afgewacht, voordat overgegaan wordt tot sluiting van de woning.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond

Bestuursrecht

zaaknummer: ROE 24/4287

uitspraak van de voorzieningenrechter van 28 november 2024 in de zaak tussen
[naam] , uit [woonplaats] , verzoeker

(gemachtigde: mr. C.M.G.M. Raafs),

en

de burgemeester van de gemeente Sittard-Geleen

(gemachtigde: mr. M.M.J.P. Boesten).

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker tegen het besluit van de burgemeester van 27 september 2024 (het bestreden besluit) om vanaf 7 oktober 2024 op grond van artikel 13b van de Opiumwet zijn woning te sluiten voor de duur van zes maanden.

1.1.

Verzoeker heeft hiertegen bezwaar gemaakt en de voorzieningenrechter gevraagd een voorlopige voorziening te treffen, inhoudende de schorsing van het bestreden besluit tot zes weken na het besluit op het bezwaarschrift.

1.2.

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

1.3.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 14 november 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoeker, zijn gemachtigde en de gemachtigde van de burgemeester.

Totstandkoming van het besluit

2. Verzoeker huurt de woning van de Stichting ZOwonen.

2.1.

Naar aanleiding van meerdere anonieme meldingen via Meld Misdaad Anoniem (MMA) en signalen van de wijkagent dat er vanuit de woning van verzoeker werd gedeald, heeft de politie de woning op 15 augustus 2024 betreden. Uit de bestuurlijke rapportage van 16 augustus 2024 blijkt dat in de woning 5,2 gram (bruto) aan cocaïne (harddrugs) is aangetroffen. Daarnaast zijn in de woning verschillende soorten poeders met een bruto gewicht van 249,2 gram aangetroffen, die voor nader onderzoek zijn opgestuurd naar het Nederlands Forensisch Instituut (NFI), en twee vuurwapens (een lang houten geweer én een pistool met munitie). Verder zijn in de achtertuin in een verborgen ruimte onder een losse tegel drie kleine weegschaaltjes met witte poederresten gevonden.

2.2.

De burgemeester heeft op 10 september 2024 aan verzoeker meegedeeld dat hij zijn woning voor de duur van zes maanden wil sluiten. Verzoeker heeft hierop een zienswijze ingediend.

2.3.

Vervolgens heeft de burgemeester het bestreden besluit genomen. De burgemeester heeft de zienswijze van verzoeker echter niet meegenomen in zijn besluitvorming. In een afzonderlijke brief van 3 oktober 2024 heeft de burgemeester – in aanvulling op het bestreden besluit – dit alsnog gedaan.

2.4.

De burgemeester heeft aangegeven te wachten met sluiting tot de voorzieningenrechter uitspraak heeft gedaan.

Overwegingen

Beoordeling door de voorzieningenrechter

3. De voorzieningenrechter wijst het verzoek toe. Dat betekent dat de burgemeester de woning voorlopig niet mag sluiten. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.

3.1.

Gelet op de aard van de zaak, een woningsluiting, neemt de voorzieningenrechter het spoedeisend belang aan en gaat over tot inhoudelijke behandeling van het bestreden besluit.

3.2.

De voorzieningenrechter beoordeelt in deze voorlopige voorzieningenprocedure of het bezwaar van verzoeker een redelijke kans van slagen heeft. Zij doet dit aan de hand van de gronden die verzoeker heeft aangevoerd.

Toetsingskader

4. Op grond van artikel 13b, eerste lid, aanhef en onder a, van de Opiumwet is de burgemeester bevoegd om een last onder bestuursdwang tot sluiting van een woning en het bijbehorende erf op te leggen, indien in een woning harddrugs voor de verkoop, het afleveren of het verstrekken aanwezig zijn.

4.1.

De burgemeester voert het beleid om handel in drugs in Sittard-Geleen tegen te gaan. Dit beleid staat in het “Damoclesbeleid Sittard-Geleen” (het beleid), zoals vastgesteld op 13 december 2023 en in werking is getreden op 5 januari 2024. In dit beleid staat in welke gevallen de burgemeester in beginsel overgaat tot sluiting van een woning. In het beleid is onder meer bepaald dat bij een eerste constatering van een overtreding dat sprake is van het verkopen, afleveren of verstrekken dan wel daartoe aanwezig zijn van harddrugs, de woning zonder waarschuwing wordt gesloten voor de duur van zes maanden (Voetnoot 1).

4.2.

Op grond van artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) handelt het bestuursorgaan overeenkomstig de beleidsregel, tenzij dat voor een of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen. Hierbij neemt de voorzieningenrechter het toetsingskader in acht, zoals de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) dat in de uitspraak van 28 augustus 2019 (de overzichtsuitspraak) (Voetnoot 2) uiteen heeft gezet. Dit toetsingskader heeft de Afdeling verder uitgewerkt in haar uitspraak van 2 februari 2022 (Voetnoot 3) en in haar uitspraak van 6 juli 2022 (Voetnoot 4). Aan de hand van de ernst en omvang van de overtreding dient beoordeeld te worden in hoeverre sluiting van een woning noodzakelijk is ter bescherming van het woon- en leefklimaat bij de woning en het herstel van de openbare orde. Als sluiting van de woning noodzakelijk is, dan moet de sluiting ook nog evenwichtig zijn.

Is het besluit zorgvuldig voorbereid?

5. Verzoeker heeft in bezwaar naar voren gebracht dat in het bestreden besluit met zijn zienswijze geen rekening is gehouden, zodat de besluitvorming onzorgvuldig en ondeugdelijk is gemotiveerd. De brief van 3 oktober 2024, waarbij de burgmeester alsnog op zijn zienswijze heeft gereageerd, is volgens verzoeker niet op de voorgeschreven wijze bekend gemaakt. Verzoeker meent dat de inhoud ervan daarom niet relevant is voor de behandeling van het verzoek.

5.1.

De voorzieningenrechter stelt vast dat de burgemeester in zijn brief van 3 oktober 2024 alsnog inhoudelijk op de zienswijze van verzoeker is ingegaan. Deze brief is aangetekend per post verstuurd naar de gemachtigde van verzoeker (en per e-mail). De voorzieningenrechter is – anders dan verzoeker – van oordeel dat het toezenden van deze brief naar de bekende gemachtigde correct is geschied en sprake is van een bekendmaking op voorgeschreven wijze. Daarbij is het niet nodig dat de brief daarnaast ook aan verzoeker zelf is verstuurd (Voetnoot 5). Verzoeker heeft in deze voorlopige voorzieningenprocedure en in bezwaar voldoende gelegenheid om op het ingenomen standpunt van de burgemeester ten aanzien van zijn zienswijze te reageren. Het geconstateerde motiverings- en zorgvuldigheidsgebrek kan de burgemeester in het kader van de volledige herovering in bezwaar herstellen. De voorzieningenrechter ziet daarom naar aanleiding van deze bezwaargrond geen reden voor het treffen van een voorlopige voorziening.

Is de burgemeester bevoegd om tot woningsluiting over te gaan?

6. Verzoeker heeft aangevoerd dat de aangetroffen harddrugs voor eigen gebruik was. Immers, een deel van de cocaïne (1,5 gram bruto) lag in lijntjes op een porseleinen bordje op het aanrecht in de keuken, klaar om te worden opgesnoven door de aanwezigen in de keuken van de woning. Verzoeker merkt daarbij op dat naast hemzelf nog twee andere (verslaafde) personen tijdelijk in zijn woning woonden, aldus verzoeker. Verder zijn er geen geldbedragen in de woning aangetroffen en ook geen attributen, zoals sealzakjes, waaruit kan worden afgeleid dat er gehandeld werd vanuit de woning. De aangetroffen hoeveelheid harddrugs is volgens verzoeker ook niet van dien aard dat dit wijst op handel. Verzoeker heeft verder opgemerkt dat in de bestuurlijke rapportage ten onrechte brutogewichten worden gehanteerd, terwijl eigenlijk het nettogewicht van de verdovende middelen van belang is. Hierdoor blijft volgens verzoeker onduidelijk wat het nettogewicht is geweest van de aangetroffen cocaïne en of er sprake was van een handelsvoorraad.

6.1.

De burgemeester gaat ervan uit dat er in de woning van verzoeker een handelshoeveelheid harddrugs (5,2 gram bruto cocaïne) is aangetroffen. Bij harddrugs is er sprake van een handelshoeveelheid als er meer dan 0,5 gram (netto) wordt aangetroffen. Uit de bestuurlijke rapportage van 16 augustus 2024 volgt dat alleen het bruto gewicht van de harddrugs is aangegeven, omdat de drugs gewogen is met verpakking. De burgemeester heeft op de zitting toegelicht dat het netto gewicht van de harddrugs pas duidelijk wordt als de testresultaten van het NFI bekend zijn. De burgemeester heeft zich op het standpunt gesteld dat het gewicht van het verpakkingsmateriaal niet zodanig is dat van een handelshoeveelheid harddrugs geen sprake meer zou zijn.

6.2.

De voorzieningenrechter acht het vooralsnog aannemelijk dat sprake is van een overschrijding van de 0,5 gram-grens voor een handelshoeveelheid harddrugs, maar momenteel is niet duidelijk hoe groot die overschrijding is. Dat is wel van belang, omdat een beperkte overschrijding niet automatisch leidt tot een sluiting. Immers, voor de noodzaak en de evenwichtigheid kan de grootte van de overschrijding het verschil maken.

6.3.

De voorzieningenrechter verwacht dat in de bezwaarprocedure meer duidelijkheid naar voren zal komen over de netto aangetroffen harddrugs door aanvullende informatie van het NFI. Voor nu wordt voorlopig uitgegaan van een handelshoeveelheid harddrugs in de woning, zij het dat nog niet duidelijk is hoe groot de overschrijding is van de 0,5 gram-grens voor eigen gebruik. Dit betekent dat de burgemeester in beginsel bevoegd was om de woning te sluiten.

Is de sluiting van de woning noodzakelijk en evenwichtig?

7. Aan de hand van de ernst en omvang van de overtreding dient vervolgens te worden beoordeeld in hoeverre de sluiting van de woning noodzakelijk is ter bescherming van het woon- en leefklimaat bij de woning en het herstel van de openbare orde.

7.1.

Verzoeker heeft aangevoerd dat er geen noodzaak is om de woning te sluiten. Er is volgens verzoeker niet gebleken van daadwerkelijke handel, overlast of gevaarzetting.

7.2.

Volgens de burgemeester is de sluiting van de woning noodzakelijk. Daarbij heeft de burgemeester verwezen naar het feit dat er een handelshoeveelheid cocaïne is aangetroffen in de woning en goederen die zijn te relateren aan drugshandel, zoals weegschaaltjes met poederresten, 249,50 gram (bruto) andere poeders en wapens en munitie. Daar komt volgens de burgemeester nog bij dat er MMA-meldingen zijn geweest en signalen van de wijkagent dat aan de deur van de woning zou zijn gedeald.

7.3.

De voorzieningenrechter stelt vast – zoals hiervoor al is vermeld – dat nog niet duidelijk is hoe groot het netto gewicht van de aangetroffen harddrugs is. Hetzelfde geldt voor de gevonden andere poeders en poederresten op de weegschaaltjes. Ook hier staat nog niet vast dat het gaat om versnijdingsmiddelen, zoals de burgemeester stelt, of om verboden middelen, die staan op lijst I of II van de Opiumwet. De resultaten van het onderzoek van deze andere poeders en poederresten van het NFI zullen hierover duidelijkheid kunnen geven. Ook kan er dan worden gereageerd op de stelling van verzoeker dat het witte poeder proteïnepoeder betrof en het bruine poeder gebruikt werd bij snuif(tabak). Dat de andere poeders (versnijdingsmiddel) en de weegschaaltjes volgens de burgemeester verband hielden met drugshandel is op dit moment dus niet goed door de burgemeester onderbouwd.

7.4.

De burgemeester heeft verder terecht opgemerkt dat het aantreffen van wapens en munitie een aanwijzing kan zijn voor drugshandel, omdat handel in drugs gepaard kan gaan met geweld. De verklaring van verzoeker dat deze wapens heel oud zijn en daarom vallen onder de vrijstelling van artikel 18, van de Regeling Wet wapens en munitie, is niet door verzoeker onderbouwd. Daar staat tegenover dat de burgemeester op de zitting naar voren heeft gebracht dat hij hierover navraag heeft gedaan bij het flex-team van de politie en dit team heeft aangegeven dat verzoekers verklaring over de wapens niet klopt. De voorzieningenrechter is van oordeel dat de burgemeester zijn standpunt beter moet onderbouwen door hierover aanvullende informatie van de politie over te leggen. De burgemeester zal dit opnieuw moeten uitzoeken.

7.5.

Ten aanzien van de MMA-meldingen en de signalen van de wijkagent dat er aan de deur van de woning werd gedeald, heeft verzoeker op de zitting naar voren gebracht dat de politie tijdens het onderzoek aan hem heeft verteld dat er van tevoren is gepost bij zijn woning en dat de mensen, die aan zijn deur zijn geweest, staande zijn gehouden en gecontroleerd, maar dat bij deze mensen niets is gevonden dat wees op handel in verdovende middelen vanuit de woning. De voorzieningenrechter stelt vast dat over de signalen van de wijkagent niks is gedocumenteerd en uitgewerkt. De voorzieningenrechter acht het van belang dat de burgemeester zich vergewist ten aanzien van de toelichting van verzoeker op zitting over het posten bij de woning en het afvangen van bezoekers door navraag te doen bij de politie. Dit om meer duidelijkheid te krijgen of de drugs feitelijk in of vanuit het pand werden verhandeld.

7.6.

Gelet op het voorgaande is de voorzieningenrechter van oordeel dat het niet volstrekt duidelijk is dat er een noodzaak was tot sluiting van de woning ter bescherming van het woon- en leefklimaat. De voorzieningenrechter vindt het van belang dat de nadere informatie van de NFI en de politie wordt afgewacht, voordat overgegaan wordt tot sluiting van de woning. In dit geval is niet gebleken van zwaarwegende belangen van de kant van de burgemeester dat de beslissing op bezwaar niet kan worden afgewacht. Daarbij acht de voorzieningenrechter van belang dat MMA-meldingen dateren van juli 2024, het politieonderzoek in de woning heeft plaatsgevonden op 15 augustus 2024 en de woning tot nu toe open is gebleven. Aan de andere kant zijn de belangen van verzoeker bij het voortgezet gebruik van zijn woning heel groot. De voorzieningenrechter ziet daarom aanleiding om een voorlopige voorziening te treffen, zodat verzoeker tijdens de bezwaarprocedure in de woning kan blijven wonen.

7.7.

De voorzieningenrechter komt dan ook niet toe aan de beoordeling van de evenwichtigheid van het bestreden besluit en dat wat verzoeker in dit kader heeft aangevoerd.

7.8.

De voorzieningenrechter geeft de burgemeester wel in overweging om bij de nog te nemen beslissing op bezwaar rekening te houden met het feit dat verzoekers bijstandsuitkering is ingetrokken en het voor hem financieel gezien moeilijk, zo niet onmogelijk is, om vervangende huisvesting te vinden. Het lijkt de voorzieningenrechter aangewezen dat de burgemeester ook specifiek ingaat op het niet weersproken feit dat verzoeker ziek is (Hiv-positief en kanker) en op de stelling van verzoeker dat de kans groot is dat hij weer zal terugkeren in zijn verslaving als hij geen ander onderkomen kan vinden dan de daklozenopvang. De burgemeester dient – naar aanleiding van de nadere informatie van de NFI en politie die relevant kunnen zijn op de noodzaak en de evenwichtigheid van het besluit – bij de te nemen beslissing op bezwaar te bekijken of in dit geval een minder vergaande maatregel (bijvoorbeeld een waarschuwing of dwangsombesluit) passender is of – in afwijking van zijn beleid – een kortere sluitingstermijn dan zes maanden.

Conclusie en gevolgen

8. De voorzieningenrechter wijst het verzoek toe en treft de voorlopige voorziening dat het bestreden besluit is geschorst tot twee weken na bekendmaking van de beslissing op bezwaar. Dat betekent dat de burgemeester de woning vooralsnog niet mag sluiten.

8.1.

Omdat de voorzieningenrechter het verzoek toewijst, moet de burgemeester het griffierecht aan verzoeker vergoeden. Verzoeker krijgt ook een vergoeding van zijn proceskosten. De burgemeester moet deze vergoeding betalen. De vergoeding is met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. Voor de rechtsbijstand door een gemachtigde krijgt verzoeker een vast bedrag per proceshandeling. De gemachtigde heeft het verzoekschrift ingediend en heeft aan de zitting deelgenomen. Elke proceshandeling heeft een waarde van € 875,-. De vergoeding bedraagt dan in totaal € 1.750,-.

Beslissing

Beslissing

De voorzieningenrechter:

- schorst het bestreden besluit tot twee weken na bekendmaking van de beslissing op bezwaar;

- bepaalt dat de burgemeester het griffierecht van € 187,- aan verzoeker moet vergoeden;

- veroordeelt de burgemeester tot betaling van € 1.750,- aan proceskosten aan verzoeker.

Deze uitspraak is gedaan door mr. D.D. Kock, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. D.H.J. Laeven, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 28 november 2024.

griffier

de voorzieningenrechter is buiten staat

de uitspraak te ondertekenen

Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op: 28 november 2024.

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoot

Voetnoot 1

Zie randummer 24 van het beleid en de handhavingsmatrix.

Voetnoot 2

ECLI:NL:RVS:2019:2912.

Voetnoot 3

ECLI:NL:RVS:2022:285.

Voetnoot 4

ECLI:NL:RVS:2022:1911.

Voetnoot 5

Zie in dit verband bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 24 oktober 2007, ECLI:NL:RVS:2007:BB6318 (r.o. 2.5).