Overwegingen
Beoordeling door de rechtbank
2. Op 1 januari 2024 is de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) ingetrokken en is de Omgevingswet in werking getreden. Omdat voor die datum de aanvraag om de omgevingsvergunning is ingediend, is in deze zaak de Wabo met de onderliggende regelingen nog van toepassing. Dat volgt uit het overgangsrecht van artikel 4.3 van de Invoeringswet Omgevingswet.
Ontvankelijkheid van het beroep
3. Voordat de rechtbank een beroepschrift inhoudelijk beoordeelt, moet zij eerst beoordelen of eisers ontvankelijk zijn in hun beroep.
4. Bij de beoordeling van de ontvankelijkheid stelt de rechtbank voorop dat de identiteit van de degene die beroep heeft ingesteld voor afloop van de beroepstermijn bekend moet zijn. (Voetnoot 1) Daarnaast kan iemand alleen beroep instellen tegen het bestreden besluit als hij eerst bij het college bezwaar heeft gemaakt tegen de omgevingsvergunning. (Voetnoot 2)
5. De beroepstermijn eindigde zes weken nadat het bestreden besluit door het college aan eisers is verzonden. (Voetnoot 3) De rechtbank stelt vast dat de identiteit van de eisers [eiser 4] , [eiser 5] en [eiser 6] pas na afloop van deze beroepstermijn aan haar bekend is geworden. Ook hebben de eisers [eiser 4] en [eiser 6] niet eerst bij het college bezwaar gemaakt tegen de omgevingsvergunning. Daarom zal de rechtbank het beroep van deze drie eisers niet-ontvankelijk verklaren.
6. Het beroep van de eisers [eiser 1] , [eiser 2] en [eiser 3] acht de rechtbank wel ontvankelijk. Daarom zal de rechtbank het beroepschrift hierna inhoudelijk beoordelen. Waar in het vervolg van deze uitspraak wordt gesproken over eisers, worden daarmee deze drie eiseres bedoeld.
Is sprake van een evident privaatrechtelijke belemmering?
7. Op de zitting van 6 april 2023 hebben eisers aangevoerd dat het op de kadastrale gegevens waarover zij beschikken lijkt of de paardenkastanje op grond staat die niet in eigendom is van vergunninghouder. Als deze informatie juist zou zijn, dan heeft vergunninghouder toestemming van de eigenaar van de paardenkastanje nodig om deze te mogen kappen. Volgens eisers is het aannemelijk dat de eigenaar deze toestemming niet zal verlenen, omdat zij bij het college bezwaar heeft gemaakt tegen de omgevingsvergunning. En dus is volgens eisers sprake van een privaatrechtelijke belemmering die aan de verlening van de omgevingsvergunning in de weg staat.
8. Het college heeft nader onderzoek gedaan naar de eigendomssituatie. Op de gegevens uit het systeem Geokaartviewer is te zien dat in ieder geval een deel van de takken van de paardenkastanje zich over het perceel met kadastrale aanduiding sectie C perceelnummer 1768 in Driebergen -Rijssenburg uitstrekt (het buurperceel). Het buurperceel is in eigendom van de bewoners van de [buurperceel] . Ook heeft het college contact gehad met vergunninghouder over haar zienswijze over de eigendomssituatie van de boom. Die stelt zich op het standpunt dat de stam en het vermoedelijke wortelpakket zich in haar perceel bevinden. Om de eigendomssituatie goed te kunnen vaststellen moet worden gekeken naar waar de stam van de boom zich bevindt. Om dit te kunnen bepalen heeft de toezichthouder van het college de locatie ter plaatse bezocht en de bevindingen ter plaatse gecombineerd met de benodigde gegevens uit het systeem Geokaartviewer. Volgens het college blijkt hieruit dat de stam van de paardenkastanje mogelijk in beperkte mate (circa 0,1 meter) over de erfgrens van het buurperceel staat. Dit zou kunnen betekenen dat de paardenkastanje niet geheel in eigendom is van vergunninghouder. Maar volgens het college is dit niet het geval, omdat vergunninghouder in dat geval als gevolg van verkrijgende dan wel bevrijdende verjaring eigenaar is geworden van de paardenkastanje. De feitelijke perceelsgrens tussen het perceel van vergunninghouder en het buurperceel wordt gevormd door een erfafscheiding die zich achter de boomstam bevindt. Vergunninghouder heeft al minimaal 20 jaar feitelijke macht over de grond waarop de (gehele) stam van de paardenkastanje staat. Vergunninghouder is volgens het college te goeder trouw dat zij eigenaar is van de grond en gedraagt zich ook al minimaal 20 jaar als eigenaar van de paardenkastanje. Door de eigenaren van het buurperceel is nooit een vordering gedaan om het bezit van het stuk grond waarop de paardenkastanje zich bevindt op te heffen. Dit blijkt uit e-mailberichten tussen vergunninghouder en de eigenaren van het buurperceel.
9. Eisers erkennen dat mogelijk een deel van de stam van de paardenkastanje zich op het perceel van vergunninghouder bevindt. Maar volgens hen is vergunninghouder geen eigenaar van de paardenkastanje geworden als gevolg van verkrijgende of bevrijdende verjaring. Tussen de boom en het elektriciteitshuisje staan paaltjes met een draad. Volgens eisers duiden deze de erfgrens aan. De paardenkastanje staat vanaf het perceel van vergunninghouder gezien grotendeels of geheel achter de paaltjes met draad. Hieruit had vergunninghouder moeten begrijpen dat de paardenkastanje dus in ieder geval ook op het buurperceel staat en niet (geheel) haar eigendom is. Daarom kan volgens eisers geen sprake zijn van verkrijgende verjaring. Eisers stellen zich verder op het standpunt dat vergunninghouder pas in een mailwisseling in de periode augustus/september 2015 aan de eigenaren van het buurperceel kenbaar heeft gemaakt dat zij de paardenkastanje in bezit heeft genomen. Hieruit volgt volgens eisers dat de verjaringstermijn van 20 jaar voor bevrijdende verjaring nog niet is verstreken.
10. Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling), bestaat voor het oordeel dat een privaatrechtelijke belemmering aan de verlening van een omgevingsvergunning in de weg staat, slechts aanleiding wanneer deze een evident karakter heeft. De burgerlijke rechter is immers de eerst aangewezene om de vraag te beantwoorden of een privaatrechtelijke belemmering in de weg staat aan de uitvoering van de aangevraagde activiteit. (Voetnoot 4)
11. Een privaatrechtelijke belemmering is pas evident als zonder nader onderzoek kan worden vastgesteld dat voor het uitvoeren van activiteit waarvoor de omgevingsvergunning wordt verleend de toestemming van een ander is vereist en die ander die toestemming niet geeft en niet hoeft te geven.
12. De rechtbank stelt vast dat er tussen partijen onduidelijkheid bestaat over de eigendomsverhouding van de grond waarop de stam van de paardenkastanje zich bevindt. Voor een eventueel geslaagd beroep op verkrijgende verjaring is nodig dat vergunninghouder de grond gedurende tien jaar onafgebroken te goeder trouw in bezit heeft. Dit kan niet zonder nader onderzoek worden vastgesteld. (Voetnoot 5) Ook kan niet zonder nader onderzoek worden vastgesteld wanneer vergunninghouder de grond waarop de paardenkastanje staat in bezit heeft genomen en of daardoor inmiddels de verjaringstermijn voor bevrijdende verjaring (Voetnoot 6) is verstreken. Daarnaast is de vraag of vergunninghouder, al dan niet door verjaring, eigenaar van de grond is een privaatrechtelijke kwestie die bij de burgerlijke rechter aan de orde moet worden gesteld als daarover een verschil van mening bestaat. De rechtbank kan daardoor niet vaststellen dat voor het kappen van de paardenkastanje toestemming is vereist van de eigenaar van het buurperceel. Onder deze omstandigheden is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake is van een evidente privaatrechtelijke belemmering die aan verlening van de omgevingsvergunning in de weg staat.
Het belang van behoud van de paardenkastanje tegenover het belang bij de kap
13. Partijen zijn het erover eens, en de rechtbank stelt ook vast, dat het college een omgevingsvergunning voor het kappen van een boom moet weigeren als de belangen van verlening van die vergunning niet opwegen tegen de belangen van behoud van de boom op basis van één van de volgende waarden:
? natuurwaarden;
? milieuwaarden;
? landschappelijke waarden;
? cultuurhistorische waarden;
? waarden van stads- en dorpsschoon;
? waarden voor recreatie en leefbaarheid. (Voetnoot 7)
14. Eisers voeren aan dat het college de omgevingsvergunning had moeten weigeren, omdat hij het belang van behoud van de paardenkastanje op grond van de natuurwaarde, de milieuwaarde en de waarde voor de leefbaarheid van de paardenkastanje zwaarder had moeten laten wegen dan het belang van vergunninghouder bij de kap van de boom.
15. De rechtbank stelt voorop dat het college bij de belangenafweging die hij moet maken beleidsruimte heeft. Dit betekent dat de rechtbank niet zelf aan de hand van de waarden zoals deze zijn opgenomen in de bomenverordening een belangenafweging maakt, maar aan de hand van de beroepsgronden van eisers beoordeelt of het bestreden besluit in overeenstemming is met het recht.
16. De bomendeskundige van het college heeft de waarden van de paardenkastanje beoordeeld. De uitkomsten hiervan heeft hij weergegeven in de ‘Bijlage motivering besluit omgevingsvergunning voor de activiteit kappen’ van 12 januari 2022. Volgens de bomendeskundige vertegenwoordigt de paardenkastanje natuurwaarden. Deze worden onder meer gevormd door de functie die de nectar en het stuifmeel van de boom heeft voor insecten. Omdat de boom aan de buitenrand van Driebergen in de omgeving van andere bomen staat heeft de bomendeskundige de natuurwaarden als gemiddeld beoordeeld. Hij heeft geen bijzondere milieuwaarden vastgesteld. Omdat de boom binnen de bebouwde kom staat zijn op de paardenkastanje geen landschappelijke waarden van toepassing, maar heeft zij een boven gemiddelde waarde voor stads- en dorpsschoon. De paardenkastanje is goed zichtbaar vanaf de openbare weg en is mede bepalend voor het groene laan- en wijkbeeld. De bomendeskundige heeft geen cultuurhistorische waarden of waarden voor de recreatie en leefbaarheid vastgesteld.
17. In het bestreden besluit heeft het college aanvullend gemotiveerd dat potentieel iedere boom ecologisch van belang is. In elke boom kunnen vogels nestelen en insecten voorkomen. Maar er zijn bomen die een extra toegevoegde waarde hebben voor de natuur. Een voorbeeld hiervan is een inheemse eik, waarop honderden soorten insecten leven. In tegenstelling tot maar een aantal soorten insecten op andere niet-inheemse boomsoorten, zoals de paardenkastanje. Doorgaans wordt de natuurwaarde van een paardenkastanje op laag gewaardeerd. Maar vanwege de locatie van deze paardenkastanje heeft de bomendeskundige in afwijking daarvan de natuurwaarde op gemiddeld vastgesteld. Ook draagt iedere vitale boom bij aan zaken als luchtkwaliteit, fijnstoffiltering en waterberging. Volgens het college zal de kap van de paardenkastanje die in een achtertuin en in de omgeving van veel andere bomen staat geen ernstige vermindering van deze waarden veroorzaken. Omdat de paardenkastanje in een boomrijke omgeving staat zal het kappen daarvan niet tot een ernstige vermindering van leefbaarheid in de buurt leiden. De paardenkastanje heeft geen functie van bijvoorbeeld klimboom of wijkontmoetingsplek. En dus zal het kappen van de boom ook geen ernstige vermindering van de waarde voor recreatie vooroorzaken.
18. De rechtbank kan de beoordeling van de verschillenden waarden van de paardenkastanje van het college volgen. Wat eisers aanvoeren brengt de rechtbank niet tot het oordeel dat deze beoordeling onzorgvuldig tot stand is gekomen of onjuist zou zijn.
19. Het belang dat het college daartegen moet afwegen is het belang van vergunninghouder bij de kap van de paardenkastanje. In de aanvraag voor de omgevingsvergunning heeft vergunninghouder aangegeven dat de paardenkastanje met zijn wortels bovenop de middenspannings- en laagspanningskabels staat en daarmee een gevaar vormt voor de veiligheid.
19. Eisers voeren aan dat door het college niet is onderzocht of de wortels van de paardenkastanje wel echt met de kabels zijn verweven en hoe groot het veiligheidsrisico nu echt is. Verder is er volgens eisers voldoende ruimte op het perceel van vergunninghouder om het kabeltracé zo aan te leggen dat de wortels van de paardenkastanje geen schade aan de kabels kunnen veroorzaken.
21. Zoals het college zelf ook in het bestreden besluit heeft opgenomen, mag niet iedere boom die dichtbij een verdeelstation staat zondermeer worden gekapt om eventuele problemen in de toekomst te voorkomen. De concrete omstandigheden van het geval moeten worden onderzocht voordat het college de in de bomenverordening voorgeschreven belangenafweging kan maken.
22. De bomendeskundige heeft het belang van de verwijdering beoordeeld. De uitkomsten hiervan heeft hij ook opgenomen in de ‘Bijlage motivering besluit omgevingsvergunning voor de activiteit kappen’. Volgens de bomendeskundige is de paardenkastanje in goede conditie en hij heeft de stabiliteit/breukvastheid ervan beoordeeld als goed. Hij heeft geen uiterlijk zichtbare kenmerken waargenomen die wijzen op een verhoogd risico voor tak- of stambreuk of windworp. De levensverwachting van de paardenkastanje is nog meer dan 15 jaar. Dat de boom op een afstand van minder dan één meter naast een gebouw(tje) staat is volgens de bomendeskundige geen probleem voor de levensvatbaarheid van de boom. Maar volgens de bomendeskundige is verdere ontwikkeling van de paardenkastanje op de deze locatie gezien de functie van het gebouw en de aanwezige kabels niet gunstig.
23. Naar het oordeel van de rechtbank mocht het college op grond van de informatie die vergunninghouder heeft opgenomen in de aanvraag en het advies van de bomendeskundige er vanuit gaan dat de wortels van de paardenkastanje conflicteren met de middenspannings- en laagspanningskabels. De rechtbank vindt het niet onredelijk dat het college dit belang zwaarder heeft laten wegen dan het belang van behoud van de paardenkastanje. In het kader van deze belangenafweging hoefde het college naar het oordeel van de rechtbank geen doorslaggevend belang te hechten aan de niet nader onderbouwde stelling van eisers dat het kabeltracé verlegd kan worden, waardoor de wortels van de paardenkastanje geen schade aan de kabels meer kunnen veroorzaken.
Is ook een natuurvergunning vereist?
24. Eisers voeren aan dat het college in het bestreden besluit ten onrechte niet heeft onderkend dat voor het kappen van de paardenkastanje naast een omgevingsvergunning voor de activiteit kappen ook een omgevingsvergunning natuur (Voetnoot 8) is vereist. Volgens eisers moet de paardenkastanje worden aangemerkt als onderdeel van een essentiële vlieg- en foerageerroute voor vleermuizen. Verder wijzen eisers erop dat ondanks dat er op grond van de Verordening Natuur en Landschap provincie Utrecht 2017 in de provincie Utrecht een vrijstelling geldt voor egels, op grond van de zorgplicht uit de Wet natuurbescherming (Wnb) rekening moet worden gehouden met de aanwezigheid van egels onder het bladerdek onder de paardenkastanje.
25. De rechtbank stelt bij de beoordeling van deze beroepsgrond voorop dat het vergunninghouder vrij staat om als naast de omgevingsvergunning voor de activiteit kappen ook een ontheffing op grond van artikel 3.5 van de Wnb is vereist, deze apart aan te vragen. De aanvraag die vergunninghouder bij het college heeft ingediend voor de omgevingsvergunning ziet niet op het aanvragen van een omgevingsvergunning natuur.
26. Voordat het college het bestreden besluit heeft genomen, heeft vergunninghouder de ‘Quick scan flora en fauna [adres] te Driebergen ’ van [milieuadviseur] Advies van 31 mei 2022 (de quickscan) overgelegd. Uit de quickscan blijkt dat een essentieel foerageergebied en de aanwezigheid van essentiële vliegroutes voor vleermuizen zijn uitgesloten. De paardenkastanje is weliswaar geschikt als foerageergebied voor vleermuizen en kan onderdeel uitmaken van een vliegroute, maar het kappen van de boom is een te beperkte mate van ingrijpen in het foerageergebied/de vliegroutes van vleermuizen om een negatief effect te hebben op een essentieel foerageergebied en vliegroutes. Voor beiden zijn er voldoende alternatieven in de omgeving beschikbaar.
27. Naar het oordeel van de rechtbank geeft wat eisers aanvoeren geen aanknopingspunten voor het oordeel dat de quickscan onvoldoende zorgvuldig tot stand is of dat deze onjuist zou zijn. Het college heeft met een verwijzing naar de quickscan met het bestreden besluit voldoende aannemelijk gemaakt dat voor de het kappen van de paardenkastanje geen omgevingsvergunning natuur is vereist.
28. Bij het uitvoeren van de omgevingsvergunning zal de zorgplicht voor egels uit de Wnb in acht genomen moeten worden. Dit volgt rechtstreeks uit de wet. Daarnaast heeft het college met het bestreden besluit aan de omgevingsvergunning ook nog het voorschrift verbonden dat vergunninghouder moet handelen in overeenstemming met de algemene voorwaarden die in punt 3.5.2 van de quickscan zijn opgenomen. Dit houdt onder andere in dat bij de uitvoering van de werkzaamheden voldoende zorg in acht genomen moet worden voor de in het wild levende planten en dieren en hun leefomgeving. Verstoring moet worden beperkt en dieren moeten de gelegenheid hebben om uit te wijken en mogen niet opzettelijk worden gedood.