Rechtbank Midden-Nederland, voorlopige voorziening omgevingsrecht

ECLI:NL:RBMNE:2023:2670

Op 31 May 2023 heeft de Rechtbank Midden-Nederland een voorlopige voorziening procedure behandeld op het gebied van omgevingsrecht, wat onderdeel is van het bestuursrecht. Het zaaknummer is UTR 23/1388 en UTR 23/1389, bekend onder identificatienummer ECLI:NL:RBMNE:2023:2670. De plaats van zitting was Utrecht.

Soort procedure:
Rechtsgebied:
Zaaknummer(s):
UTR 23/1388 en UTR 23/1389
Datum uitspraak:
31 May 2023
Datum publicatie:
7 June 2023

Indicatie

Vergunning voor verbouw van kantoor naar woonruimte op 1e verdieping. Belangenafweging, bezwaren tegen dakterras. Verzoek om voorlopige voorziening afgewezen en beroep ongegrond.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht

Bestuursrecht

zaaknummers: UTR 23/1388 en UTR 23/1389

uitspraak van de voorzieningenrechter van 31 mei 2023 op het beroep en het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Wijdemeren, verweerder (het college)

(gemachtigde: mr. A.E.J. Debie).

Als derde-partij neemt aan de zaken deel: Beheermaatschappij Steenbel B.V. uit Blaricum (vergunninghouder)

(gemachtigde: mr. C. Hofmans).

Inleiding

Op 18 oktober 2022 heeft het college aan vergunninghouder een omgevingsvergunning verleend voor het verbouwen van een kantoor naar een woonruimte op de eerste verdieping op het adres [adres 1] in [woonplaats] .

Eiseres woont op het adres [adres 2] . Zij heeft bezwaar gemaakt tegen de verleende omgevingsvergunning. Op een hoorzitting van de commissie voor de bezwaarschriften op 23 januari 2023 heeft eiseres haar bezwaar mondeling toegelicht. Deze commissie heeft op 24 februari 2023 advies uitgebracht aan het college.

Bij besluit van 16 maart 2023 (het bestreden besluit) heeft het college het advies overgenomen, het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard en zijn besluit in stand gelaten onder aanvulling van de motivering.

Eiseres heeft daartegen beroep ingediend (zaaknummer UTR 23/1389). Ook heeft zij de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen (zaaknummer UTR 23/1388).

De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 17 mei 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres en haar zoon [zoon] , de gemachtigde van het college, de gemachtigde van vergunninghouder en [A] , directeur-aandeelhouder van vergunninghouder.

Overwegingen

Spoedeisend belang

1. De voorzieningenrechter is van oordeel dat eiseres spoedeisend belang heeft bij deze procedure. Vergunninghouder maakt op dit moment al gebruik van de vergunning. Hij is gestart met de werkzaamheden binnen het gebouw en streeft er naar binnen twee maanden het bouwplan afgerond te hebben. Gelet daarop heeft eiseres belang bij een beslissing van de voorzieningenrechter.

Ook uitspraak op het beroep

2. De voorzieningenrechter is daarnaast tot de conclusie gekomen dat nader onderzoek niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak. De voorzieningenrechter doet daarom niet alleen uitspraak op het verzoek om voorlopige voorziening, maar ook op het beroep. (Voetnoot 1)

Grondslag van de bestreden vergunning

3. Op het perceel rust de bestemming ‘Kantoor’ en de dubbelbestemming ‘Waarde-Archeologie-3’. (Voetnoot 2) Het realiseren van een woonruimte op de 2e bouwlaag is in strijd met de bestemming ‘Kantoor’. Het college heeft daarom de aanvraag ook opgevat als een aanvraag voor een vergunning voor het gebruiken van een bouwwerk in strijd met het bestemmingsplan. De vergunning is verleend voor de activiteiten ‘het bouwen van een bouwwerk’ en ‘het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan’. (Voetnoot 3) Het college heeft voor de wijziging van kantoor naar wonen gebruik gemaakt van zijn afwijkingsbevoegdheid uit de Wabo en het Besluit omgevingsrecht (Bor), ook wel de kruimelregeling. (Voetnoot 4) De realiserering van een dakterras aan de achterzijde op het platte dak van de bestaande uitbouwterras past binnen de regels van het Bor voor het afwijken van het bestemmingsplan. (Voetnoot 5)

Het geschil

4. Eiseres vindt het niet terecht dat het college een vergunning heeft verleend, omdat daarbij onvoldoende rekening is gehouden met haar belangen. Zij vindt de besluitvorming onzorgvuldig en het besluit onvoldoende gemotiveerd.

Het college handhaaft zijn besluit en vindt dat hij op juiste gronden de vergunning heeft verleend.

Beoordeling van het geschil

Het beoordelingskader

5. Het college is bevoegd om met een omgevingsvergunning van het bestemmingsplan af te wijken, waarbij als vereiste geldt dat het plan niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Het college heeft beleidsruimte bij de beslissing om wel of geen toepassing te geven aan de bevoegdheid om in afwijking van het bestemmingsplan een omgevingsvergunning te verlenen. Bij die beslissing moet het college ook de betrokken belangen afwegen. De bestuursrechter oordeelt niet zelf of de verlening van de omgevingsvergunning in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening.

De bestuursrechter beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit in overeenstemming is met het recht. Daarbij dient zij te toetsen of de belangenafweging op zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden en of deugdelijk is gemotiveerd waarom het college een bepaalde keuze heeft gemaakt.

Zorgvuldige procedure

6. Eiseres betoogt dat het college ten onrechte geen gehoor heeft gegeven aan haar vragen in haar brief van 27 juli 2022 over de voorgenomen plannen en haar gedane voorstellen. Pas nadat de vergunning was verleend en na diverse verzoeken van haar heeft het college haar vragen op 21 december 2022 beantwoord. Eiseres vindt dat niet zorgvuldig. Zij was genoodzaakt in bezwaar te gaan, omdat haar vragen niet werden beantwoord en haar niet duidelijk werd of haar aangedragen punten inhoudelijk waren betrokken in de besluitvorming.

7. Gemachtigde van het college heeft op de zitting toegelicht dat het zorgvuldiger was geweest als eerder op de brief van eiseres was gereageerd. Dit is ook besproken met de betreffende afdeling. Gemachtigde van het college heeft daarbij ook toegelicht dat het geen wettelijke verplichting is om in die voorfase in gesprek te gaan met omwonenden.

De rechtbank kan dit volgen. Het college heeft de aanvraag van vergunninghouder op

16 juni 2022 gepubliceerd. Eiseres heeft die aanvraag gezien en heeft naar aanleiding daarvan vragen gesteld. Het college heeft toegelicht dat de vragen van eiseres zijn betrokken in de beoordeling van de aanvraag. In de Ruimtelijke onderbouwing van 12 september 2022 dat onderdeel uitmaakt van de vergunning is ook ingegaan op een aantal aspecten die eiseres had benoemd. In de bezwaarprocedure heeft het college schriftelijk gereageerd op de vragen van eiseres. Ook heeft eiseres haar bezwaren toe kunnen lichten tijdens een hoorzitting van de adviescommissie. Deze commissie heeft na de hoorzitting advies uitgebracht en vervolgens heeft het college het bestreden besluit genomen. Daarmee is voldaan aan de wettelijke eisen. Het niet reageren op een brief van een direct omwonende maakt niet dat sprake is geweest van een onzorgvuldigheid in de besluitvorming.

Belangenafweging

8. Eiseres voert aan dat onvoldoende rekening is gehouden met haar belangen. De komst van een dakterras leidt tot een onevenredige aantasting van haar privacy. Zij vindt dat het college onvoldoende heeft gekeken naar en onvoldoende bewust is van de situatie ter plaatse. Het dakterras ziet zij als een uitkijktoren waar vandaan zicht is op haar tuin en in haar woning en praktijk. Al haar privacy is daardoor weg en dat zal haar schaden. Ook zal zij last ondervinden van geluid en geur afkomstig van het dakterras.

9.1

Voorop staat dat het college een bouwplan moet beoordelen zoals dat in de aanvraag om een omgevingsvergunning is ingediend. Omdat in dit plan sprake is van een met het bestemmingsplan strijdig gebruik moet het college beoordelen of geen sprake is van strijd met een goede ruimtelijke ordening en moeten alle belangen worden betrokken en afgewogen.

9.2

Uit de stukken en de toelichting blijkt dat het college de individuele belangen van eiseres heeft betrokken in zijn afweging en dat hij daarbij heeft onderkend dat de privacy van eiseres wordt verminderd na de komst van een dakterras. Het college heeft naar het oordeel van de voorzieningenrechter voldoende gemotiveerd waarom hij heeft geconcludeerd dat er geen sprake is van een onevenredige aantasting van de privacy. Het college heeft in zijn afwegingen betrokken dat in de bestaande situatie met kantoor op de eerste verdieping ook al gedeeltelijk zicht is op de tuinen van de omliggende percelen. Bovendien had op de uitbouw ten behoeve van het bestaande kantoor ook een dakterras geplaatst kunnen worden of een extra verdieping met gevelopeningen. Om die reden heeft het college overwogen dat het zicht vanaf het dakterras niet in excessieve mate anders wordt dan wanneer gebruik wordt gemaakt van de mogelijkheden die het bestemmingsplan al biedt.

Het college heeft onderkend dat het gebruik van een dakterras bij een woning wel intensiever zal zijn dan een dakterras bij een kantoor, omdat het dakterras ook buiten kantoortijden zal worden gebruikt. Het college heeft voldoende gemotiveerd dat dat nog niet betekent dat daarom sprake is van een onevenredige aantasting van de privacy. Het college heeft daarbij onder verwijzing naar de Ruimtelijke onderbouwing betrokken dat het dakterras niet doorloopt tot aan de dakrand, maar dat aan alle zijden een afstand van twee meter wordt aangehouden. Daardoor wordt ook de mate van zicht op het perceel van eiseres beperkt. Verder weegt mee dat vanwege de ligging van de omliggende woningen er aan de achterzijde van de woningen sprake is van een binnenterrein, waardoor enige inkijk in de tuinen over en weer al bestaat. De voorzieningenrechter kan de overwegingen en de conclusie van het college volgen dat een dakterras niet leidt tot een zodanig onevenredige aantasting van haar privacy dat de vergunning om die reden had moeten worden geweigerd. De voorzieningenrechter acht het niet onredelijk dat het college gezien de gemaakte afwegingen de invloed van de vergunning op de privacy van eiseres minder zwaar heeft laten wegen dan het belang van vergunninghouder bij verlening van de gevraagde omgevingsvergunning.

9.3

De voorzieningenrechter merkt nog op dat op de zitting vergunninghouder heeft toegelicht dat er in de voorfase wel overleg is geweest met eiseres. Zo is het hekwerk op het dakterras wat verder naar binnen geschoven, waardoor de afstand tot de dakrand groter is geworden. Ook heeft vergunninghouder in een later stadium nog aangeboden een scherm van 1.80 m aan de zijkant van het dakterras te plaatsen, maar dat heeft eiseres afgewezen.

Conclusie

10. De conclusie van het voorgaande is dat dat het college naar het oordeel van de voorzieningenrechter de omgevingsvergunning in redelijkheid heeft kunnen verlenen.

Het beroep is ongegrond.

11. Omdat het beroep ongegrond is, is er geen aanleiding om een voorlopige voorziening te treffen.

12. Het college hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

Beslissing

De voorzieningenrechter:

- verklaart het beroep ongegrond;

- wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.

Deze uitspraak is gedaan door mr. E.M. van der Linde, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. M.S.D. de Weerd, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 31 mei 2023.

griffier

voorzieningenrechter

Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak voor zover deze gaat over het beroep, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak voor zover deze gaat over het beroep. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Tegen deze uitspraak voor zover deze gaat over de voorlopige voorziening staat geen hoger beroep open.

Voetnoot

Voetnoot 1

Op grond van artikel 8:86 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

Voetnoot 2

Op grond van het bestemmingsplan ‘Kern [woonplaats] ’.

Voetnoot 3

Artikel 2.1, eerste lid, onder a en onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo)

Voetnoot 4

Artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2° , van de Wabo en artikel 4, negende lid, van Bijlage II, van het Bor

Voetnoot 5

Artikel 4, vierde lid, van Bijlage II, van het Bor.