RECHTBANK
MIDDEN-NEDERLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zaaknummer / rekestnummer: 11294406 \ UE VERZ 24-261
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van 7 november 2024
[verzoeker]
,
wonende te [woonplaats] ,
verzoekende partij,
hierna te noemen: [verzoeker] ,
gemachtigde: mr. E.T. Panneflek,
[gedaagde] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
verwerende partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
gemachtigde: mr. A.D. Siderius.
De zitting wordt gehouden in het gebouw van de rechtbank in Utrecht.
De zaak wordt behandeld door mr. I.L. Rijnbout, kantonrechter, en mr. M. Sparling als griffier.
- de heer [verzoeker] ;
- mr. E.T. Panneflek, gemachtigde van [verzoeker] ;
- de heer [A] , schadebehandelaar bij [gedaagde] ;
- de heer [B] , manager service operaties bij [gedaagde] ;
- mevrouw [C] , HR-adviseur bij [gedaagde] ;
- mr. A.D. Siderius, gemachtigde van [gedaagde] .
Partijen hebben op de zitting hun standpunten over de ontvankelijkheid van het verzoek van [verzoeker] toegelicht. Vervolgens is de mondelinge behandeling gesloten en heeft de kantonrechter op de zitting in aanwezigheid van partijen mondeling uitspraak gedaan.
Overwegingen
1.1.
[gedaagde] heeft [verzoeker] bij brief van 26 maart 2024 op staande voet ontslagen. Het verzoek van [verzoeker] om een transitievergoeding moest op grond van artikel 7:686a lid 4 onder b BW uiterlijk drie maanden na de dag waarop de arbeidsovereenkomst is geëindigd, dus uiterlijk op 26 juni 2024, bij de rechtbank zijn ingediend. Dit is echter pas op 2 september 2024 gebeurd.
1.2.
Het gaat hier om een vervalbeding en [gedaagde] heeft daar een beroep op gedaan. [verzoeker] stelt zich op het standpunt dat het beroep van [gedaagde] op dit beding naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is.
1.3.
De kantonrechter vindt het beroep van [gedaagde] op het vervalbeding niet naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar. Het gaat om een heel strenge termijn. [verzoeker] wordt daarom niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek.
1.4.
[verzoeker] was weliswaar geplaatst in het [organisatie] , maar anders dan in de zaak die heeft geleid tot het arrest van de Hoge Raad van 22 juni 2012, waar [verzoeker] een beroep op heeft gedaan, was dat niet vanwege een ernstige psychische stoornis als schizofrenie maar wegens depressieve klachten en suïciderisico. [verzoeker] is tijdens zijn verblijf in het [organisatie] bezig geweest met het regelen van zijn Ziektewetuitkering en de uitbetaling van zijn verlofdagen. Hij had hiervoor bijstand van een medewerker van de FNV. Deze medewerker heeft kennelijk geen aanleiding gezien om namens [verzoeker] aanspraak te maken op een transitievergoeding. Dat maakt echter niet dat de overschrijding van de vervaltermijn verschoonbaar is. Omdat [verzoeker] in staat was zijn zaken te behartigen en bijstand had van de FNV, was zijn situatie niet anders dan die van andere werknemers die worden ontslagen.