Rechtbank Midden-Nederland, eerste aanleg - meervoudig arbeidsrecht

ECLI:NL:RBMNE:2024:1009

Op 28 February 2024 heeft de Rechtbank Midden-Nederland een eerste aanleg - meervoudig procedure behandeld op het gebied van arbeidsrecht, wat onderdeel is van het civiel recht. Het zaaknummer is 10209710 UC EXPL 22-7645 JH/1050, bekend onder identificatienummer ECLI:NL:RBMNE:2024:1009. De plaats van zitting was Utrecht.

Soort procedure:
Rechtsgebied:
Zaaknummer(s):
10209710 UC EXPL 22-7645 JH/1050
Datum uitspraak:
28 February 2024
Datum publicatie:
26 February 2024

Indicatie

Deze zaak gaat over de vraag of Picnic Fulfilment, Flink, Gorillas, Getir, Picnic Hubs en Hofweb de cao voor het Levensmiddelenbedrijf moeten toepassen over de periode waarin deze algemeen verbindend was, te weten de periode van 13 september 2022 tot en met 1 juli 2023. Hiervoor moet worden beoordeeld of de activiteiten van deze werkgevers vallen onder de gewijzigde definities en werkingssfeer van de cao voor het Levensmiddelenbedrijf met een looptijd van 1 juli 2020 tot en met 1 juli 2023. Naar het oordeel van de rechtbank is dat het geval. Uitleg van de cao naar objectieve maatstaven leidt ertoe dat de hiervoor genoemde werkgevers voldoen aan de in de werkingssfeerbepaling van de cao opgenomen omschrijving van “werkgevers die één of meer winkels exploiteren”. Picnic Fulfilment, Flink, Gorillas, Getir, Picnic Hubs en Hofweb moeten de cao daarom met terugwerkende kracht toepassen over de periode waarin deze algemeen verbindend was.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht

Meervoudige kamer voor kantonzaken

locatie Utrecht

zaaknummer: 10209710 UC EXPL 22-7645 JH/1050

Vonnis van 28 februari 2024

inzake

1. de vereniging met volledige rechtsbevoegdheid

Vereniging E-commerce Nederland,

gevestigd te Zeist,

verder ook te noemen Vereniging ECN,

gemachtigden: mr. N.H.M. ten Bokum en mr. E.F.V. Boot,

2. de vereniging met volledige rechtsbevoegdheid

De Unie,

gevestigd te Culemborg,

verder ook te noemen De Unie,

gemachtigde: mr. H.C.P.J. van Herpen,

3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

Picnic Fulfilment B.V.,

gevestigd te Amsterdam,

verder ook te noemen Picnic Fulfilment,

gemachtigden: mr. P.G. Vestering en mr. M. Jovovic,

4. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

Flink B.V.,

gevestigd te Amsterdam,

verder ook te noemen Flink,

gemachtigde: mr. A.J.C. Theunissen,

5. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

Gorillas Technologies Netherlands B.V.,

gevestigd te Amsterdam,

verder ook te noemen Gorillas,

gemachtigde: mr. E.C.A. Pronk,

6. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

Getir Netherlands B.V.,

gevestigd te Amsterdam,

verder ook te noemen Getir,

gemachtigde: mr. E.C.A. Pronk,

eisende partijen in conventie,

verwerende partijen in reconventie,

tegen:

1. de vereniging met volledige rechtsbevoegdheid

Vakcentrum, Beroepsorganisatie van Zelfstandige Detaillisten,

gevestigd te Woerden,

verder ook te noemen Vakcentrum,

gemachtigde: mr. M.W. Minnaard,

2. de vereniging met volledige rechtsbevoegdheid

Federatie Nederlandse Vakbeweging,

gevestigd te Utrecht,

verder ook te noemen FNV,

gemachtigden: mr. R. Sauer en mr. A.M. Dielemans-Buiteman,

3. de vereniging met volledige rechtsbevoegdheid

CNV Vakmensen.nl,

gevestigd te Utrecht,

verder ook te noemen CNV,

gemachtigde: mr. M.W. Minnaard.

gedaagde partijen in conventie,

eisende partijen in reconventie.

Eisers in conventie zullen hierna tezamen Picnic c.s. worden genoemd en gedaagden in conventie tezamen Vakcentrum c.s..

1
De procedure
1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

de dagvaarding met 16 producties van Picnic c.s.

de conclusie van antwoord uitsluitend bevattende een exceptie van nietigheid en een incidentele vordering tot niet-ontvankelijkheid, met 8 producties van Vakcentrum c.s.

de conclusie in de incidenten, tevens akte houdende wijziging van eis, met productie 17 van Picnic c.s.

de conclusie van antwoord, tevens akte uitlating wijziging van eis en eis in reconventie van Vakcentrum c.s.

de conclusie van antwoord in reconventie met producties 18 tot en met 23 van Picnic c.s.

de brief van 9 januari 2024 van mr. E.F.V. Boot betreffende het faillissement van PieterPot B.V.

de akte overlegging producties 9 tot en met 17 van Vakcentrum c.s.

de akte overlegging producties 24 en 25 van Picnic c.s..

1.2.

In overleg met partijen is de zaak behandeld door de meervoudige kamer voor kantonzaken. De zitting heeft plaatsgevonden op 18 januari 2024. Partijen hebben hun standpunten over de over en weer ingestelde vorderingen nader toegelicht, mede aan de hand van door hun advocaten overgelegde pleitaantekeningen. Partijen hebben de vragen van de rechtbank beantwoord en hebben op elkaar kunnen reageren. De griffier heeft hiervan aantekeningen gemaakt.

1.3.

Ten slotte is vonnis bepaald.

2
De zaak in het kort

Deze zaak gaat over de vraag of Picnic Fulfilment, Flink, Gorillas, Getir, Picnic Hubs en Hofweb de cao voor het Levensmiddelenbedrijf moeten toepassen over de periode waarin deze algemeen verbindend was, te weten de periode van 13 september 2022 tot en met 1 juli 2023. Hiervoor moet worden beoordeeld of de activiteiten van deze werkgevers vallen onder de gewijzigde definities en werkingssfeer van de cao voor het Levensmiddelenbedrijf met een looptijd van 1 juli 2020 tot en met 1 juli 2023. Naar het oordeel van de rechtbank is dat het geval. Uitleg van de cao naar objectieve maatstaven leidt ertoe dat de hiervoor genoemde werkgevers voldoen aan de in de werkingssfeerbepaling van de cao opgenomen omschrijving van “werkgevers die één of meer winkels exploiteren”. Picnic Fulfilment, Flink, Gorillas, Getir, Picnic Hubs en Hofweb moeten de cao daarom met terugwerkende kracht toepassen over de periode waarin deze algemeen verbindend was.

3
De feiten

In conventie en in reconventie

3.1.

Vereniging ECN is op 2 december 2021 opgericht. Zij presenteert zich als werkgeversvereniging in de e-commerce sector. Bij aanvang van deze procedure had zij negen leden. Drie van die leden, Picnic Hubs B.V., Hofweb C.V. en PieterPot B.V. hebben aan Vereniging ECN een volmacht verleend om deze procedure mede namens hen te voeren. Op 14 december 2023 is PieterPot failliet verklaard. Mr. Boot heeft met zijn brief van 9 januari 2024 schriftelijk aan de rechtbank medegedeeld dat de volmacht van PieterPot B.V. (overgelegd als onderdeel van productie 4 bij dagvaarding) is geëindigd. Dat brengt mee dat Vereniging ECN is opgehouden deze procedure mede namens PieterPot B.V. te voeren. De volmachten van Picnic Hubs B.V. en Hofweb C.V. zijn onverkort geldig gebleven.

De Unie is een werknemersvereniging. Vereniging ECN en De Unie hebben in 2021 samen de cao E-commerce Nederland afgesloten. Die cao heeft een looptijd van 10 december 2021 tot en met 30 april 2025. Picnic Fulfilment, Flink, Gorillas, Getir, Picnic Hubs en Hofweb zijn werkgevers die de cao E-commerce Nederland toepassen.

3.2.

De werkgeversorganisatie Vakcentrum en de werknemersorganisaties FNV en CNV sluiten al vele jaren samen de cao voor het Levensmiddelenbedrijf (hierna te noemen: cao LMB). Deze cao is in verschillende perioden algemeen verbindend verklaard.

3.3.

Over de werkingssfeer van de cao LMB met een looptijd van 1 april 2017 tot en met 31 maart 2019 is bij de kantonrechter Amsterdam een procedure gevoerd tussen FNV en (onder meer) Picnic Fulfilment en Picnic Hubs. De kantonrechter Amsterdam heeft bij vonnis van 3 december 2019 (ECLI:NL:RBAMS:2019:8968, rechtsoverweging 25) overwogen dat die cao van toepassing is als de “werkgever een, in dit geval, virtuele inrichting exploiteert waar een verscheidenheid aan gebruiksartikelen worden verkocht”. Volgens de kantonrechter was dat bij Picnic Fulfilment en Picnic Hubs niet het geval, waardoor zij de betreffende cao niet hoefden toe te passen. Dat vonnis heeft kracht van gewijsde.

3.4.

Naar aanleiding van de uitspraak van de kantonrechter Amsterdam hebben de sociale partners de definitie van ‘werkgever’ in de cao LMB uitgebreid. In de cao LMB met een looptijd van 1 juli 2020 tot en met 1 juli 2023 luiden de werkingssfeerbepaling en de voor deze zaak relevantie definities als volgt:

“Werkingssfeer

ARTIKEL 1

1. Deze overeenkomst geldt, tenzij in dit artikel of elders in deze cao anders is bepaald, alleen voor alle werknemers als bedoeld in artikel 2d die een arbeidsovereenkomst hebben met of een werkgever die is aangesloten bij het Vakcentrum en alle werkgevers die één of meer winkels exploiteren die voldoen aan de omschrijving van artikel 2 onder a, met uitzondering van:

a. personen, uitsluitend of in hoofdzaak werkzaam in een kantoor van de werkgever;

b. personen, uitsluitend of in hoofdzaak werkzaam in of voor een distributiecentrum van de werkgever, waaronder begrepen chauffeurs, als hun arbeidsvoorwaarden in een andere cao geregeld zijn;

c. personen, uitsluitend belast met leiding, toezicht of controle over meer dan een winkel en niet zelf in de verkoop werkzaam zijnde;

d. personen, uitsluitend belast met schoonmaakwerkzaamheden of bewakingswerkzaamheden.(…)”

“Definities

ARTIKEL 2

Deze overeenkomst verstaat onder:

a. winkel: iedere fysieke en virtuele inrichting waar overwegend een verscheidenheid aan verbruiksartikelen zoals: kruidenierswaren, zuivel en eieren, kaas, aardappelen, groente en fruit, bier, wijn, frisdranken, vlees, wild en gevogelte, vleeswaren en salades, vis, schaal- en schelpdieren, brood en gebak, koek- en banketartikelen, maaltijden, maaltijdcomponenten, ijs, chocolade en chocoladeproducten, snoep- en zoetwaren, zoutjes, onderleggers en notenbarproducten, delicatessen, dierenvoeding, rookwaren, drogmetica, schoonmaak- en onderhoudsartikelen, kantoorbenodigdheden en wenskaarten, lectuur, huishoudelijke artikelen, dierenbenodigdheden, bloemen en planten wordt verkocht, eventueel gecombineerd met een aanvullend assortiment gebruiksartikelen. Tevens iedere fysieke en virtuele inrichting waarin een kaasspeciaalzaak, delicatessenwinkel in de breedste zin des woords wordt geëxploiteerd, gespecialiseerde zuiveldetailhandel of supermarkten, levensmiddelenwinkels op recreatieparken.

In geval van samenloop is bepalend de hoofdactiviteit in loonbedrag en aantal arbeidsdagen. Is de hoofdactiviteit niet een fysieke of virtuele winkel, kaasspeciaalzaak, delicatessenwinkel in de breedste zin van het woord of gespecialiseerde zuiveldetailhandel, dan vallen alleen de werknemers die zich met het levensmiddelenbedrijf bezighouden onder de cao.

distributiecentrum (DC): iedere inrichting waarin logistieke activiteiten worden verricht ten behoeve van de belevering van de winkels. Onder werknemers van een DC worden tevens begrepen de chauffeurs van de lichte en zware vrachtwagens.

werkgever: iedere natuurlijke of rechtspersoon, die één of meer winkels in de zin van deze overeenkomst exploiteert, dan wel een (rechts)persoon die deel uitmaakt van de groep waartoe de partij die één of meer winkels in de zin van deze overeenkomst exploiteert behoort en die weliswaar niet zelf één of meer winkels exploiteert, maar wier activiteiten samenhangen met de exploitatie van de winkel(s), en werknemers in de zin van deze overeenkomst in dienst heeft, met uitzondering van de werkgever die is aangesloten bij de Vereniging van Grootwinkelbedrijven in Levensmiddelen (VGL).

werknemer: elke persoon in dienst van een werkgever.”

3.5.

In december 2021 hebben zowel de partijen bij de cao E-commerce Nederland als de partijen bij de cao LMB de Minister van Sociale zaken en Werkgelegenheid verzocht tot algemeen verbindend verklaring van hun cao’s. Zij hebben over en weer bedenkingen ingebracht tegen de algemeen verbindend verklaring van de cao van de andere partijen.

Op 6 september 2022 heeft de Minister het verzoek tot algemeen verbindend verklaring van de cao E-commerce Nederland afgewezen omdat deze nieuwe cao overlap veroorzaakt met de doorgaans algemeen verbindend verklaarde cao LMB. Op 7 september 2022 heeft de Minister de bepalingen van de cao LMB algemeen verbindend verklaard van 13 september 2022 tot en met 1 juli 2023.

3.6.

Vakcentrum c.s. is van mening dat Picnic Fulfilment, Flink, Gorillas, Getir, Picnic Hubs en Hofweb de cao LMB gedurende de periode van algemeen verbindend verklaring moeten toepassen. Picnic c.s. is het daar niet mee eens. Omdat inmiddels nakomingsacties dreigden is zij deze procedure gestart.

4
Het geschil

In conventie

4.1.

Picnic c.s. vordert na wijziging van eis, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:

Primair:

I. te verklaren voor recht dat Picnic Fulfilment en de e-commerce werkgever die werkt volgens organisatiestructuur 1 (te weten Picnic Hubs), elk:

a. niet vallen onder de werkingssfeer van de cao LMB, althans

b. niet gehouden zijn de cao LMB toe te passen, althans

c. geen werknemers in dienst hebben op wie zij de cao LMB moeten toepassen;

II. te verklaren voor recht dat Flink, Gorillas, Getir en de e-commerce werkgever die werkt volgens organisatiestructuur 2 (te weten Hofweb), elk:

a. niet vallen onder de werkingssfeer van de cao LMB, althans

b. niet gehouden zijn de cao LMB toe te passen, althans

c. geen werknemers in dienst hebben op wie zij de cao LMB moeten toepassen;

Subsidiair:

III. te verklaren voor recht voor elk van de e-commerce werkgevers en voor elk van Picnic Fulfilment, Flink, Gorillas en Getir, dat hun respectievelijke werknemers die werkzaam zijn in hubs of fulfilment centers:

a. geen recht hebben op de toeslagen genoemd in artikel 7 van de cao LMB

b. geen recht hebben op de toeslagen genoemd in artikel 8 van de cao LMB;

IV. te verklaren voor recht dat elk van de e-commerce werkgevers en elk van Picnic Fulfilment, Flink, Gorillas en Getir niet gehouden zijn om artikel 4 lid 5 van de cao LMB toe te passen;

Primair en subsidiair:

V. veroordeling van Vakcentrum c.s. in de proceskosten.

4.2.

Vakcentrum c.s. heeft een aantal formele verweren gevoerd. Zij heeft allereerst een exceptie van nietigheid opgeworpen, omdat er volgens haar sprake is van een collectieve actie en er niet is voldaan aan de daaraan verbonden voorschriften. Vakcentrum c.s. heeft daarnaast aangevoerd dat Picnic c.s. (gedeeltelijk) niet ontvankelijk is in haar vorderingen, onder meer vanwege het ontbreken van vertegenwoordigingsbevoegdheid, de aard van de vorderingen en/of een gebrek aan belang. Vakcentrum c.s. heeft ook inhoudelijk verweer gevoerd tegen de vorderingen van Picnic c.s..

4.3.

Picnic c.s. heeft gereageerd op de formele verweren van Vakcentrum c.s. en geconcludeerd tot afwijzing daarvan. Picnic c.s. heeft aangevoerd dat de inhoudelijke verweren van Vakcentrum c.s. ook niet slagen.

In reconventie

4.4.

Vakcentrum c.s. vordert in reconventie om Picnic c.s. te veroordelen tot naleving met terugwerkende kracht van de cao LMB, op straffe van de verbeurte van een dwangsom van € 5.000 per dag of gedeelte van een dag dat Picnic Fulfilment, Flink, Gorillas, Getir, Picnic Hubs en/of Hofweb hiermee geheel of gedeeltelijk in gebreke blijft, met een maximum van € 1.000.000, toe te wijzen per genoemde werkgever afzonderlijk en met veroordeling van Picnic c.s. in de kosten van de procedure.

4.5.

Picnic c.s. heeft verweer gevoerd tegen de vordering van Vakcentrum c.s..

Overwegingen

5
De beoordeling

In conventie

5.1.

Voordat de vorderingen inhoudelijk kunnen worden behandeld moet eerst de exceptie van nietigheid worden beoordeeld.

Exceptie van nietigheid

5.2.

Vakcentrum c.s. stelt dat de dagvaarding van Picnic c.s. niet voldoet aan de - op straffe van nietigheid voorgeschreven - eisen van artikel 1018c lid 1 Rv. In dat artikel is onder meer bepaald welke informatie de dagvaarding moet bevatten waarmee een collectieve vordering op grond van artikel 3:305a BW wordt ingesteld. De informatie in de dagvaarding moet de rechter namelijk in staat stellen om te beoordelen of de vordering zich leent voor een collectieve actie en of de eiser voldoet aan de eisen voor ontvankelijkheid die artikel 3:305a BW hieraan stelt.

5.3.

Anders dan Vakcentrum c.s. betoogt, is er naar het oordeel van de rechtbank in dit geval geen sprake van een collectieve actie als bedoeld in artikel 3:305a BW. Hoewel Picnic c.s. in de dagvaarding en in de wijziging van eis het begrip ‘e-commerce werkgevers’ gebruikt, kan hieruit niet worden afgeleid dat eisende partijen in deze procedure opkomen voor andere belangen dan die van henzelf en van volmachtgevers. Uit de in de dagvaarding gegeven definitie van het begrip ‘e-commerce werkgever(s)’ volgt voldoende duidelijk dat hiermee alleen de leden van Vereniging ECN worden bedoeld voor wie Vereniging ECN in deze procedure optreedt. Eisende partijen voeren deze procedure dus voor zichzelf en Vereniging ECN vertegenwoordigt daarnaast een aantal van haar leden. Gelet op de bij de dagvaarding gevoegde volmachten waren dit aanvankelijk Picnic Hubs B.V., Hofweb C.V. en PieterPot B.V.. Na het faillissement van PieterPot vertegenwoordigt Vereniging ECN alleen nog Picnic Hubs en Hofweb.

5.4.

De rechtbank leest de vorderingen van Picnic c.s. als volgt:

Primair:

I. te verklaren voor recht dat Picnic Fulfilment, Picnic Hubs, Flink, Gorillas, Getir en Hofweb, elk:

a. niet vallen onder de werkingssfeer van de cao LMB, althans

b. niet gehouden zijn de cao LMB toe te passen, althans

c. geen werknemers in dienst hebben op wie zij de cao LMB moeten toepassen;

Subsidiair:

II. te verklaren voor recht voor Picnic Fulfilment, Picnic Hubs, Flink, Gorillas, Getir en Hofweb dat hun werknemers die werkzaam zijn in hubs of fulfilment centers:

a. geen recht hebben op de toeslagen genoemd in artikel 7 van de cao LMB

b. geen recht hebben op de toeslagen genoemd in artikel 8 van de cao LMB;

III. te verklaren voor recht dat Picnic Fulfilment, Picnic Hubs, Flink, Gorillas, Getir en Hofweb niet gehouden zijn om artikel 4 lid 5 van de cao LMB toe te passen;

Primair en subsidiair:

IV. veroordeling van Vakcentrum c.s. in de proceskosten.

5.5.

De vorderingen in de dagvaarding (en in de wijziging van eis) kunnen dus niet worden beschouwd als collectieve vorderingen. Dat neemt niet weg dat de uitkomst van deze procedure collectieve werking kan hebben, maar dat is inherent aan het feit dat een cao eenvormig moet worden uitgelegd voor alle betrokkenen.

5.6.

Het beroep van Vakcentrum c.s. op nietigheid van de dagvaarding wordt verworpen. De rechtbank zal de vorderingen nu eerst inhoudelijk beoordelen. Het formele verweer van Vakcentrum c.s. betreffende de ontvankelijkheid komt daarna aan de orde.

Inhoudelijke beoordeling

5.7.

Het staat tussen partijen vast dat deze procedure alleen ziet op de werkingssfeer van de cao LMB met een looptijd van 1 juli 2020 tot en met 1 juli 2023. Deze versie van de cao is algemeen verbindend verklaard van 13 september 2022 tot en met 1 juli 2023. Beoordeeld moet worden of Picnic Fulfilment, Flink, Gorillas, Getir, Picnic Hubs en Hofweb vallen onder de werkingssfeer van die cao. Eerdere en latere versies van de cao LMB vallen buiten het bereik van deze procedure. In het vervolg wordt daarom met “de cao LMB” bedoeld de cao LMB met een looptijd van 1 juli 2020 tot en met 1 juli 2023.

5.8.

Een werkingssfeerbepaling in een cao moet worden uitgelegd aan de hand van de zogenoemde cao-norm. De cao-norm houdt in dat aan een bepaling van een cao een uitleg naar objectieve maatstaven moet worden gegeven, waarbij in beginsel de bewoordingen van die bepaling, gelezen in het licht van de gehele tekst van de cao, van doorslaggevende betekenis zijn. Daarmee komt het niet aan op de bedoelingen van de partijen die de cao tot stand hebben gebracht, voor zover deze niet uit de daarin opgenomen bepalingen kenbaar zijn, maar op de betekenis die naar objectieve maatstaven volgt uit de bewoordingen waarin de cao is gesteld. Bij deze uitleg kan onder meer acht worden geslagen op de elders in de cao gebruikte formuleringen en op de aannemelijkheid van de rechtsgevolgen waartoe de onderscheiden, op zichzelf mogelijke tekstinterpretaties zouden leiden. Ook de bewoordingen van de bij de cao behorende schriftelijke toelichting moeten bij de uitleg van de cao worden betrokken. In dit geval ontbreekt een dergelijke toelichting.

Zijn Picnic Fulfilment, Flink, Gorillas, Getir, Picnic Hubs en Hofweb werkgevers die een winkel exploiteren in de zin van de cao LMB?

5.9.

Uit de hiervoor onder de feiten geciteerde werkingssfeerbepaling volgt dat de cao LMB (voor zover hier relevant) geldt voor “werkgevers die één of meer winkels exploiteren die voldoen aan de omschrijving van artikel 2 onder a”.

5.10.

Picnic c.s. stelt onder meer dat Picnic Fulfilment, Flink, Gorillas, Getir, Picnic Hubs en Hofweb niet onder de werkingssfeerbepaling van de cao LMB vallen omdat zij geen winkel exploiteren. Picnic c.s. licht dit als volgt toe aan de hand van de verschillende organisatiestructuren die in haar sector worden gehanteerd. In de eerste organisatiestructuur, die alleen door Picnic Fulfilment en Picnic Hubs wordt toegepast, bestaan de werkzaamheden uitsluitend uit e-fulfilment, dat wil zeggen inpakken en bezorgen vanuit de hubs en fulfilmentcenters. Een afzonderlijke vennootschap binnen de groep houdt zich bezig met de verkoop van de artikelen aan klanten via een app. In de tweede organisatiestructuur, die door Flink, Gorillas, Getir, en Hofweb wordt toegepast, vinden de verschillende activiteiten weliswaar in één vennootschap plaats, maar bestaat de hoofdactiviteit van de vennootschap uit e-fulfilment. Volgens Picnic c.s. bestaan de werkzaamheden van de genoemde werkgevers, afhankelijk van de organisatiestructuur, dus geheel of voor het merendeel uit e-fulfilment. Die werkzaamheden worden verricht vanuit hubs en/of fulfilmentcenters en dat zijn geen winkels, aldus steeds Picnic c.s..

5.11.

Volgens Vakcentrum c.s. vallen Picnic Fulfilment, Flink, Gorillas, Getir, Picnic Hubs en Hofweb wel onder de werkingssfeer van de cao LMB omdat hun activiteiten samenhangen met de exploitatie van een (virtuele) winkel.

5.12.

De rechtbank stelt vast dat een winkel in de cao LMB wordt omschreven als “iedere fysieke en virtuele inrichting waar overwegend een verscheidenheid aan verbruiksartikelen (..) wordt verkocht.” Het begrip werkgever wordt in de cao LMB gedefinieerd als: “iedere natuurlijke of rechtspersoon, die één of meer winkels in de zin van deze overeenkomst exploiteert, dan wel een (rechts)persoon die deel uitmaakt van de groep waartoe de partij die één of meer winkels in de zin van deze overeenkomst exploiteert behoort en die weliswaar niet zelf één of meer winkels exploiteert, maar wier activiteiten samenhangen met de exploitatie van de winkel(s), en werknemers in de zin van deze overeenkomst in dienst heeft (…).

5.13.

Uit de tekst van de werkingssfeerbepaling, gelezen in samenhang met de in 5.12 geciteerde definities uit de cao, volgt dat de cao LMB niet alleen geldt voor werkgevers die zelf een (virtuele) winkel exploiteren, maar óók voor werkgevers die deel uitmaken van een groep en van wie de activiteiten samenhangen met de exploitatie van een winkel door een andere rechtspersoon in de groep. De stelling van Picnic c.s. dat het aangepaste werkgeversbegrip niet heeft geleid tot een verruiming van de werkingssfeer omdat het exploiteren van een (virtuele) winkel in de werkingssfeerbepaling nog steeds uitdrukkelijk wordt genoemd, gaat niet op. Bij de uitleg van die bepaling moeten immers ook de elders in de cao gebruikte formuleringen worden betrokken. Uit de in de cao LMB opgenomen definitie van werkgever volgt duidelijk dat de virtuele inrichting naast de fysieke inrichting is geplaatst en dat het zelf exploiteren van een winkel geen voorwaarde is om onder de werkingssfeer van de cao LMB te vallen.

5.14.

Tussen partijen is niet in geschil dat de verkoop van levensmiddelen via een app valt onder het exploiteren van een winkel. Vast staat verder dat een groepsvennootschap van Picnic Fulfilment en Picnic Hubs een winkel exploiteert in de zin van de cao LMB en dat de verkoopactiviteiten bij Flink, Gorillas, Getir en Hofweb plaatsvinden vanuit de eigen onderneming. De rechtbank is van oordeel dat de inpak- en bezorgwerkzaamheden die door deze werkgevers worden verricht samenhangen met de exploitatie van de virtuele winkel door de onderneming of de groepsvennootschap. De virtuele winkel in levensmiddelen is de kernactiviteit. Dat de klant de levensmiddelen online kan bestellen en thuisbezorgd krijgt, maakt niet dat er sprake is van een geheel ander product. Het gaat nog steeds om de verkoop van levensmiddelen en de thuisbezorging draagt slechts bij aan de totstandkoming van de koopovereenkomst. Het inpakken en bezorgen van de levensmiddelen staat geheel ten dienste van de verkoop en de verstrekking van levensmiddelen aan klanten en is daarom ondersteunend aan die kernactiviteit. De in de hubs en fulfilmentcenters verrichte activiteiten vallen daarmee onder de exploitatie van een winkel en de aldaar werkzame medewerkers werken in een onderdeel van de winkel. Het maakt daarbij niet uit welke organisatiestructuur de werkgevers hanteren en of de hubs en fulfilmentcenters voor klanten toegankelijk zijn.

5.15.

Anders dan Picnic.c.s. heeft bepleit vormt het inpakken en bezorgen van de levensmiddelen geen zelfstandige economische activiteit. Die diensten worden namelijk niet los van de verkoop van levensmiddelen aangeboden aan derden. De in dit verband door Picnic c.s. op de zitting gemaakte vergelijking met PostNL en Ingram Micro gaat dan ook niet op.

5.16.

Het beroep van Picnic c.s. op de samenloopbepaling van artikel 2a van de cao LMB treft evenmin doel. Die bepaling is slechts van toepassing indien een werkgever meerdere ondernemingsactiviteiten heeft. In dat geval is de hoofdactiviteit in loonbedrag en aantal arbeidsdagen bepalend. Die situatie doet zich hier echter niet voor, omdat er slechts sprake is van één ondernemingsactiviteit, namelijk de exploitatie van een (virtuele) winkel. Zoals hiervoor al is overwogen moeten de in de hubs en fulfilmentcenters verrichte activiteiten vanwege hun ondersteunende karakter aan de kernactiviteit worden toegerekend.

5.17.

Uit dit alles volgt dat de activiteiten van Picnic Fulfilment, Flink, Gorillas, Getir, Picnic Hubs en Hofweb maken dat deze vennootschappen vallen onder de in de cao LMB opgenomen omschrijving van een werkgever die een winkel exploiteert.

De door Picnic c.s. in de dagvaarding aangehaalde rechtspraak over de uitleg van de begrippen winkel en winkelruimte in bestemmingsplannen of splitsingsaktes van Verenigingen van Eigenaars (VvE’s) is niet relevant bij de uitleg van de werkingssfeerbepaling van de cao LMB. Die cao-uitleg heeft immers een geheel eigen karakter dat samenhangt met de collectieve arbeidsvoorwaardenvorming.

Leidt toepassing van de cao tot onaannemelijke rechtgevolgen?

5.18.

Picnic c.s. heeft verschillende argumenten aangedragen op grond waarvan de hiervoor gegeven uitleg aan de werkingssfeerbepaling en de toepassing van de cao volgens haar leidt tot onaannemelijke rechtsgevolgen. De rechtbank zal die argumenten hierna bespreken.

5.19.

Picnic c.s. heeft onder meer gesteld dat de arbeidsvoorwaardelijke regelingen uit de cao LMB niet aansluiten bij de bedrijfsmodellen en arbeidsmix van Picnic Fulfilment, Flink, Gorillas, Getir, Picnic Hubs en Hofweb. Anders dan bij traditionele supermarkten hebben de hiervoor genoemde werkgevers bijna geen minderjarigen in dienst en vindt het reguliere werk veelal plaats op bijzondere tijden, zoals in de avond of het weekend. Toepassing van de cao LMB zou daardoor volgens Picnic c.s. leiden tot aanzienlijk hogere loonkosten.

De rechtbank stelt vast dat de afwijkende bedrijfsmodellen en arbeidsmix niet als aanknopingspunt kunnen dienen voor de uitleg van de werkingssfeerbepaling in de cao LMB. In deze bepaling worden namelijk geen eisen gesteld aan de specifieke bedrijfskenmerken van een onderneming. Die kenmerken hadden wel meegewogen kunnen worden bij een verzoek aan de Minister tot dispensatie van de cao LMB, maar de rechtbank begrijpt dat Picnic c.s. een dergelijk verzoek niet heeft ingediend.

5.20.

Picnic c.s. heeft verder aangevoerd dat Picnic Fulfilment, Flink, Gorillas, Getir, Picnic Hubs en Hofweb geen werknemers in dienst hebben met een functie die voorkomt in de cao LMB en het daarvan onderdeel uitmakende Handboek functiewaardering LMB. Dat maakt het volgens haar onaannemelijk dat de cao LMB zo moet worden uitgelegd dat deze werkgevers onder de cao vallen. De rechtbank verwerpt ook deze stelling. De opsomming van functies in het functiehandboek heeft namelijk een niet-limitatief karakter, waarin ligt besloten dat ook andere niet beschreven functies onder de cao kunnen vallen. Daar komt bij dat de cao LMB van toepassing is op alle werknemers van ondernemingen die vallen onder de werkingssfeer van de cao, dus ook op werknemers van functies die niet expliciet zijn genoemd in het functiehandboek.

5.21.

Nu er geen objectieve aanwijzingen zijn voor een andere uitleg, komt de rechtbank tot het oordeel dat de activiteiten van Picnic Fulfilment, Flink, Gorillas, Getir, Picnic Hubs en Hofweb vallen onder de werkingssfeer van de cao LMB. Zij zijn gehouden die cao LMB in de periode van 13 september 2022 tot en met 1 juli 2023 toe te passen op hun werknemers, voor zover die niet vallen onder in de cao genoemde uitzonderingen van artikel 1 van de cao. Daarbij geldt dat tussen partijen vaststaat dat de uitzondering die ziet op werknemers werkzaam in distributiecentra zich hier niet voordoet.

5.22.

De primaire vordering van Picnic c.s. wordt afgewezen.

Toepassing specifieke bepalingen uit de cao

5.23.

Picnic c.s. heeft zich subsidiair op het standpunt gesteld dat een aantal specifieke bepalingen uit de cao LMB niet geldt voor Picnic Fulfilment, Flink, Gorillas, Getir, Picnic Hubs en Hofweb. Het gaat om de artikelen 7, 8 en 4.5 van de cao. Picnic c.s. vordert verklaringen voor recht dat de werknemers van voornoemde werkgevers geen recht hebben op de in de artikelen 7 en 8 van de cao LMB genoemde toeslagen, en dat de werkgevers niet gehouden zijn om artikel 4 lid 5 van de cao LMB toe te passen.

5.24.

Artikel 7 van de cao LMB ziet op toeslagen voor werknemers werkzaam in winkels. Hiervoor is al geoordeeld dat de in de hubs en fulfilmentcenters verrichte activiteiten vallen onder de exploitatie van een winkel en dat de aldaar werkzame medewerkers werken in een onderdeel van de winkel. De stelling van Picnic c.s. dat de werknemers geen recht hebben op de toeslag omdat zij niet in een winkel werken, gaat dus niet op.

5.25.

Artikel 8 van de cao LMB heeft betrekking op werknemers in distributiecentra. Partijen zijn het erover eens dat de werknemers van Picnic Fulfilment, Flink, Gorillas, Getir, Picnic Hubs en Hofweb hier niet onder vallen. Nu er op dit punt geen sprake is van een geschil, heeft Picnic c.s. geen belang bij de door haar gevorderde verklaring voor recht. Hierbij wordt opgemerkt dat geen beroep kan worden gedaan op enige bindende kracht van dit oordeel in procedures van of tegen individuele werknemers.

5.26.

Artikel 4.5 van de cao LMB bepaalt dat de werknemer in een winkel niet kan worden verplicht om meer dan twee avonden per week te werken. Deze bepaling kan volgens Picnic c.s. niet worden toegepast, omdat dit ertoe zou leiden dat het aantal uren van een groot deel van het personeel drastisch terug zou moeten worden gebracht en fulltime-personeel zou moeten worden vervangen door een veel groter aandeel werknemers met beperkte uren. Die stelling gaat niet op. In artikel 4.5. van de cao LMB is namelijk ook bepaald dat de werkgever en de werknemer op individuele basis in overleg afwijkende afspraken kunnen maken. Hoeveel avonden een werknemer werkzaam kan zijn, moet dus geregeld worden in de verhouding tussen werkgever en werknemer.

5.27.

Uit het voorgaande volgt dat de door Picnic c.s. aangevoerde gronden niet kunnen leiden tot toewijzing van de subsidiair gevorderde verklaringen voor recht. De rechtbank wijst die vorderingen af.

Conclusie en proceskosten

5.28.

De vorderingen in conventie worden alle afgewezen. De rechtbank stelt om die reden vast dat Vakcentrum c.s. geen belang heeft bij een beslissing op de formele verweren die in het voorgaande nog niet zijn behandeld. De rechtbank zal die dan ook onbesproken laten.

5.29.

Picnic c.s. wordt, als de in het ongelijk gestelde partij, veroordeeld in de kosten van deze procedure in conventie. Die kosten worden aan de zijde van Vakcentrum c.s. begroot op in totaal € 2.174 aan salaris gemachtigden omdat Vakcentrum c.s. eensluidende conclusies heeft genomen. De rechtbank heeft dit salaris begroot op basis van twee punten: één salarispunt voor de conclusie van antwoord en één salarispunt voor de zitting. De beperking van het aantal punten tot twee is mede ingegeven door het feit dat Picnic c.s. extra kosten voor salaris gemachtigde heeft moeten maken om te reageren op alle formele verweren van Vakcentrum c.s..

De gevorderde nakosten en de wettelijke rente over de proceskosten worden toegewezen op de hierna te vermelden wijze.

In reconventie

5.30.

Vakcentrum c.s. verwacht dat Picnic c.s. de cao LMB jegens haar werknemers niet zal nakomen en vordert daarom in reconventie een veroordeling tot naleving van de cao LMB met terugwerkende kracht, op straffe van de verbeurte van een dwangsom, toe te wijzen per werkgever.

5.31.

De rechtbank heeft in conventie geoordeeld dat de activiteiten van Picnic Fulfilment, Flink, Gorillas, Getir, Picnic Hubs en Hofweb vallen onder de werkingssfeer van de cao LMB. De vordering tot naleving van die cao door deze werkgevers is dan ook toewijsbaar over de periode waarin de bepalingen van de cao algemeen verbindend zijn verklaard, dat wil zeggen van 13 september 2022 tot en met 1 juli 2023.

5.32.

De rechtbank zal aan de veroordeling geen dwangsom verbinden. Picnic c.s. stelt terecht dat uit de vordering onvoldoende duidelijk blijkt bij gebreke van welke exacte prestaties uit de cao LMB dwangsommen verbeurd raken. De cao LMB moet door de werkgevers met terugwerkende kracht worden toegepast op een groot aantal werknemers en geeft die werknemers op bepaalde punten keuzevrijheid of ruimte voor overleg. Voorstelbaar is dat toewijzing van een dwangsom onder deze omstandigheden tot executieproblemen zal leiden.

De rechtbank verwacht overigens wel dat door Picnic Fulfilment, Flink, Gorillas, Getir, Picnic Hubs en Hofweb nu voortvarend wordt gehandeld om de algemeen verbindend verklaarde bepalingen van de cao LMB alsnog na te leven en zal de veroordeling om die reden ook uitvoerbaar bij voorraad verklaren. Picnic c.s. heeft aangevoerd dat de reconventionele vordering ten onrechte geen nakomings- of respijttermijn kent. De rechtbank volgt dit standpunt niet. Het besluit tot algemeen verbindend verklaring van de cao dateert immers van 7 september 2022, zodat Picnic c.s. al bijna anderhalf jaar rekening heeft kunnen houden met de mogelijkheid dat de cao nageleefd moet worden. Van haar mag worden verwacht dat zij deze periode niet ongebruikt voorbij heeft laten gaan.

5.33.

Picnic c.s. wordt, als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij, veroordeeld in de kosten van deze procedure in reconventie. Gelet op de samenhang met de procedure in conventie, worden deze kosten aan de zijde van Vakcentrum c.s. begroot op nihil.

Beslissing

6
De beslissing

De rechtbank:

In conventie

6.1.

wijst de vorderingen af;

6.2.

veroordeelt Picnic c.s. tot betaling van de proceskosten aan de zijde van Vakcentrum c.s., tot de uitspraak van dit vonnis begroot op € 2.174 aan salaris gemachtigden, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de vijftiende dag na de datum van dit vonnis tot de dag van volledige betaling;

6.3.

veroordeelt Picnic c.s., onder de voorwaarde dat zij niet binnen 14 dagen na aanschrijving door Vakcentrum c.s. volledig aan dit vonnis voldoet, in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op:

- € 124 aan salaris gemachtigde, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na aanschrijving tot de voldoening,

- te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na betekening tot de voldoening;

6.4.

verklaart deze kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;

In reconventie

6.5.

veroordeelt Picnic Fulfilment, Flink, Gorillas, Getir, Picnic Hubs en Hofweb om met terugwerkende kracht de cao LMB toe te passen over de periode van 13 september 2022 tot en met 1 juli 2023;

6.6.

veroordeelt Picnic c.s. tot betaling van de proceskosten aan de zijde van Vakcentrum c.s., tot de uitspraak van dit vonnis begroot op nihil;

6.7.

verklaart dit vonnis in reconventie uitvoerbaar bij voorraad;

6.8.

wijst het meer of anders gevorderde af.

Dit vonnis is gewezen door mrs. H.A.M. Pinckaers, D.A. van Steenbeek en A.R. Creutzberg, en in het openbaar uitgesproken op 28 februari 2024.