Rechtbank Midden-Nederland, kort geding civiel recht overig

ECLI:NL:RBMNE:2021:3128

Op 16 July 2021 heeft de Rechtbank Midden-Nederland een kort geding procedure behandeld op het gebied van civiel recht overig, wat onderdeel is van het civiel recht. Het zaaknummer is C/16/523423 / KL ZA 21-153, bekend onder identificatienummer ECLI:NL:RBMNE:2021:3128. De plaats van zitting was Lelystad.

Soort procedure:
Zaaknummer(s):
C/16/523423 / KL ZA 21-153
Datum uitspraak:
16 July 2021
Datum publicatie:
15 July 2021

Indicatie

Burenrecht. Kort geding. Opening in dak is vanwege de eenvoudige toegankelijkheid een balkon of soortgelijk werk in de zin van artikel 5:50 lid 1 BW. Bevel tot staking van de verdere bouw daarvan wordt toegewezen. Het voorkomen van geluidshinder valt niet onder het beschermingsbereik van artikel 5:50 lid 1 BW. Plaatsing en positionering van ramen levert op zich geen hinder op in de zin van artikel 5:37 BW.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht

voorzieningenrechter

locatie Lelystad

zaaknummer / rolnummer: C/16/523423 / KL ZA 21-153

Vonnis in kort geding van 16 juli 2021

in de zaak van

1
[eiser sub 1] ,

2. [eiseres sub 2],

beiden wonende te [woonplaats] ,

eisers,

advocaat mr. R.C.K. van Andel te Arnhem,

en

[eiser in incident]

wonende te [woonplaats] ,

eiser in het incident,

advocaat mr. R.C.K. van Andel te Arnhem,

tegen

1
[gedaagde sub 1] ,

2. [gedaagde sub 2],

beiden wonende te [woonplaats] ,

gedaagden,

verweerders in het incident,

advocaat mr. A.P. Maes te Apeldoorn.

Partijen worden hierna aangeduid als [eiser c.s.] , [eiser in incident] en [gedaagde c.s.] (in enkelvoud).

1
De procedure
1.1.

Het verloop van de procedure blijkt, voor zover van belang, uit:

de dagvaarding met 5 producties;

de nadere producties (6 t/m 8) van [eiser c.s.] ;

de brief van 2 juli 2021 met 7 producties van [gedaagde c.s.] ;

de conclusie tot voeging met 2 producties van [eiser in incident] ;

de gerechtelijke plaatsopneming en zitting gehouden op 5 juli 2021, waarvan een proces-verbaal is opgemaakt;

de ter zitting overgelegde spreekaantekeningen van [eiser c.s.] ;

de ter zitting overgelegde spreekaantekeningen van [gedaagde c.s.]

1.2.

Vervolgens is de zaak aangehouden teneinde partijen de gelegenheid te bieden om te onderzoeken of een minnelijke regeling mogelijk is. Partijen hebben geen minnelijke regeling bereikt.

1.3.

Van partijen zijn nog brieven ontvangen die betrekking hebben op de inhoud van het proces-verbaal en op een voorstel van [gedaagde c.s.] voor een alternatieve uitvoering van de dakopeningen.

1.4.

Het verzoek van [eiser c.s.] tot aanpassing van het proces-verbaal wordt afgewezen. Zijn verzoek om het voorstel van [gedaagde c.s.] buiten beschouwing te laten zal worden toegewezen omdat dat voorstel eerst na de mondelinge behandeling ontvangen is en mitsdien daarvan geen onderdeel was.

1.5.

Ten slotte is vonnis bepaald zowel in de hoofdzaak als in het incident.

2
De feiten
2.1.

[gedaagde c.s.] is eigenaar van de onroerende zaak aan de [adres 1] in [woonplaats] . [gedaagde c.s.] is doende op dit perceel drie woonstudio’s te realiseren. (hierna: de woonstudio’s).

2.2.

De woonstudio’s grenzen onder meer aan het perceel van [eiser c.s.] aan de [adres 2] en (aan de andere zijde) aan het perceel van [eiser in incident] aan de [adres 3] .

2.3.

De woonstudio’s hebben dezelfde indeling, bestaande uit een begane grond, een eerste verdieping en een entresol.

2.4.

Aan de kant van de woonstudio’s die grenzen aan de zijde van het perceel van [eiser c.s.] bevinden zich op de begane grond twee openingen in de zijmuur. Deze openingen zijn (ten tijde van de plaatsopneming) voorzien van afgedekt, transparant glas.

2.5.

In het dak van de woonstudio’s aan de kant van [eiser c.s.] bevinden zich twee doorzichtige Velux-dakramen en twee dakopeningen. De dakopeningen bestaan onder meer uit een muurtje ter hoogte van 70 cm en een dichtgetimmerde opening.

2.6.

Het regenwater van de dakopeningen wordt met afvoerpijpen, die uit de zijgevel steken, afgewaterd op (onder meer) het perceel van [eiser sub 1] .

2.7.

In het dak aan de kant van de woonstudio’s die grenst aan de tuin en binnenruimte van [eiser in incident] bevinden zich ter hoogte van de eerste verdieping twee Velux-dakramen en op de entresol één Velux-dakraam. Tijdens de descente is het de voorzieningenrechter gebleken dat het dakraam ter hoogte van de keuken rechtstreeks uitzicht biedt op het perceel van [eiser in incident] . De twee andere dakramen bieden geen rechtsreeks uitzicht op het perceel van [eiser in incident] .

3
Het geschil

In het incident

3.1.

[eiser in incident] vordert in het incident dat de voorzieningenrechter het [eiser in incident] toe staat om zich te voegen in de hoofdzaak aan de zijde van [eiser c.s.] , met veroordeling van [gedaagde c.s.] in de kosten.

3.2.

[gedaagde c.s.] voert verweer.

3.3.

Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

In de hoofdzaak

3.4.

[eiser c.s.] vordert dat de voorzieningenrechter bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:

[gedaagde c.s.] beveelt de bouwactiviteiten die geleid hebben en verder zullen leiden tot inbreuk op artikel 5:50 BW met onmiddellijke ingang te staken;

[gedaagde c.s.] beveelt om de door hem binnen de grenslijn van twee meter van het perceel van [eiser c.s.] aangebrachte muuropeningen, resp. balkons, resp. loggia’s en dakramen te verwijderen en verwijderd te houden, binnen twee weken na betekening van het vonnis;

[gedaagde c.s.] beveelt om de regenwaterafvoer in de gevel, welke loost op het perceel van [eiser sub 1] , te verwijderen en verwijderd te houden binnen twee weken na het vonnis;

alles op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 1.000 per dag voor elke dag dat [gedaagde c.s.] in gebreke blijft geheel te voldoen aan dit vonnis met een maximum van € 150.000 en met veroordeling van [gedaagde c.s.] in de proceskosten, de nakosten en de wettelijke rente hierover.

3.5.

[gedaagde c.s.] voert verweer.

3.6.

Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

Overwegingen

4
De beoordeling
In het voegingsincident
4.1.

Eenieder die belang heeft bij een tussen andere partijen aanhangig geding, kan vorderen zich daarin te mogen voegen. [eiser in incident] stelt een dergelijk belang te hebben omdat hij vreest voor een inbreuk op zijn privacy indien en zodra de woonstudio’s zullen zijn bewoond. Vanwege de vele dakramen in het dak aan zijn zijde en de aard van de binnenruimte vreest hij hinder te zullen gaan ondervinden die hij jegens hem onrechtmatig acht. Zijn belang is er in gelegen dat de bouwactiviteiten worden gestaakt zodat bewoning voorlopig uitblijft. [gedaagde c.s.] heeft het belang van [A] bij toewijzing van de vorderingen van [eiser c.s.] bestreden omdat die geen betrekking hebben op de bouwactiviteiten van [gedaagde c.s.] aan de zijde van [A] .

4.2.

Voor het aannemen van een belang bij voeging is voldoende dat [eiser in incident] nadelige gevolgen kan ondervinden van een uitkomst van de onderhavige procedure. Onder nadelige gevolgen zijn onder meer te verstaan de feitelijke gevolgen die de toe- dan wel afwijzing van (een van) de vorderingen van [eiser c.s.] voor [eiser in incident] zal kunnen hebben. Omdat het voldoende aannemelijk is dat toe- dan wel afwijzing van de vorderingen van [eiser c.s.] feitelijk gevolgen kan hebben voor de bewoning van de woonstudio’s, welke bewoning de belangen van [eiser in incident] kan raken, heeft [eiser in incident] belang bij voeging aan de zijde van [eiser c.s.] De incidentele vordering tot voeging van [eiser in incident] zal worden toegewezen en de proceskosten van dit incident zullen worden gecompenseerd.

In de hoofdzaak

4.3.

De vorderingen van [eiser c.s.] strekken tot een drietal rechterlijke bevelen ten laste van [gedaagde c.s.] Die bevelen betreffen:- het met onmiddellijke ingang staken van de bouwactiviteiten van de woonstudio’s;

- het verwijderen en verwijderd houden van muuropeningen, balkons, loggia’s en dakramen die zich binnen de grenslijn van 2 meter van het perceel van [eiser c.s.] bevinden;

- het verwijderen en verwijderd houden van de regenwaterafvoeren in de gevel van de woonstudio’s die lozen op het perceel van [eiser c.s.]

Deze vorderingen zullen afzonderlijk beoordeeld worden.

De vordering tot het staken van de bouwactiviteiten

4.4.

[eiser c.s.] heeft aan deze vordering feitelijk ten grondslag gelegd dat de bouw van de woonstudio’s zal leiden tot wonen op de erfgrens met ramen en openingen in het dak en de zijgevel die rechtstreeks uitzicht geven op de tuin en inkijk bieden in de kantoorruimtes op de begane grond en de eerste etage van zijn pand en tot onrechtmatige geluidshinder en inbreuk op zijn privacy. De bouwactiviteiten betreffen meer specifiek de loggia’s, de dakramen ter hoogte van de entresol en de ramen in de kozijnen (openingen) in de zijgevel van de (vanaf de achterzijde van het kantoorpand van [eiser c.s.] bezien) eerste twee woonstudio’s die grenzen aan het perceel van [eiser c.s.]

4.5.

Ten aanzien van de loggia’s stelt [eiser c.s.] dat sprake is van een balkon of soortgelijk werk als bedoeld in artikel 5:50 lid 1 BW. Hij stelt dat na uitvoering van de bouw volgens de tekening die door de gemeente is goedgekeurd, er sprake zal zijn van een buitenruimte die grenst aan zijn perceel en zich dus binnen twee meter van de grenslijn van zijn erf bevindt. Die buitenruimte is volgens [eiser c.s.] een balkon of soortgelijk werk omdat met geringe moeite de buitenruimte feitelijk als balkon gebruikt kan worden. Daarvoor is immers slechts nodig dat de toekomstige huurders de ramen van de loggia open doen en over het muurtje (ter hoogte van 70 cm vanaf de vloer) met valbeveiliging (ter hoogte van 100 cm vanaf de vloer) stappen. Zo eenvoudig is het om op het dak van de loggia te geraken. Een dergelijke handeling zal (zeker voor) de huurders voor wie de woonstudio’s bestemd zijn, geen enkele moeite zijn. [eiser c.s.] wijst er op dat dit gebruik aanvankelijk ook precies de bedoeling van [gedaagde sub 2] was.

[gedaagde c.s.] heeft betwist dat van loggia’s langer sprake is omdat het bouwplan met goedkeuring van de gemeente aangepast is en ten gevolge van die aanpassing er slechts sprake is van sparingen in het dak ten behoeve van daglichtvoorziening. [gedaagde c.s.] beroept zich op een e-mailbericht van 22 juni 2021 van de bouwinspecteur [B] die schrijft dat de sparingen in het dakvlak niet voor personen toegankelijk zijn.

4.6.

Het staat vast dat de openingen in het dak zich binnen een grenslijn van 2 meter vanaf het erf van [eiser c.s.] bevinden. Dit betekent dat voor de vraag of het

[gedaagde c.s.] geoorloofd is deze openingen in de woonstudio’s aan te brengen, uitsluitend van belang is of sprake is van een balkon of soortgelijk werk in de zin van artikel 5:50 lid 1 BW. Voor de beantwoording van deze vraag is niet beslissend welke naam de bouwinspecteur van de gemeente Zwolle hanteert voor de openingen. In zoverre is het e-mailbericht van 22 juni 2021 van [B] niet relevant. Wel relevant is dat het de strekking van artikel 5:50 lid 1 BW is de visuele privacy te beschermen door middel van een zekere afstand waarmee wordt voorkomen dat de huurders van de woonstudio’s uitzicht hebben op het perceel van [eiser c.s.] Die strekking brengt met zich dat de openingen als balkon of soortgelijk werk beschouwd moeten worden indien die door de huurders als balkon gebruikt kunnen worden.

4.7.

Het is voldoende aannemelijk geworden dat daarvan sprake is omdat het voor de toekomstige huurders van de woonstudio’s vrij eenvoudig zal zijn zich op de vloer van de dakopening te begeven. Aldoende zal het gebruik van de dakopening in niets verschillen van het gebruik van een balkon. Ter zitting heeft [gedaagde c.s.] verklaard bereid te zijn extra spijlen aan te brengen in het raamkozijn zodat gewaarborgd is dat de huurders niet meer door het raam naar buiten kunnen. Deze bereidheid, die ook blijkt uit de nagekomen brief van [gedaagde c.s.] aan de griffie van de rechtbank, doet niet af aan het feit dat het bevel tot staking van de bouw betrekking heeft op de bouw volgens de huidige tekening. Omdat uitvoering van die tekening zal leiden tot een inbreuk op artikel 5:50 lid 1 BW is de vordering toewijsbaar. Mede gelet op het beroep dat [gedaagde c.s.] heeft gedaan op de opvatting van de bouwinspecteur, en het vertrouwen dat hij daaraan heeft mogen ontlenen, heeft [eiser c.s.] belang bij een bevel tot het staken van de bouw van de dakopeningen volgens de laatste tekeningen. In die zin zal het bevel worden toegewezen. Dat bevel laat uiteraard de mogelijkheid open dat [gedaagde c.s.] de uitvoering van de dakopeningen zodanig wijzigt dat voldoende gewaarborgd is dat de huurders de dakopening niet meer kunnen betreden waardoor van een balkon of soortgelijk werk geen sprake meer zal zijn. Of de later door [gedaagde c.s.] voorgestelde uitvoering (zie nr. 1.3 en 1.4) daarmee in overeenstemming is, kan de voorzieningenrechter niet meer beoordelen omdat die uitvoering geen onderwerp van het debat is geweest.

De vordering tot het verwijderd houden van dak- en muuropeningen en dakramen

4.8.

Het is niet voldoende vast komen te staan dat de ramen in de dakopeningen zich binnen de grenslijn van twee meter, gerekend vanaf de buitenste kant van die ramen tot aan de erfgrens bevinden. Dat is ook niet door [eiser c.s.] gesteld. Integendeel. [eiser c.s.] heeft gesteld dat het opgehoogde muurtje (waar het raamkozijn op rust) ‘exact 2 meter uit de erfgrens’ staat (zie spreekaantekeningen onder randnr. 13). Hij heeft wel gesteld dat vanuit die ramen er uitzicht is op zijn tuin en op de kamers op de begane grond en op de eerste etage van zijn (deels verhuurde) kantoor. Die stelling is, zo is tijdens de descente gebleken, feitelijk juist. Vanuit de tuin waren deels de dichtgetimmerde ramen te zien en vanuit de kantoorruimtes was er enig, zij het (zeer) beperkt, zijdelings uitzicht op die dichtgetimmerde ramen. Dat geconstateerde uitzicht levert geen strijdigheid met artikel 5:50 lid 1 BW op omdat niet voldoende vaststaat dat de ramen zich binnen de grenslijn van twee meter bevinden. Dit betekent dat de positionering van de ramen en de openingen in het dak gehandhaafd kunnen blijven. De vordering tot verwijdering daarvan zal dan ook worden afgewezen.

4.9.

Ten aanzien van de (Velux-) dakramen heeft [eiser c.s.] gesteld dat die zich binnen de grenslijn van 2 meter van de grenslijn bevinden. Dat is door [gedaagde c.s.] niet betwist. Hij heeft erkend dat die ramen zich ‘net heel ietsje minder’ dan 2 meter van de erfgrens bevinden. Tijdens de descente is het de voorzieningenrechter gebleken dat er op de eerste etage en op de entresol van de woonstudio’s vanuit deze dakramen geen enkel uitzicht mogelijk is op het perceel van [eiser c.s.] Deze dakramen leveren dus geen strijd op met artikel 5:50 lid 1 BW.

4.10.

Aan de vordering tot verwijdering van de dakramen heeft [eiser c.s.] tijdens de mondelinge behandeling ook ten grondslag gelegd dat te verwachten is dat als gevolg van de dakramen geluidshinder zal ontstaan. Zij stellen dat sprake zal zijn van onrechtmatige hinder en van ernstige aantasting van hun privacy. Dit is door [gedaagde c.s.] bestreden.

4.11.

Het voorkomen van geluidshinder is niet de strekking van artikel 5:50 lid 1 BW en dat belang valt mitsdien niet onder het beschermingsbereik van dat artikel. In artikel 5:37 BW is bepaald dat het een eigenaar (of gebruiker) van een erf niet is toegestaan om door (onder meer) rumoer op onrechtmatige wijze hinder aan de eigenaar van een ander erf toe te brengen. Het feit dat als gevolg van de dakramen door de toekomstige bewoners onrechtmatige hinder aan [eiser c.s.] zou kunnen worden toegebracht, maakt niet dat de plaatsing en positionering van de dakramen als onrechtmatig jegens [eiser c.s.] heeft te gelden.

4.12.

Dit betekent dat beide grondslagen voor de vordering tot verwijdering van de dakramen falen en mitsdien die vordering zal worden afgewezen.

4.13.

Van de openingen in de zijgevel van de woonstudio’s heeft [eiser c.s.] gesteld dat [gedaagde c.s.] daar ramen in wil plaatsen en dat die plaatsing in strijd is met artikel 5:50 lid 1 BW. [eiser c.s.] beroept zich op de bescherming van zijn privacy, op zijn plan om in de toekomst een parkeergarage op zijn perceel te bouwen en op het gegeven dat de openingen reeds 40 jaar afgesloten zijn. Tijdens de descente is door [gedaagde c.s.] gesteld dat de openingen voorzien zullen worden met vaste ramen voorzien van niet doorzichtig melkglas. Dat laatste is door [eiser c.s.] niet betwist.

4.14.

Indien de openingen in de zijgevel worden voorzien van vaste ramen die zijn voorzien van melkglas, dan zal van strijdigheid met artikel 5:50 lid 1 BW geen sprake zijn. Het staat [gedaagde c.s.] vrij dergelijke ramen aan te laten brengen. Dit zou mogelijk anders zijn indien de afdichting van de openingen beschouwd zou kunnen worden als een erfdienstbaarheid of een kwalitatieve verplichting ten behoeve van het perceel van [eiser c.s.] Het bestaan daarvan is evenwel niet aan de vordering ten grondslag gelegd, en ook als dat wel het geval zou zijn geweest dan zou daarover in kort geding geen uitspraak gedaan kunnen worden omdat de vaststelling van een erfdienstbaarheid of een kwalitatieve verplichting het karakter van een voorlopige voorziening overstijgt en noopt tot een diepgaand onderzoek naar de feiten waarvoor in kort geding geen plaats is. Dit betekent dat de openingen door [gedaagde c.s.] voorzien mogen worden van vaste ramen met ondoorzichtig melkglas.

De vordering tot het verwijderen en verwijderd houden van de regenwaterafvoeren

4.15.

De vordering van [eiser c.s.] betreft het verwijderen van de regenwaterafvoer ‘welke loost op het perceel van eisers’. Daarmee zijn bedoeld de twee afvoerpijpen die uit de zijgevel steken en dienen voor de regenwaterafvoer van de dakopeningen. [gedaagde c.s.] heeft tijdens de descente aangegeven dat die afvoerpijpen zullen worden aangesloten op een horizontale pijp waardoor het regenwater niet op het perceel van [eiser c.s.] zal afwateren. Met deze constructie gaat [eiser c.s.] niet akkoord omdat sprake is van een aanvullende constructie van buizen die niet in overeenstemming is met de door de gemeente verleende vergunning.

4.16.

Het is in voldoende mate komen vast te staan dat de afvoerpijpen die uit de zijgevel steken zullen worden aangesloten op een afvoerpijp waardoor het regenwater buiten het perceel van [eiser c.s.] zal worden geloosd. Het bezwaar van [eiser c.s.] dat voor deze afvoerwijze een afvoerbuis op de zijgevel moet worden aangebracht die niet in de verleende vergunning staat is onvoldoende zwaarwegend om de vordering tot verwijdering van de afvoerpijpen in de zijgevel toe te wijzen. De aanwezigheid van een afvoerbuis op de zijgevel is niet als een situatie te beschouwen die jegens [eiser c.s.] onrechtmatige hinder oplevert. Dit temeer niet omdat met die buis zal worden bereikt dat de afvoerpijpen geen regenwater (meer) lozen op het perceel van [eiser c.s.] Of de afvoerpijpen noodzakelijk zijn voor de afwatering van de dakopeningen - partijen verschillen daarover van mening - kan in het midden blijven omdat ook wanneer die noodzaak niet aan de orde zou zijn, het oordeel niet anders luiden zou. De vordering tot verwijdering van de afvoerpijpen zal worden afgewezen.

4.17.

Omdat beide partijen over en weer in het gelijk gesteld zijn, zullen de proceskosten worden gecompenseerd.

Beslissing

5
De beslissing

De voorzieningenrechter

In het incident

5.1.

laat [eiser in incident] toe zich te voegen in de hoofdzaak tussen [eiser c.s.] en

[gedaagde c.s.] aan de zijde van [eiser c.s.] ;

5.2.

compenseert de kosten van het incident;

In de hoofdzaak

5.3.

beveelt de bouwactviteiten aan de dakopeningen van de (vanaf de achterzijde van het kantoorpand van [eiser c.s.] bezien) eerste twee woonstudio’s die geleid hebben en verder zullen leiden tot een inbreuk op het bepaalde in artikel 5:50 BW met onmiddellijke ingang te staken;

5.4.

legt aan [gedaagde c.s.] een dwangsom op van € 1.000 per dag, met een maximum van € 150.000, voor iedere dag dat hij voornoemd bevel niet in acht neemt;

5.5.

wijst hetgeen [eiser c.s.] overigens gevorderd heeft af;

5.6.

verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad en

5.7.

compenseert de proceskosten.

Dit vonnis is gewezen door mr. H.M.M. Steenberghe en in het openbaar uitgesproken op 16 juli 2021. (Voetnoot 1)

Voetnoot

Voetnoot 1

type: HT (4578) en HST