Rechtbank Midden-Nederland, kort geding civiel recht overig

ECLI:NL:RBMNE:2024:6425

Op 26 November 2024 heeft de Rechtbank Midden-Nederland een kort geding procedure behandeld op het gebied van civiel recht overig, wat onderdeel is van het civiel recht. Het zaaknummer is C/16/582238 / KL ZA 24-276, bekend onder identificatienummer ECLI:NL:RBMNE:2024:6425. De plaats van zitting was Lelystad.

Soort procedure:
Zaaknummer(s):
C/16/582238 / KL ZA 24-276
Datum uitspraak:
26 November 2024
Datum publicatie:
25 November 2024
Advocaat:
mrs. B. Wallage en L.M.J Kooijmans te Utrecht;mr. B.J.P.G. Roozendaal te Breda

Indicatie

Kort geding. Een toezichthouder heeft in opdracht van gemeente Almere twee onderzoeken verricht naar de zorgverlening van een zorgaanbieder. De zorgaanbieder stelt dat de toezichthouder bij het uitvoeren van één van die onderzoeken onrechtmatig heeft gehandeld. De toezichthouder heeft in redelijkheid tot een conceptrapport van één van die onderzoeken kunnen komen. Het is niet aannemelijk geworden dat het conceptrapport onjuist informatie of feitelijke onjuistheden bevat. Vordering tot rectificatie van het conceptrapport afgewezen. De onderzoeken zijn niet disproportioneel en de toezichthouder hoeft niet te stoppen met de onderzoeken.

Uitspraak

RECHTBANK Midden-Nederland

Civiel recht

Zittingsplaats Lelystad

Zaaknummer: C/16/582238 / KL ZA 24-276

Vonnis in kort geding van 26 november 2024

in de zaak van

DBA B.V.,

gevestigd te Almere,

eisende partij,

hierna te noemen: DBA,

advocaat: mrs. B. Wallage en L.M.J. Kooijmans te Utrecht,

tegen

GEMEENTELIJKE GEZONDHEIDSDIENST FLEVOLAND,

zetelend te Lelystad,

gedaagde partij,

hierna te noemen: GGD,

advocaat: mr. B.J.P.G. Roozendaal te Breda.

1
De procedure
1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

- de dagvaarding van 4 november 2024 met producties 1 tot en met 14;

- de conclusie van antwoord met producties 1 tot en met 24b;- de akte overlegging productie 15 van DBA.

1.2.

De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 12 november 2024. Namens DBA zijn mevrouw [A] (bestuurder, hierna: [A] ) en mevrouw [B] (bestuurder) met mrs. Wallage en Kooijmans verschenen. Namens GGD zijn mevrouw [C] (senior toezichthouder), mevrouw [D] (senior toezichthouder), mevrouw [E] (manager Toezicht) en de heer [F] (directeur) met mr. Roozendaal verschenen. De spreekaantekeningen die de advocaten hebben voorgelezen zijn aan het dossier toegevoegd. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat tijdens de mondelinge behandeling met partijen besproken is.

1.3.

De voorzieningenrechter heeft op de mondelinge behandeling meegedeeld dat op 26 november 2024 vonnis zal worden gewezen.

2
De kern van de zaak
2.1.

DBA is een zorgaanbieder die onder meer zorg en ondersteuning biedt op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (hierna: Wmo). De gemeente Almere heeft aan GGD opdracht verstrekt om twee onderzoeken te verrichten naar de door DBA geleverde ondersteuning. DBA stelt dat GGD bij het uitvoeren van één van die onderzoeken onrechtmatig heeft gehandeld. DBA eist – kortgezegd – dat de voorzieningenrechter GGD verbiedt om het conceptrapport van één van de onderzoeken verder te gebruiken, dat GGD een rectificatie verstuurt en dat GGD wordt geboden om te stoppen met de twee onderzoeken of dat een andere GGD wordt belast met het uitvoeren van de twee onderzoeken. De voorzieningenrechter wijst de vorderingen van DBA af.

Overwegingen

3
De beoordeling

De achtergrond van het geschil

3.1.

Op grond van artikel 2.1.1 Wmo zijn gemeentes verantwoordelijk voor de uitvoering van de Wmo en het waarborgen van de kwaliteit van de geleverde voorzieningen. Het college van burgermeester en wethouders stelt toezichthouders aan om toezicht te houden op de naleving van de Wmo. Door gemeente Almere zijn ambtenaren van haar afdeling Werk en Inkomen en GGD als toezichthouders aangewezen. Het toezicht ziet op het toetsen van de verplichting van de Wmo dat de aangeboden zorg van goede kwaliteit is. Daaronder wordt onder meer veilige, doeltreffende, doelmatige en cliëntgerichte zorg verstaan (artikel 3.1 Wmo).

3.2.

Op 1 augustus 2023 hebben toezichthouders van de afdeling Werk en Inkomen van gemeente Almere een “signaal gestuurd kwaliteitsonderzoek” naar DBA afgerond. Op basis van hun bevindingen hebben deze toezichthouders geconcludeerd dat de geboden ondersteuning door DBA gedeeltelijk voldoet aan de wettelijke kwaliteitseisen uit de Wmo.

3.3.

Vanwege nieuwe signalen over de kwaliteit van de geleverde ondersteuning door DBA heeft gemeente Almere begin 2024 aan GGD opdracht gegeven om twee afzonderlijke onderzoeken te verrichten. Uit de opdrachtbevestiging van GGD blijkt dat het eerste onderzoek (met kenmerknummer [nummer] ) betrekking heeft op de kwaliteit van de door GGD geleverde ondersteuning in het algemeen. Het tweede onderzoek (met kenmerknummer [nummer] ) heeft betrekking op de kwaliteit van de ondersteuning die door DBA is geleverd aan één specifieke cliënte (hierna: de cliënte).

3.4.

Op 4 september 2024 heeft GGD een brief en het conceptrapport van het onderzoek met kenmerknummer [nummer] (hierna: het conceptrapport) aan GGD en de cliënte gestuurd. In die brief staat dat DBA en de cliënte in de gelegenheid worden gesteld om feitelijke onjuistheden uit het conceptrapport te benoemen en hun zienswijze op het conceptrapport in te dienen. In de brief staat verder dat feitelijke en aantoonbare onjuistheden door GGD zullen worden aangepast.

DBA heeft een spoedeisend belang bij haar vorderingen

3.5.

Het gaat om een in kort geding gevorderde voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter moet daarom eerst beoordelen of DBA ten tijde van dit vonnis bij die voorziening een spoedeisend belang heeft.

3.6.

De voorzieningenrechter gaat voorbij aan het verweer van GGD dat er geen spoedeisend belang van DBA bij haar vorderingen aanwezig is. Als voldoende aannemelijk is dat GGD onrechtmatig heeft gehandeld en het beginsel van hoor en wederhoor bij de totstandkoming van het conceptrapport geschonden is, kan van DBA niet worden gevergd dat zij het definitieve onderzoeksrapport en de uitkomst van een bodemprocedure afwacht. Daarmee is het spoedeisend belang van DBA bij haar vorderingen gegeven.

GGD heeft in redelijkheid tot het conceptrapport kunnen komen

3.7.

DBA legt aan verschillende vorderingen ten grondslag dat het conceptrapport onjuiste informatie en feitelijke onjuistheden bevat. Alvorens de voorzieningenrechter toekomt aan de beoordeling van afzonderlijke vorderingen van DBA, zal eerst worden beoordeeld of daar sprake van is.

3.8.

Bij de beoordeling van de stellingen van DBA over de onjuistheid van het conceptrapport wordt het volgende voorop gesteld. Aan de toezichthouder komt een zelfstandige verantwoordelijkheid toe in de beoordeling van de bevindingen op basis van haar professionele deskundigheid. Het bestreden conceptrapport van GGD leent zich slechts voor een zeer beperkte toetsing door de voorzieningenrechter. Voor een rechterlijk ingrijpen kan slechts plaats zijn indien geoordeeld wordt dat GGD in redelijkheid niet tot het bestreden conceptrapport heeft kunnen komen.

3.9.

GGD heeft op 4 september 2024 het conceptrapport aan DBA gestuurd en haar de gelegenheid gegeven om feitelijke onjuistheden te benoemen. DBA heeft van die gelegenheid gebruik gemaakt. GGD is bezig met het verwerken van de reactie van DBA in het definitieve rapport. DBA heeft niet gesteld welke onjuiste informatie en feitelijke onjuistheden het conceptrapport zou bevatten. Op uitdrukkelijk verzoek van de voorzieningenrechter om de onjuistheden uit het conceptrapport toe te lichten, heeft [A] op de mondelinge behandeling verklaard dat zij het onbegrijpelijk vindt dat DBA op het onderdeel over de klachtenprocedure een onvoldoende heeft gescoord. Volgens [A] heeft DBA een adequate klachtenprocedure, heeft DBA aan één van haar cliënten mediation voorgesteld en heeft DBA een cliënt doorgeleid naar een klachtencommissie. GGD heeft vervolgens verklaard dat het behandelen van klachten meer inhoudt dan het enkel doorverwijzen naar een klachtenprocedure en dat je met iemand die zijn ongenoegen heeft geuit vroegtijdig in gesprek moet gaan.

3.10.

De voorzieningenrechter constateert dat partijen het niet met elkaar eens zijn over de beoordeling en interpretatie van GGD van haar bevindingen. Aan GGD komt op basis van haar professionele deskundigheid en toezichthoudende taak een zelfstandige bevoegdheid tot interpretatie van haar bevindingen toe. In het rapport van 1 augustus 2023, dat is uitgevoerd door de toezichthouders van Gemeente Almere, heeft DBA ook onvoldoende gescoord op het onderdeel klachtbehandeling. Dat DBA niet begrijpt dat haar klachtenprocedure als onvoldoende is beoordeeld, betekent dan ook niet (zonder meer) dat het rapport op dit punt onjuist is.

3.11.

In het kader van deze kortgedingprocedure is het daarom voorshands niet aannemelijk dat GGD in het conceptrapport in redelijkheid niet tot een onvoldoende op het onderdeel klachtbehandeling heeft kunnen komen. Het had op de weg van DBA gelegen om in de dagvaarding minstens enkele concrete voorbeelden te geven van onjuistheden in het conceptrapport. Omdat andere onjuistheden door DBA niet zijn gesteld, brengt dat mee dat het in dit kort geding onvoldoende aannemelijk is geworden dat het conceptrapport van GGD onjuiste informatie of feitelijke onjuistheden bevat.

3.12.

De voorzieningenrechter merkt op dat zij op de mondelinge behandeling heeft gehoord dat het verstrekken van het conceptrapport aan de cliënte DBA onrechtmatig voorkomt. Het verstrekken van het conceptrapport aan de cliënte maakt echter niet dat het conceptrapport onjuistheden bevat of dat GGD in redelijkheid niet tot het conceptrapport heeft kunnen komen.

GGD hoeft geen rectificatie te versturen (vordering ii)

3.13.

DBA vordert dat de voorzieningenrechter GGD gebiedt om een rectificatie te versturen aan alle partijen waarmee het conceptrapport is gedeeld waarin – samengevat – staat dat het conceptrapport onjuiste informatie bevat, geen volledig en juist beeld geeft van de zorgverlening en dat het feitelijke onjuistheden bevat.

3.14.

In rechtsoverweging 3.11 is beslist dat het onvoldoende aannemelijk is geworden dat het conceptrapport van GGD onjuiste informatie bevat. In het conceptrapport staat - samengevat – geschreven dat de conclusies uit het conceptrapport voortkomen uit het onderzoek naar de kwaliteit van de ondersteuning van DBA aan één cliënt en dat de bevindingen niet representatief zijn voor de gehele ondersteuning die DBA aan andere cliënten biedt. In het conceptrapport staat dus al geschreven dat het rapport geen volledig en juist beeld geeft van de zorgverlening door DBA in het algemeen. Tot slot geldt dat het conceptrapport naar DBA is gestuurd om te reageren op feitelijke onjuistheden. Dat heeft DBA gedaan en GGD is de reactie van DBA aan het verwerken. De voorzieningenrechter ziet geen reden om GGD te gebieden een rectificatie van het conceptrapport te versturen. De vordering van DBA zal daarom worden afgewezen.

GGD mag het conceptrapport gebruiken (vordering i)

3.15.

DBA vordert dat de voorzieningenrechter GGD verbiedt om het conceptrapport verder te gebruiken, te verspreiden of als basis te nemen voor conclusies, maatregelen, sancties of andere acties jegens DBA tot het conceptrapport is gerectificeerd.

3.16.

De voorzieningenrechter heeft hiervoor geoordeeld dat het conceptrapport niet door GGD gerectificeerd hoeft te worden (zie rechtsoverweging 3.14). Ten overvloede merkt de voorzieningenrechter op dat GGD heeft verklaard dat zij het conceptrapport enkel heeft verstrekt aan DBA en de cliënte en geen enkel belang heeft om het conceptrapport verder te verspreiden. Voorts heeft GGD geen bevoegdheid om maatregelen, sancties of andere acties jegens DBA te nemen. Het nemen van maatregelen en sancties is voorbehouden aan gemeente Almere. Daarom zal de vordering van DBA dat het GGD verboden wordt om het conceptrapport te gebruiken, te verspreiden of als basis te nemen voor conclusies, maatregelen, sancties of andere acties jegens DBA tot het conceptrapport gerectificeerd is worden afgewezen.

De onderzoeken van GGD zijn niet disproportioneel (vordering iii)

3.17.

DBA vordert dat GGD wordt geboden om te stoppen met de onderzoeken [nummer] en [nummer] . Volgens DBA is het verrichten van een nieuw kwaliteitsonderzoek niet proportioneel, omdat er in 2023 al een volledig onderzoek is verricht.

3.18.

Gemeente Almere heeft op grond van de Wmo de bevoegdheid om onderzoek te verrichten naar de kwaliteit van de geleverde zorg door DBA. Gemeente Almere heeft GGD opdracht gegeven om twee onderzoeken te verrichten naar de zorgverlening door DBA. Het feit dat er in 2023 al een onderzoek door gemeente Almere is verricht naar de geleverde ondersteuning van DBA, maakt niet dat het uitvoeren van twee nieuwe onderzoeken niet proportioneel zou zijn. Juist vanwege de door DBA gestelde persoonlijke belangen van de vader van de cliënte lag het voor de hand dat gemeente Almere zeer zorgvuldig te werk zou gaan en onderzoek door een onafhankelijke instantie, de GGD, zou gelasten. DBA heeft niet betwist dat gemeente Almere na afronding van het onderzoek uit 2023 nieuwe signalen heeft ontvangen over de zorgverlening door DBA. Gemeente Almere is bevoegd om naar aanleiding van deze, al dan niet terechte, signalen opdracht te geven aan GGD om nieuwe onderzoeken uit te voeren.

GGD hoeft niet te stoppen met de onderzoeken (vordering iv)

3.19.

DBA vordert dat een andere GGD wordt belast met het uitvoeren van onderzoeken [nummer] en [nummer] zonder overdracht van kennis door GGD aan die andere GGD. DBA stelt dat zij mee wil werken aan een onderzoek dat zorgvuldig wordt uitgevoerd, maar van een zorgvuldig onderzoek door GGD is volgens haar geen sprake. Volgens DBA had het conceptrapport niet met de cliënte mogen worden gedeeld, weigert GGD onderliggende documenten met DBA te delen en maken de individuele uitlatingen en houding van de medewerkers van GGD dat het onderzoek niet door haar kan worden gecontinueerd.

3.20.

Op de mondelinge behandeling hebben medewerkers van GGD verklaard dat een conceptrapport altijd gedeeld wordt met een cliënt als het onderzoek betrekking heeft op de geleverde ondersteuning aan een specifieke cliënt. Het enkele feit dat GGD het conceptrapport heeft gedeeld met de cliënte om haar de gelegenheid te geven feitelijke onjuistheden te benoemen, maakt niet dat het onderzoek niet zorgvuldig is uitgevoerd. De omstandigheid dat de cliënte het conceptrapport mogelijk heeft gedeeld met derden en het conceptrapport is gebruikt in een andere gerechtelijke procedure, zoals door DBA gesteld, kan niet aan GGD worden tegengeworpen.

3.21.

GGD heeft erkend dat zij enkele documenten niet aan DBA heeft overhandigd. Volgens GGD heeft dat te maken met privacygevoelige informatie, zoals een brief van een andere zorgverlener aan de cliënte. Het is de voorzieningenrechter niet gebleken dat DBA niet goed kan reageren op het conceptrapport van GGD doordat deze enkele documenten niet aan DBA worden verstrekt. Weliswaar wordt dat door DBA gesteld, maar uit haar uitgebreide reactie op het conceptrapport blijkt het tegendeel.

3.22.

De stelling van DBA dat er door medewerkers van GGD uitlatingen zijn gedaan waaruit volgt dat geen sprake is van een objectieve en onafhankelijke houding is door GGD betwist. Nadere bewijslevering, bijvoorbeeld door middel van getuigenverklaringen, is hiervoor aangewezen, maar binnen de beperkte kaders van het kort geding is hiervoor geen plaats. Dat medewerkers van GGD dergelijke uitlatingen hebben gedaan is daarom niet vast komen te staan.

3.23.

De vordering van DBA om een andere GGD te belasten met het (opnieuw) uitvoeren van de onderzoeken zal worden afgewezen.

Proceskosten

3.24.

DBA is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van GGD worden begroot op:

- griffierecht

688,00

- salaris advocaat

1.107,00

- nakosten

178,00

(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)

Totaal

1.973,00

3.25.

De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

Beslissing

4
De beslissing

De voorzieningenrechter

4.1.

wijst de vorderingen van DBA af,

4.2.

veroordeelt DBA in de proceskosten van € 1.973,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als DBA niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,

4.3.

veroordeelt DBA tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,

4.4.

verklaart dit vonnis wat betreft de onder 4.2 en 4.3 genoemde beslissingen uitvoerbaar bij voorraad.

Dit vonnis is gewezen door mr. J.M. van Jaarsveld en in het openbaar uitgesproken op 26 november 2024.