Rechtbank Midden-Nederland, eerste aanleg - enkelvoudig verbintenissenrecht
ECLI:NL:RBMNE:2024:5073
Op 21 August 2024 heeft de Rechtbank Midden-Nederland een eerste aanleg - enkelvoudig procedure behandeld op het gebied van verbintenissenrecht, wat onderdeel is van het civiel recht. Het zaaknummer is 11122262 UC 24-3575, bekend onder identificatienummer ECLI:NL:RBMNE:2024:5073. De plaats van zitting was Utrecht.
Indicatie
Zorgverzekering. Vordering afgewezen omdat gedaagde ervan uit mocht gaan dat hij alles wat openstond had betaald.
Uitspraak
RECHTBANK
MIDDEN-NEDERLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zaaknummer: 11122262 \ UC EXPL 24-3575
Vonnis van 21 augustus 2024
de naamloze vennootschap
VGZ ZORGVERZEKERAAR N.V.,
gevestigd te Arnhem,
eisende partij,
hierna te noemen: VGZ,
gemachtigde: Inkassier Gerechtsdeurwaarders & Incasso,
[gedaagde]
,
wonend te [woonplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
procederend in persoon.
1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding, - het proces-verbaal van de rolzitting van 5 juni 2024, waar [gedaagde] op de dagvaarding heeft gereageerd,
- de akte van VGZ met producties 4 en 5,
- de mondelinge behandeling van 7 augustus 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.
2
Waar deze zaak over gaat
2.1.
[gedaagde] is van mei 2012 tot en met februari 2014 en van oktober 2019 tot en met augustus 2020 verzekerd geweest voor ziektekosten bij VGZ.
2.2.
VGZ vordert - samengevat - veroordeling van [gedaagde] tot betaling van € 1.466,30 aan niet betaalde premie en zorgkosten, vermeerderd met rente en kosten.
2.3.
[gedaagde] voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.
Overwegingen
3.1.
De vordering van VGZ zal worden afgewezen. De kantonrechter zal dat hierna toelichten.
3.2.
[gedaagde] heeft op de rolzitting gezegd dat hij naar aanleiding van een brief van december 2023 een bedrag van € 1.100,00 aan VGZ heeft betaald en dat hij ervan uitging dat het daarmee klaar was. VGZ heeft daar in haar akte niet op gereageerd en kon op de mondelinge behandeling ook niet verklaren waarom in december 2023 kennelijk geen melding is gemaakt van de nu nog openstaande vordering, die stamt uit de periode oktober 2019 tot en met augustus 2020. [gedaagde] mocht er daarom van uitgaan dat hij met de betaling van € 1.100,00 alles had betaald wat hij nog aan VGZ was verschuldigd. Dit geldt temeer omdat [gedaagde] - ook al op de rolzitting - onweersproken heeft gesteld dat hij inmiddels voor ziektekosten is verzekerd bij FBTO, terwijl overstappen naar een andere zorgverzekeraar niet mogelijk is als er nog onbetaalde premies zijn.
3.3.
De proceskosten zullen worden gecompenseerd, in die zin dat elke partij de eigen kosten draagt.
Beslissing
4.1.
wijst de vorderingen van VGZ af,
4.2.
compenseert de proceskosten tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.L. Rijnbout en in het openbaar uitgesproken op 21 augustus 2024.