Rechtbank Noord-Holland, voorlopige voorziening omgevingsrecht

ECLI:NL:RBNHO:2024:12145

Op 27 November 2024 heeft de Rechtbank Noord-Holland een voorlopige voorziening procedure behandeld op het gebied van omgevingsrecht, wat onderdeel is van het bestuursrecht. Het zaaknummer is 24/5160, 245162, 24/5338 en 25/5339, bekend onder identificatienummer ECLI:NL:RBNHO:2024:12145. De plaats van zitting was Haarlem.

Soort procedure:
Rechtsgebied:
Zaaknummer(s):
24/5160, 245162, 24/5338 en 25/5339
Datum uitspraak:
27 November 2024
Datum publicatie:
26 November 2024

Indicatie

Omgevingsvergunning verleend voor afwijken van het bestemmingsplan in de zin van artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, ten derde, van de Wabo voor de realisatie van een turnhal. Gevolgen voor de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en parkeren zijn niet zodanig dat geoordeeld moet worden dat verweerder de vergunning niet had mogen verlenen. De voorzieningenrechter verklaart de beroepen daarom, voor zover ontvankelijk, ongegrond en wijst de verzoeken om een voorlopige voorziening, voor zover ontvankelijk, af.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem

Bestuursrecht

zaaknummers, HAA 24/5160 en HAA 24/5162, HAA 24/5338, HAA 24/5339

uitspraak van de voorzieningenrechter van 27 november 2024 in de zaken tussen
1
1.a Honk- en Softbalvereniging Kinheim, uit Haarlem;

1.b Stichting voor interconfessioneel voortgezet onderwijs Gregor Mendel, uit Haarlem;

1.c Stichting Honkbalweek Haarlem, uit Haarlem

1.d Bewoners van de flat aan de [straat] ;

(gemachtigde: mr. F.E. ten Hove),

tezamen te noemen: eisers 1,

en

2
[naam 1] , uit Haarlem;

2. [naam 2] .

tezamen te noemen: [naam 1 en naam 2],

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Haarlem, verweerder

(gemachtigde: mr. M.F.A. Dankbaar).

Als derde-partijen nemen aan de zaak deel:

stichting Hercules uit Heemstede

de gemeente Haarlem uit Haarlem.

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op de beroepen van eisers 1 en [naam 1 en naam 2] tegen de op 8 juli 2024 verleende omgevingsvergunning (het bestreden besluit) voor een nieuwe turnhal op het perceel nabij het adres [adres] te Haarlem en de verzoeken van eiseres 1 en [naam 1 en naam 2] om tegen dat besluit een voorlopige voorziening te treffen.

De zaken met zaaknummer HAA 24/5160 en HAA 24/5162

1.1.

Het beroep dat eisers 1 hebben aangetekend heeft de rechtbank geregistreerd met zaaknummer HAA 24/5162. Het verzoek om een voorlopige voorziening heeft de rechtbank geregistreerd met zaaknummer HAA24/5160.

De zaken met zaaknummer HAA 24/5338 en HAA 24/5339

1.2

Het beroep dat [naam 1 en naam 2] hebben aangetekend heeft de rechtbank geregistreerd met zaaknummer HAA 24/5339. Het verzoek om een voorlopige voorziening heeft de rechtbank geregistreerd met zaaknummer HAA 24/5338.

Beide zaken

Verweerder heeft op 23 oktober 2024 een “herstelbesluit” genomen waarmee het bestreden besluit is aangevuld. De beroepen en verzoeken van eisers 1 en [naam 1 en naam 2] worden van rechtswege mede gericht geacht tegen deze aanvulling van het bestreden besluit. (Voetnoot 1)

1.3

De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 29 oktober 2024 op zitting behandeld. Voornoemde gemachtigde is verschenen namens eisers 1 en [naam 1 en naam 2] . Namens eisers 1 zijn voorts verschenen [naam 3] (van Honkbalvereniging Kinheim), [naam 4] (van Stichting Haarlemse Honkbalweek) en [naam 5] (bewoner flat [straat] ). Tevens is namens eisers 1 verschenen [naam 6] (Royal [naam 10] DHV, hierna [naam 10] ). [naam 1 en naam 2] zijn in persoon verschenen. Namens verweerder zijn verschenen [naam 7] en [naam 8] , bijgestaan door voornoemde gemachtigde. Namens Hercules is verschenen [naam 9] .

1.4

[naam 1 en naam 2] hebben na sluiting van het onderzoek nog stukken in geding gebracht. De voorzieningenrechter heeft daarin geen aanleiding gezien om het onderzoek te heropenen. De stukken worden daarom niet bij de oordeelsvorming betrokken.

Overwegingen

Beoordeling door de voorzieningenrechter

2. De voorzieningenrechter acht zich voldoende voorgelicht en beslist daarom niet alleen op de verzoeken, maar ook op de beroepen (Voetnoot 2).

2.1

De voorzieningenrechter verklaart het beroepen van eisers 1 en [naam 2] ongegrond en wijst de verzoeken tot het treffen van een voorlopige voorziening af.

2.2

Het beroep en het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening, voor zover ingesteld door [naam 1] , verklaart de voorzieningenrechter niet ontvankelijk.

2.3

Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

De bestaande en vergunde situatie

3.1

De vergunning ziet op de bouw van een multifunctionele turnhal met een grootte van 2450m2 Bruto vloeroppervlak (Bvo) op het adres [adres] ten behoeve van turnvereniging Hercules. De vergunning maakt mogelijk dat een turnhal wordt gebouwd direct voor de daar al aanwezige PNH-hal (een turnhal). Op de plankaart van het ter plaatse geldende bestemmingsplan “Overdelft” is ter plaatse van het bouwplan een bouwvlak opgenomen, maar het bouwplan voorziet in een bouwwerk groter dan dat bouwvlak. Binnen het bouwvlak zijn de gronden onder meer bestemd voor sport met bijbehorende voorzieningen. Buiten het bouwvlak zijn de gronden bestemd voor verkeer. Voor zover het bouwplan voorziet in het bouwen buiten het bouwvlak is het bouwplan in strijd met het bepaalde in artikel 16.1.1, onder a, van de planregels, waarin is voorgeschreven dat binnen het bouwvlak dient te worden gebouwd. Voor zover het bouwplan voorziet in het deels realiseren van een turnhal op gronden met het bestemming het realiseren van een turnhal op gronden met de bestemming “verkeer” is sprake van strijd met het bepaalde in artikel 10.1 van de planregels, dat de bouw van een turnhal op gronden met die bestemming niet toestaat.

3.2

In de directe nabijheid van de vergunde locatie bevindt zich de PNH-sporthalhal die ook door het CIOS voor lesdoeleinden wordt gebruikt, het [adres] honkbal stadion, het Mendelcollege (een middelbare school) en de flats aan de [straat] . Het honkbalstadion wordt gehuurd van de gemeente en gebruikt door honkbalvereniging Kinheim (Kinheim). Daarnaast wordt het honkbalstadion en de openbare ruimte daaromheen eens in de twee jaar gebruikt om de Haarlemse Honkbalweek te houden. Kinheim heeft haar kleedkamers, materiaalopslag en clubhuis in de PNH-hal. De Kinheim-entree is via de enige ingang aan het plein voor de PNH-hal. Via deze entree vindt ook de bevoorrading plaats. Op het terrein voor de PNH-hal en vanaf dat terrein is er vrij zich op de ingang. Aan de andere kant van de PNH-hal bevindt zich het Mendel-college, een school met 1800 leerlingen (middelbaar onderwijs), met een fietsenstalling nabij de PNH-hal. Docenten, leerlingen en bezoekers van school en Kinheim en de PNH-hal parkeren op het plein voor de PNH-hal en daar moeten ook bussen keren (het is doodlopend). De PNH-hal is ook gebruikt voor vaccinaties.

3.3

Verweerder heeft in de verleende vergunning -kort samengevat- overwogen dat de verkeersveiligheid en de sociale veiligheid ter plaatse niet optimaal zijn. Dit wordt echter niet veroorzaakt door de turnhal en in verband met de zorgen over de verkeers- en sociale veiligheid is door de gemeenteraad besloten om een krediet beschikbaar te stellen voor het uitvoeren van de na onderzoek aanbevolen maatregelen. Die maatregelen zijn deels al verwerkt in het ontwerp van het vergunde gebouw. Verder is om aan de zorgen van de indieners van zienswijzen tegemoet te komen een extra voorwaarde verbonden aan de omgevingsvergunning. De turnhal mag pas na uitvoering van een deel van de maatregelen uit het rapport van [namen] in gebruik genomen worden, zo staat vermeld in de verleende vergunning.

Voor wat betreft het parkeren ter plaatse heeft verweerder overwogen dat het bouwplan door de adviseur parkeervoorzieningen is getoetst en akkoord bevonden, omdat er kort gezegd voldoende parkeerplaatsen zijn om aan de parkeervraag van het gehele omliggende gebied te voldoen. Verder heeft verweerder overwogen dat met de aanvraag meerdere (maatschappelijke) belangen zijn gemoeid en dat door de bouw van een multifunctionele turnhal het capaciteitsprobleem van één van de grootste sportverenigingen van Haarlem wordt opgelost. Hierdoor blijft de turnsport breed toegankelijk voor alle Haarlemmers. Verder draagt de bouw van de hal bij aan de ambitie om het sportareaal kwantitatief en kwalitatief te verbeteren. Daarbij heeft verweerder benadrukt dat er naast turnen ook ruimte in de hal is voor bewegingsonderwijs en andere zaalsporten en dat sporten bijdraagt aan een goede gezondheid, sociale cohesie en participatie in de samenleving in het algemeen en in Haarlem in het bijzonder. Aan deze belangen heeft verweerder een doorslaggevend gewicht toegekend.

3.4

De gemeenteraad heeft voor het plan een verklaring van geen bedenkingen (Voetnoot 3) afgegeven op 27 juli 2024

3.5

Op 23 oktober 2024 heeft verweerder een herstelbesluit genomen waarmee aan de voorschriften is toegevoegd de bepaling dat de turnhal pas gebruikt mag worden na uitvoering van de volgende maatregelen:

Maatregelen voor het veilig openstellen van de parkeergarage onder de PNH-hal:

- plaatsen speedgate;

- plaatsen voetgangerspoort;

- aanleg verlichting bewegingssensor bij de parkeergarage;

Maatregelen ter verbetering van de sociale veiligheid tussen stadion en turnhal;

- plaatsen nieuw hekwerk en toegangspoort Kinheim en PNH-hal;

- plaatsen voetgangerspoort in nieuwe hek;

- plaatsen van doorzichtig hekwerk met poort om nisje af te sluiten;

- nieuwe toegang sportvelden;

- aanbrengen verlichting tussen stadion Kinheim en de turnhal;

Maatregelen ter verbetering sociale- en verkeersveiligheid openbare ruimte rondom PNH- en turnhal;

- aanleg gelijkmatige verlichting op het plein;

- verwijdering bankje (en vlonder);

- extra verlichting op bewegingssensor bij hoek turnhal.

Ontvankelijkheid van eisers 1 en [naam 1 en naam 2]

4.1

Alleen een belanghebbende kan beroep instellen tegen een besluit. (Voetnoot 4) Onder belanghebbende wordt verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken. (Voetnoot 5)

4.2

De voorzieningenrechter is ambtshalve gehouden om te beoordelen of degene die is opgekomen tegen een besluit belanghebbende is bij dat besluit in de zin van de Awb.

4.3

Eisers 1 zijn gebruikers of bewoners van de gronden die grenzen aan de gronden waarop het bouwplan ziet, of bewoners of gebruikers van de gronden in de directe nabijheid daarvan. De voorzieningenrechter gaat er daarom vanuit dat zij belanghebbende zijn bij de verleende vergunning voor de turnhal.

4.4

[naam 1 en naam 2] wonen niet in de directe nabijheid van de gronden waarop het bouwplan ziet, maar op ruime afstand daarvan (meer dan 500 meter) en vast staat dat ze daar straks vanuit hun woning vanwege de tussenliggende bebouwing ook geen zicht op zullen hebben.

4.5

Op grond van vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) geldt als uitgangspunt dat degene die rechtstreeks feitelijke gevolgen ondervindt van een activiteit die een besluit toestaat, in beginsel belanghebbende is bij dat besluit. Het criterium "gevolgen van enige betekenis" dat is vermeld in de uitspraak van de Afdeling van 16 maart 2016, ECLI:NL:RVS:2016:737, dient als correctie op dit uitgangspunt. Gevolgen van enige betekenis ontbreken als de gevolgen wel zijn vast te stellen, maar de gevolgen van de activiteit voor de woon-, leef- of bedrijfssituatie van betrokkene dermate gering zijn dat een persoonlijk belang bij het besluit ontbreekt. Als gevolgen van enige betekenis ontbreken dan is geen sprake van belanghebbendheid.

4.6

Niet gebleken of aannemelijk is geworden dat [naam 1 en naam 2] gevolgen van enige betekenis zullen ondervinden van de vergunde turnhal. Van belanghebbendheid is daarom geen sprake.

4.7

Aan degene die bij een besluit geen belanghebbende is in de zin van artikel 1:2, eerste lid, van de Awb, maar die tegen het ontwerpbesluit op basis van de hem in het nationale omgevingsrecht gegeven mogelijkheid wel een zienswijze heeft ingediend, dient in beroep echter niet (meer) te worden tegengeworpen dat hij geen belanghebbende is. Dit volgt uit vaste rechtspraak van de Afdeling naar aanleiding van het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof) van 14 januari 2021, Stichting Varkens in Nood, ECLI:EU:C:2021:7 (Voetnoot 6).

4.8

De voorzieningenrechter stelt vast dat door [naam 2] op 21 november 2023 een zienswijze is ingediend. [naam 2] is gelet op het voorgaande daarom ontvankelijk in zijn beroep en zijn verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening. Niet gebleken is dat [naam 1] ook een zienswijze heeft ingediend. Het beroep en het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening is daarom, voor zover ingediend door [naam 1] , niet-ontvankelijk. Eisers1 en [naam 2] worden hierna ook eisers genoemd.

Wettelijk toetsingskader

5. Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Invoeringswet Omgevingswet in werking getreden. Op grond van het overgangsrecht dat geldt bij invoering van de Omgevingswet, is in deze zaken het oude recht nog van toepassing omdat de vergunning waartegen wordt opgekomen is aangevraagd voor 1 januari 2024.

6. Op grond van artikel 2.1, onder a en c van de Wabo is voor het bouwen van de turnhal en het daarvoor afwijken van het ter plaatse geldende bestemmingsplan een omgevingsvergunning nodig als bedoeld in de artikelen 2.10 en 2.12 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). De door verweerder verleende omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a ten derde, van de Wabo mag verweerder alleen verlenen als dit niet in strijd in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Het besluit tot afwijking van het bestemmingsplan dient een belangenafweging en een goede ruimtelijke onderbouwing te bevatten.

7. De relevante wet- en regelgeving is opgenomen in de bijlage bij deze uitspraak, die daarvan deel uitmaakt.

De beroepsgronden van eisers

8. Is voldoende geluisterd naar de belanghebbenden ?

8.1

Volgens eisers is onvoldoende naar hun geluisterd. Hun alternatieve voorstel is niet serieus genomen. Er is daarom niet voldaan aan het bepaalde in artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), waarin is bepaald dat het bestuursorgaan voldoende kennis vergaart omtrent de af te wegen belangen.

8.2

Op pagina 5 van de nota van zienswijzen aanvraag turnhal [adres] (de nota van zienswijzen), die tot het bestreden besluit behoort, heeft verweerder op deze stelling gereageerd. Volgens verweerder is vanaf de start van het plan meermaals met belanghebbenden gesproken, zowel op individuele basis als in groepsverband. Ook zijn diverse rapportages gedeeld, waaronder de conceptontwerpen en een variantenstudie. Daarnaast is naar aanleiding van de door de belanghebbende geuite zorgen aan [namen] de opdracht verstrekt om onderzoek te doen naar sociale veiligheid en verkeersveiligheid. Ook is de uitkomst van dat onderzoek bij de besluitvorming betrokken. Iedereen is bij het besluitvormingsproces betrokken en iedereen is serieus genomen. De participatie heeft ook geleid tot aanpassingen, aldus verweerder in het verweerschrift. Daarnaast is geld vrijgemaakt om de door belanghebbenden en [namen] gesignaleerde problemen op te lossen.

8.3

De voorzieningenrechter ziet in hetgeen eisers op dit punt naar voren hebben gebracht geen grond om te oordelen dat verweerder besloten heeft in strijd met het bepaalde in artikel 3:2 van de Awb. Dat verweerder niet heeft gekozen voor een plan dat op de volledige goedkeuring van alle belanghebbenden kan rekenen maakt op niet dat sprake is van strijd met artikel 3:2 van de Awb. Uit de overgelegde stukken blijkt dat verweerder in overleg is gegaan met alle belanghebbenden. Ook blijkt dat verweerder kennis heeft genomen van de zorgen van deze belanghebbenden, en naar aanleiding van die zorgen ook onderzoek heeft laten doen door [namen] . Verweerder heeft de uitkomst van dat onderzoek bij zijn besluitvorming betrokken en de aanbevelingen van [namen] ter harte genomen, door uiteindelijk een groot deel van die aanbevelingen op te nemen in de aan de verleende vergunning verbonden voorschriften.

9. Zijn alle relevante stukken ter inzage gelegd of als gedingstukken overgelegd?

9.1

Volgens eisers ontbreken allerlei stukken, zoals een mobiliteitsplan, de onderbouwing van het stappenplan parkeren, het plan om de parkeergarage gebruiksklaar te maken, de onderbouwing van de maatregelen sociale veiligheid en het rapport waaruit blijkt dat de fietstunnel naar Bloemendaal mogelijk blijft. Ook ontbreekt het rapport politiekeurmerk, en de rapporten gemaakt naar aanleiding van uitgevoerd ecologisch- en bodemonderzoek.

9.2

Alle voor het plan van belang zijnde stukken hebben volgens verweerder ter inzage gelegen, zo staat vermeld op pagina 5 en 6 van de nota van zienswijzen. De ruimtelijke onderbouwing is volledig, de adviezen van interne en externe adviseurs zijn allemaal positief en daar waar nodig zijn of worden nog voorwaarden aan de vergunning verbonden. Voorts heeft verweerder in het verweerschrift gesteld dat er geen mobiliteitsplan is en dat het door de aanvrager ingediende stappenplan parkeren en de opgestelde parkeerbalans samen voldoende is om het aspect parkeren te kunnen beoordelen. Daarbij heeft verweerder gesteld de parkeergarage in zijn huidige staat al bruikbaar is, zodat daarvoor geen plan is gemaakt, dat er geen politiekeurmerk is voor turnhallen en dat er geen rapport over de fietstunnel is (vereist). De rapporten ecologie en bodem hebben ter inzage gelegen.

9.3

De voorzieningenrechter ziet in hetgeen eisers naar voren hebben gebracht geen grond om aan de volledigheid van de terinzagelegging van de aan de bestreden beslissing(en) ten grondslag gelegde stukken te twijfelen. Niet gebleken is dat terinzagelegging van voor de beoordeling van de besluitvorming relevante stukken achterwege is gebleven. Het beroep op dit punt treft daarom geen doel.

10. Is er vanwege een onveilige sociale situatie en een onveilige verkeerssituatie sprake van strijd met een goede ruimtelijke ordening ?

10.1

Eisers brengen naar voren dat volgens zowel [namen] als [naam 10] de verkeersveiligheid ter plaatse door de vergunde ontwikkeling zal verslechteren, onder meer omdat de komst van de turnhal zal leiden tot een toename van het fietsverkeer, en een smalle(re) doorgang naar fietsenstalling van de school. Daarnaast vervallen de Kiss & Ride plekken. Bovendien zullen er meer auto’s komen, terwijl de ruimte daarvoor zal afnemen. Ook zullen auto’s en fietsers elkaar moeten kruisen bij parkeergarage. De conclusie dat de verkeersveiligheid niet verslechtert komt uit de lucht vallen en is niet juist, zo blijkt volgens eisers uit een door eisers 1 overgelegde notitie van [naam 10] van 7 augustus 2024. De conclusie is in ieder geval niet gebaseerd op het advies van [namen] . Ook [namen] vindt een herinrichting van de [adres] essentieel voor de veiligheid. De situatie is ook niet sociaal veilig. Volgens [namen] moeten daarom maatregelen genomen worden. Die zouden als voorwaarden in vergunning worden opgenomen, maar dat is niet gebeurd.

10.2

Volgens verweerder komt de verkeersveiligheid door verlening van de vergunning voor de turnhal niet in het geding. De verkeersdeskundige heeft daarom positief geadviseerd. Er zijn wel verschillende verkeersstromen maar die kruizen elkaar niet, zo blijkt ook uit het advies van [namen] . Alleen in piekmomenten is de verkeersafwikkeling bij de school lastig, maar dat is bij elke school het geval en er zijn in de afgelopen jaren bijna geen ongelukken gebeurd. Verweerder heeft in de verkeersveiligheid daarom geen reden gezien om de omgevingsvergunning voor de turnhalte weigeren. Verweerder heeft daarbij nog van belang geacht dat er een verkeersveiliger herinrichting van de [adres] zal plaatsvinden. Dit vindt pas na realisatie van de turnhal plaats, anders is een en ander al stuk gereden voor het af is. Inmiddels is het definitieve ontwerp voor de [adres] al klaarDit sluit aan op de veranderde omstandigheden ten gevolge van de vergunde turnhal.

Voor wat betreft de sociale veiligheid stelt verweerder dat hieraan ook voldoende aandacht is besteed. De aanbevelingen van [namen] zijn ter harte genomen en met het herstelbesluit bijna allemaal aan de vergunningsvoorwaarden toegevoegd.

10.3.1

De voorzieningenrechter stelt voorop dat bij ieder verzoek om af te wijken van het bestemmingsplan, dient te worden onderzocht hoe het individuele belang van de aanvrager zich verhoudt tot het door de gemeente te bewaken algemene belang. Hierbij spelen aspecten als openbare orde, veiligheid (waaronder brandveiligheid, sociale veiligheid, verkeersveiligheid), landschapsschoon en natuur een rol. Sociale veiligheid en verkeersveiligheid kunnen dus een ruimtelijk relevant belang opleveren dat betrokken dient te worden bij de vraag of sprake is van een goede ruimtelijke ordening (Voetnoot 7).

10.3.2

De voorzieningenrechter ziet in de verkeersveiligheid in dit geval geen reden om te oordelen dat verweerder in redelijkheid niet tot verlening van de omgevingsvergunning voor de turnhal heeft kunnen besluiten. Redengevend hiervoor is het volgende.

10.3.3

Eiser stellen terecht dat de verkeerssituatie ter plaatse volgens [namen] en [naam 10] te wensen overlaat. Dit wordt ook door verweerder erkend, maar verweerder heeft onder verwijzing naar het positieve advies van zijn verkeersdeskundige afdoende gemotiveerd waarom hij de gevolgen van realisatie van de turnhal voor de verkeerssituatie niet onaanvaardbaar acht. Niet is betwist dat de meeste fietsende scholieren op andere tijden onderdeel zullen uitmaken van het verkeer ter plaatse dan de bezoekers van de turnhal. Gelet op het vorenstaande ziet de voorzieningenrechter in het gestelde gevaar voor de verkeersveiligheid geen grond om te oordelen dat vergunningverlening voor de turnhal in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Daarbij acht de voorzieningenrechter van belang dat er na realisatie van de turnhal een verkeersveiliger herinrichting van de [adres] zal plaatsvinden.

10.4.1

De voorzieningenrechter ziet ook in de sociale veiligheid in dit geval geen reden om te oordelen dat verweerder in redelijkheid niet tot verlening van de omgevingsvergunning voor de turnhal heeft kunnen besluiten. Redengevend hiervoor is het volgende.

10.4.2

De sociale veiligheid was volgens [namen] en [naam 10] in de bestaande situatie onvoldoende. Verweerder heeft hierin echter aanleiding gezien om de door [namen] gegeven voorwaarden voor verbetering van de sociale veiligheid in de vergunning op te nemen. Dat de sociale veiligheid ter plaatse ondanks opname van genoemde voorwaarden in de vergunning zal verslechteren, acht de rechtbank niet aannemelijk. De voorzieningenrechter ziet daarom in het gestelde gevaar voor de sociale veiligheid geen grond om te oordelen dat vergunningverlening voor de turnhal in strijd is met een goede ruimtelijke ordening.

10.4.3

Verweerder heeft genoemde voorwaarden overigens pas na het instellen van beroep door eisers aan de verleende omgevingsvergunning voor de turnhal toegevoegd. Ten tijde van het instellen van beroep was het bestreden besluit dus onvoldoende gemotiveerd. Omdat verweerder dit gebrek in beroep heeft hersteld, en eisers hierdoor niet zijn benadeeld, zal de rechtbank dit gebrek passeren (Voetnoot 8).

11. Had verweerder de omgevingsvergunning moeten weigeren vanwege een gebrek aan parkeerplaatsen ?

11.1

Volgens eisers is niet voorzien in voldoende parkeerruimte, is er afgeweken van de normen in het parkeerbeleid en is niet getoetst aan de normen uit 2023. Er zal een tekort ontstaan aan parkeerruimte. Dit tekort ontstaat niet alleen door een toename aan parkeerbehoefte, maar ook doordat de gronden waarop de turnhal worden gerealiseerd nu feitelijk ook als parkeerruimte in gebruik zijn. De bouw van de turnhal leidt dus niet alleen tot een extra behoefte aan parkeerplaatsen, maar ook tot het verdwijnen van parkeerplaatsen. Verweerder veronderstelt dat het tekort aan parkeerplaatsen dat ontstaat door de bouw van de hal kan worden opgevangen door het overschot aan parkeerplekken op het andere deel van het sportpark, maar die parkeerplaatsen liggen veel te ver weg. Daarnaast veronderstelt verweerder dat het aantal beschikbare parkeerplaatsen kan worden aangevuld door openstelling van de al aanwezige maar niet in gebruik zijnde parkeergarage, maar dat staat nog lang niet vast. Volgens [naam 10] is een en ander problematisch, alleen al door een forse toename van zoekverkeer.

11.2

Volgens verweerder is het oude parkeerbeleid van toepassing, en niet het beleid en de daarin opgenomen normen uit 2023. Verweerder erkent dat is afgeweken van het bestemmingsplan. Er is niet voorzien in voldoende parkeerruimte op eigen terrein.

Verweerder heeft gebruik gemaakt van zijn bevoegdheid om af te wijken en heeft dit gemotiveerd door te stellen dat grotendeels in de parkeerbehoefte die de turnhal met zich meebrengt kan worden voorzien door openstelling van de nu niet in gebruik zijnde parkeergarage. Daarnaast is er op iets verdere afstand, maar binnen een afstand van 500 meter, voldoende parkeergelegenheid beschikbaar.

11.3

Artikel 19 en verder van de planregels van het ter plaatse geldende bestemmingsplan Overdelft luiden als volgt:

Artikel 19.1.1 Aanbrengen ruimte voor parkeren, laden en lossen

Bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor bouwen en/of het gebruiken van gronden of bouwwerken geldt dat in voldoende mate ruimte moet zijn aangebracht en in stand worden gehouden op eigen terrein voor parkeer- of stallingsgelegenheid en laad- en losmogelijkheden overeenkomstig de 'Beleidsregels parkeernormen 2015'.

Artikel 19.1.2 Beleidsregels

Het bevoegd gezag past de in sublid 19.1.1 genoemde regels toe met inachtneming van de 'Beleidsregels parkeernormen 2015' met inbegrip van eventuele wijzigingen van deze beleidsregels zoals die gelden ten tijde van de ontvangst van de aanvraag om een omgevingsvergunning.

Artikel 19.1.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in elk geval gerekend het gebruiken of laten gebruiken van gronden of bouwwerken waarbij niet in voldoende mate ruimte is aangebracht en in stand wordt gehouden op eigen terrein voor het genoemde in sublid 19.1.1 overeenkomstig de beleidsregels als bedoeld in sublid 19.1.2.

Artikel 19.1.4 Afwijken

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in sublid 19.1.1 overeenkomstig de afwijkingsmogelijkheden die vastliggen in de beleidsregels als bedoeld in sublid 19.1.2.

11.4.1

De voorzieningenrechter stelt vast dat uit de Parkeerbalans [adres] en [adres] sportpark, van [namen] en de daarin opgenomen tabel 6.1 volgt dat de vergunde turnhal een parkeerbehoefte met zich meebrengt van 49 plekken (uitgaande van een norm van 2 plekken per 100m2 Bruto vloeroppervlak) voor gebruikers, en 15 plekken voor bezoekers, uitgaande van een parkeerbehoefte van 0,1 per bezoekersplaats. De parkeerbehoefte die de turnhal met zich meebrengt bestaat dus uit 49 + 15 = 64 plekken.

De voorzieningenrechter stelt voorts vast dat uit de parkeerbalans blijkt dat de openstelling van de parkeergarage 51 parkeerplekken oplevert (Voetnoot 9). Er resteert dan nog een tekort van 13 plekken. Uit genoemde parkeerbalans volgt dat in de directe nabijheid van de vergunde turnhal, rekening houdend met de parkeerbehoefte ter plaatse, nog meer parkeerplekken voorhanden zijn. Daarmee rekening houdend resteert er slechts een tekort van 4 parkeerplaatsen. Daarbij volgt uit de parkeerbalans dat er binnen acceptabele loopafstand (binnen 500 meter van de turnhal) voldoende beschikbare parkeerplekken aanwezig zijn om in deze extra parkeerbehoefte te voorzien.

11.4.2

Eisers hebben de juistheid van de berekening van de parkeerbehoefte en de juistheid van de berekening van het aantal beschikbare parkeerplaatsen binnen een straal van 500 meter op zichzelf niet betwist, maar zich op het standpunt gesteld dat niet het juiste beleid is toegepast en dat daardoor niet de juiste normen zijn toegepast. Zo is het aantal beschikbare parkeerplaatsen binnen een straal van 500 meter als uitgangspunt genomen, terwijl dat volgens het nieuwe Beleid niet had gemogen.

11.4.3

De door eisers en door [naam 10] ingenomen stelling dat uitgegaan had moeten worden van de parkeernormen die gelden vanaf 2023 (Voetnoot 10) volgt de voorzieningenrechter niet, omdat uit artikel 19.1.2 van de planregels ondubbelzinnig volgt dat toepassing moet worden gegeven aan de beleidsregels die gelden op het moment van ontvangst van de aanvraag, te weten 2 augustus 2022. Toen golden de Beleidsregels parkeernormen Haarlem uit 2015 nog. Het gestelde in de notities van [naam 10] van 20 juni 2022 en 24 oktober 2024 treft daarom, voor zover daarin verwezen is naar de nieuwe Beleidsregels, geen doel.

11.4.4

Eisers stelling dat de bij de parkeerbalans parkeerplaatsen zijn meegenomen die op te grote afstand liggen van de vergunde turnhal volgt de voorzieningenrechter evenmin. Zoals namens verweerder terecht is gesteld is in de al genoemde Beleidsregels parkeernormen Haarlem onder het kopje “2.4 stappenplan” opgenomen:

Bij stappen die doorlopen moeten worden om eventueel geheel of gedeeltelijk vrijstelling te krijgen is er sprake van een logische trits die in de aangegeven volgorde doorlopen moet worden tot er aan de parkeernormen voldaan wordt. De stappen zijn: bezien mogelijkheden tot verkleining van het volume of van vervoermanagement (voor werken en sommige voorzieningen), als dat niet lukt: realiseer de benodigde parkeerplaatsen binnen het bouwplan cq op eigen terrein, als dat niet lukt in de buurt (binnen een straal van 500 m) door plekken te kopen of te huren (aantonen door contract, koop of huur voor 10 jaar), of als dat niet lukt, realiseer de plaatsen in de aangrenzende openbare ruimte.

Daarbij is ook in de Nota Parkeernormen van 5 oktober 2022 onder het kopje “2.3 Overgangsregeling” opgenomen dat lopende ontwikkelingen na vaststelling van deze Nota parkeernormen dienen te worden getoetst aan de Beleidsregels parkeernormen 2015 (2e wijziging, vastgesteld op 31 januari 2019). De voorzieningenrechter kan verweerder daarom volgen in de stelling dat beschikbare parkeerruimte binnen een straal van 500 meter van de turnhal mag worden meegenomen bij beantwoording van de vraag of sprake is van voldoende parkeerruimte in de directe omgeving van de turnhal.

11.4.5

Eisers stelling dat geen rekening is gehouden met het verlies aan (informele) parkeerplaatsen doordat op de grond waar gebouwd gaat worden nu wordt geparkeerd, leidt ook niet tot de conclusie dat in de door [namen] opgestelde parkeerbalans is uitgegaan van onjuiste gegevens. Dat kon worden geparkeerd op gronden die niet als parkeerplaats zijn meegenomen bij het opstellen van de parkeerbalans heeft immers geen invloed op de juistheid van de parkeerbalans voor de situatie na realisatie van de turnhal.

11.4.6

De voorzieningenrechter ziet in hetgeen eisers hebben aangevoerd ook geen reden om te twijfelen aan de openstelling van de parkeergarage en het daarmee beschikbaar komen van de daarin aanwezige parkeerplaatsen.

11.5

Gelet op hetgeen hiervoor onder 11.1 tot en met 11.4.6 is overwogen, is de voorzieningenrechter van oordeel dat verweerder vanwege de aanwezigheid van voldoende parkeerruimte in de omgeving van de turnhal in redelijkheid heeft mogen besluiten om af te wijken van de in het bestemmingsplan opgenomen eis dat bij het bouwplan moet zijn voorzien in voldoende parkeerruimte op eigen terrein. Eisers beroep op dit punt slaagt dus niet.

12. Heeft verweerder de belangen van de Stichting Honkbalweek Haarlem (de Stichting) onvoldoende meegewogen ?

12.1

Eisers hebben gesteld dat de organisatie van de Honkbalweek, die om het jaar plaatsvindt, in gevaar komt door de komst van de turnhal. De gronden waarop de turnhal wordt gebouwd werden altijd gebruikt door de organisatie en zijn daarvoor cruciaal. Als dat straks niet meer kan is het nog maar de vraag of de Honkbalweek nog kan doorgaan. Daarbij komt ook dat de Stichting vreest dat straks niet meer aan de voor de organisatie van de Honkbalweek gestelde veiligheidseisen kan worden voldaan.

12.2

Verweerder geeft aan dat bouwen ter plaatse is toegestaan, dat de Stichting daar dus rekening mee moest houden en dat ze de belangen bij de komst van een turnhal zwaarder laten wegen dan de belangen van de Stichting bij een ongewijzigde situatie ter plaatse. Verweerder heeft daarbij aangegeven de problemen die door de komst van de turnhal zullen ontstaan, samen met de Stichting te willen oplossen.

12.3

Dat verweerder de belangen bij de turnhal zwaarder heeft laten wegen dan de belangen van de Stichting bij het ongewijzigd blijven van de situatie ter plaatse komt de voorzieningenrechter niet onredelijk voor. De voorzieningenrechter acht in dit verband van belang dat niet aannemelijk is geworden dat de Stichting door de komst van de turnhal onevenredig zwaar geraakt zal worden. De enkele stelling dat de Honkbalweek wellicht niet meer door kan gaan is daarvoor onvoldoende, zeker omdat verweerder heeft toegezegd om te zoeken naar oplossingen voor problemen die zich eventueel bij de organisatie van een nieuwe Honkbalweek voordoen.

Conclusie en gevolgen
13.1

De beroepen zijn voor zover ontvankelijk, ongegrond en de verzoeken worden voor zover ontvankelijk, afgewezen. De verleende omgevingsvergunning voor de turnhal blijft in stand. De turnhal mag dus gebouwd worden.

13.2

Omdat het bestreden besluit ondanks een geconstateerd gebrek in stand blijft (Voetnoot 11) ziet de voorzieningenrechter aanleiding om verweerder te veroordelen in de proceskosten van eisers 1. Verweerder moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt € 2.625,- omdat de gemachtigde van eisers 1 een beroepschrift en een verzoekschrift heeft ingediend en aan de zitting heeft deelgenomen. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.

13.3

Van voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten aan de zijde van [naam 2] is de rechtbank niet gebleken

13.4

De voorzieningenrechter ziet in het voorgaande tevens aan aanleiding om te bepalen dat verweerder eisers het door hun betaalde griffierecht vergoedt.

Beslissing

Beslissing

De voorzieningenrechter

verklaart de beroepen van eisers 1 ongegrond;

wijst het verzoek om voorlopige voorziening af van eisers 1 af;

veroordeelt verweerder tot betaling van de proceskosten van € 2.625,- aan eisers 1;

bepaalt dat verweerder het door eisers 1 betaalde griffierecht van €730,- (2x€ 365) vergoedt;

verklaart het beroep van [naam 2] ongegrond;

wijst het verzoek om een voorlopige voorziening, voor zover gedaan door [naam 2] , af;

bepaalt dat verweerder het door eisers 2 betaalde griffierecht van € 730,- (2x € 365,-vergoedt;

verklaart het beroep en het verzoek om een voorlopige voorziening, voor zover ingediend door [naam 1] , niet-ontvankelijk.

Deze uitspraak is gedaan door mr. E.J. van Keken, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. E. Degen, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 27 november 2024.

griffier

voorzieningenrechter

Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak op het beroep kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Tegen de uitspraak op de verzoeken om een voorlopige voorziening staat geen hoger beroep open.

Bijlage: Wettelijk kader

Awb

Artikel 1:2

1Onder belanghebbende wordt verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.

Artikel 3:2

Bij de voorbereiding van een besluit vergaart het bestuursorgaan de nodige kennis omtrent de relevante feiten en de af te wegen belangen.

Artikel 6:19

1Het bezwaar of beroep heeft van rechtswege mede betrekking op een besluit tot intrekking, wijziging of vervanging van het bestreden besluit, tenzij partijen daarbij onvoldoende belang hebben.

Artikel 8:1

Een belanghebbende kan tegen een besluit beroep instellen bij de bestuursrechter.

Artikel 8:86

1Indien het verzoek wordt gedaan indien beroep bij de bestuursrechter is ingesteld en de voorzieningenrechter van oordeel is dat na de zitting, bedoeld in artikel 8:83, eerste lid, nader onderzoek redelijkerwijs niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak, kan hij onmiddellijk uitspraak doen in de hoofdzaak.

Wabo

Artikel 2.1

1Het is verboden zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit:

a.het bouwen van een bouwwerk,

b.het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, in gevallen waarin dat bij een bestemmingsplan, beheersverordening, exploitatieplan of voorbereidingsbesluit is bepaald,

c.het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan, een beheersverordening, een exploitatieplan, de regels gesteld krachtens artikel 4.1, derde lid, of 4.3, derde lid, van de Wet ruimtelijke ordening of een voorbereidingsbesluit voor zover toepassing is gegeven aan artikel 3.7, vierde lid, tweede volzin, van die wet,(..)

Artikel 2.12

1Voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, kan de omgevingsvergunning slechts worden verleend indien de activiteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening en:

a.indien de activiteit in strijd is met het bestemmingsplan of de beheersverordening:

1°.met toepassing van de in het bestemmingsplan of de beheersverordening opgenomen regels inzake afwijking,

2°.in de bij algemene maatregel van bestuur aangewezen gevallen, of

3°.in overige gevallen, indien de motivering van het besluit een goede ruimtelijke onderbouwing bevat;

Artikel 2.27

1In bij wet of algemene maatregel van bestuur aangewezen categorieën gevallen wordt een omgevingsvergunning niet verleend dan nadat een daarbij aangewezen bestuursorgaan heeft verklaard dat het daartegen geen bedenkingen heeft. Bij een maatregel als bedoeld in de eerste volzin worden slechts categorieën gevallen aangewezen waarin voor het verrichten van de betrokken activiteit een afzonderlijke toestemming van het aangewezen bestuursorgaan wenselijk is gezien de bijzondere deskundigheid die dat orgaan ten aanzien van die activiteit bezit of de verantwoordelijkheid die dat orgaan draagt voor het beleid dat betrekking heeft op de betrokken categorie activiteiten. Bij die maatregel kan worden bepaald dat het aangewezen bestuursorgaan categorieën gevallen kan aanwijzen waarin de verklaring niet is vereist.

Bestemmingsplan Overdelft

10.1

Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

straten en wegen;

voet- en fietspaden;

(ondergrondse) parkeervoorzieningen;

bruggen;

kiosken;

garageboxen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'garagebox';

bij de bestemming behorende groenvoorzieningen, waterlopen en waterpartijen, speel- en sportvoorzieningen, kunstwerken, kunstobjecten, waterberging, bergbezinkbassins,(ondergrondse) inzamelplaatsen voor afval- en recyclecontainers; geluidswerende voorzieningen, reclameuitingen, warmte-koudeopslag, warmte-koudetransport.

6.1

Bouwregels

16.1.1

Gebouwen

gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;

ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m)' is ten hoogste de aangegeven goothoogte toegestaan;

ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' is ten hoogste de aangegeven bouwhoogte toegestaan;

ter plaatse van de aanduiding 'maatvoeringsvlak' geldt als maximale bouwhoogte de binnen dit vlak opgenomen aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)';

ter plaatse van de aanduiding 'maatvoeringsvlak' geldt als maximale bebouwingspercentage en maximale bouwhoogte de binnen dit vlak opgenomen 'maximum bebouwingspercentage (%)' en 'maximum bouwhoogte (m)'. Indien twee maatvoeringsvlakken betrekking hebben op hetzelfde bouwvlak, kan een keuze worden gemaakt uit een maatvoeringsvlak, waarbij tenminste 10% van het bebouwingsvlak onbebouwd dient te blijven.

de verticale diepte van een ondergronds bouwwerk mag niet meer dan 7 m bedragen.

Voetnoot

Voetnoot 1

Op grond van het bepaalde in artikel 6:19 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)

Voetnoot 2

Artikel 8:86, eerste lid, van de Awb maakt dit mogelijk.

Voetnoot 3

Als bedoeld in artikel 2:27 van de Wabo

Voetnoot 4

Zie artikel 8:1 van de Awb

Voetnoot 5

Zie artikel 1:2 van de Awb.

Voetnoot 6

Zie onder meer de uitspraak van de Afdeling van 4 mei 2021, ECLI:NL:RVS:2021:953.

Voetnoot 7

Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 2 december 2015, ECLI:NL:RVS:2015:3695.

Voetnoot 8

Artikel 6:22 van de Awb maakt dit mogelijk.

Voetnoot 9

Zie de tabel in genoemde Parkeerbalans van [namen] onder kopje 7 “Aantal beschikbare parkeerplaatsen”

Voetnoot 10

Nota Parkeernormen van 5 oktober 2022

Voetnoot 11

Met toepassing van het bepaalde in artikel 6:22 van de Awb.