2.1.
Q-Park is exploitant en beheerder van de parkeeraccommodatie Amsterdam-de Bijenkorf (hierna: de parkeergarage). [gedaagde] heeft op 25 februari 2024 met de auto gebruik gemaakt van deze parkeergarage.
2.2.
Op het informatiebord bij de ingang van de parkeergarage worden voorafgaand aan het naar binnen rijden de geldende tarieven vermeld en wordt verwezen naar de algemene voorwaarden van Q-Park. Q-Park heeft de door haar gebruikte algemene voorwaarden recent gewijzigd, namelijk op 22 februari 2024 (versie 2.2024). In die gewijzigde versie, is onder andere het volgende opgenomen:
“5. Gebruikersvoorschriften
(..)
Gebruik parkeerbewijs
5.5
Het met een Motorvoertuig verlaten van de Parkeerfaciliteit zonder gebruikmaking van een geldig, door Q-Park geaccepteerd Parkeerbewijs is onder geen beding toegestaan. Indien Q-Park een gebruik van de Parkeerfaciliteit in strijd met het bepaalde in dit artikel constateert, is de Klant het door Q-Park voor de betreffende Parkeerfaciliteit vastgestelde tarief “verloren kaart” zoals vermeld bij de inrit van de Parkeerfaciliteit verschuldigd, vermeerderd met een bedrag aan aanvullende schadevergoeding ad €373,81 (incl. BTW prijspeil 2024). Q-Park heeft het recht daarnaast en daarenboven overige daadwerkelijk geleden (gevolg)schade te vorderen. Het hiervoor genoemde tarief “verloren kaart” laat onverlet het recht van Q-Park om het werkelijke Parkeergeld in rekening te brengen mocht dat hoger zijn dan het tarief “verloren kaart”.
5.6
In geval van verlies of het ontbreken van het Parkeerbewijs, is de Parkeerder het door Q-Park voor de betreffende Parkeerfaciliteit vastgestelde tarief “verloren kaart” zoals vermeld bij de inrit van de Parkeerfaciliteit verschuldigd. De Parkeerder dient dit bedrag vóór het verlaten van de Parkeerfaciliteit te voldoen. Het hiervoor genoemde tarief “verloren kaart” laat onverlet het recht van Q-Park om de Parkeerder het werkelijke Parkeergeld in rekening te brengen mocht dat hoger zijn dan het tarief “verloren kaart”. Indien de Klant achteraf door middel van de klachtenprocedure aan kan tonen wat de daadwerkelijke parkeertijd was, zal restitutie op basis daarvan plaats vinden. De bewijslast met betrekking tot de daadwerkelijke parkeertijd berust bij de Klant.
5.7
Het zonder voorafgaande betaling van het verschuldigde Parkeergeld met het Motorvoertuig verlaten van de Parkeerfaciliteit, bijvoorbeeld door middel van het zogenoemde “treintje rijden” waarbij de Klant direct achter zijn voorganger onder de slagboom doorrijdt, is onder geen beding toegestaan. Indien Q-Park een gebruik van de Parkeerfaciliteit in strijd met het bepaalde in dit artikel constateert, is de Klant het door Q-Park voor de betreffende Parkeerfaciliteit vastgestelde tarief “verloren kaart” zoals vermeld bij de inrit van de Parkeerfaciliteit verschuldigd, vermeerderd met een bedrag aan aanvullende schadevergoeding ad €373,81 (incl. BTW prijspeil 2024). Q-Park heeft het recht daarnaast en daarenboven overige daadwerkelijk geleden (gevolg)schade te vorderen. Het hiervoor genoemde tarief “verloren kaart” laat onverlet het recht van Q-Park om het werkelijke Parkeergeld in rekening te brengen mocht dat hoger zijn dan het tarief “verloren kaart”.
5.8
Het is Q-Park niet toegestaan om bij een beroep op de artikelen 5.5, 5.6 en/of 5.7 voor dezelfde gedraging en/of tegelijkertijd een beroep te doen op artikel 7.5, 8.1 en/of 8.3. Noch is het Q-Park toegestaan verschillende mogelijkheden tot het vorderen van schadevergoeding voor één en dezelfde gedraging te stapelen en/of dubbel te vorderen op grond van enig artikel in deze Voorwaarden.
7.5
De Klant is aansprakelijk voor alle schade die door hem is veroorzaakt aan de Parkeerfaciliteit of de daarbij behorende apparatuur en installaties.
8.1
Indien de Klant tekortschiet in de nakoming van enige verplichting die ingevolge de wet, de plaatselijke verordeningen en gebruiken en/of de met hem gesloten overeenkomst inclusief de daarop van toepassing zijnde Voorwaarden op hem rusten, pleegt de Klant wanprestatie, zonder dat daartoe enige verdere ingebrekestelling is vereist. Q-Park is alsdan gerechtigd de overeenkomst middels schriftelijk bericht te beëindigen en de Klant de toegang tot de Parkeerfaciliteit te weigeren. De Klant is gehouden om aan Q-Park alle schade te vergoeden, door Q-Park te lijden als gevolg van de in het voorgaande bedoelde fout, nalatigheid en/of enig ander in gebreke blijven, onverminderd de gehoudenheid van beide partijen tot nakoming van die verplichtingen die tot aan de beëindiging van de overeenkomst voor ieder van hen zouden zijn ontstaan of zullen ontstaan.
8.2
Indien Q-Park genoodzaakt is een sommatie, ingebrekestelling of ander exploot aan de Klant te doen uitbrengen of in geval van noodzakelijke procedures tegen de Klant, is de Klant verplicht alle daarvoor gemaakte kosten, waaronder de kosten van rechtskundige bijstand, zowel in als buiten rechte, aan Q-Park te vergoeden. Voor zover incassomaatregelen noodzakelijk zijn, worden de buitengerechtelijke kosten tussen Q-Park en zakelijke klanten bij voorbaat vastgesteld op 15% van de onbetaalde hoofdsom, met een minimum van €250. In afwijking van vorenstaande geldt tussen Q-Park en de consument (een natuurlijk persoon die niet handelt in de uitoefening van een beroep of bedrijf) de wettelijke regeling van art. 6:96 BW en het Besluit Vergoeding voor Buitengerechtelijke Incassokosten.
8.3
Q-Park is gerechtigd het Motorvoertuig van de Klant onder zich te houden en/of daartoe geëigende maatregelen te treffen, zoals het aanbrengen van een wielklem, zolang de Klant niet al hetgeen hij verschuldigd is aan Q-Park, heeft voldaan, tenzij zulks in deze Voorwaarden en/of wettelijk is uitgesloten.”
2.3.
Op 25 februari 2024 om 18.50 uur is [gedaagde] de parkeergarage uitgereden nadat hij een slagboom in de parkeergarage had vernield.
3.1.
Q-Park vordert dat de kantonrechter [gedaagde] veroordeelt tot betaling van € 2.733,84 (bestaande uit € 150,00 aan tarief verloren kaart, € 373,81 aan schadevergoeding, € 1.853,44 aan slagboomschade en € 356,59 aan buitengerechtelijke incassokosten), vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten.
3.2.
Q-Park legt aan de vordering primair ten grondslag – kort weergegeven – dat een overeenkomst tot stand is gekomen tussen partijen, doordat [gedaagde] met zijn auto de parkeergarage is binnengereden. Op de overeenkomst zijn de algemene voorwaarden van toepassing. [gedaagde] heeft de parkeergarage verlaten door het beschadigen van de slagboom, althans zonder gebruikmaking van een geldig parkeerbewijs of -middel. Op grond van de algemene voorwaarden is [gedaagde] het tarief voor een verloren kaart van € 150,-, een aanvullende schadevergoeding van € 373,81, en een schadevergoeding voor slagboomschade van € 1.853,44 verschuldigd. Subsidiair stelt Q-Park dat [gedaagde] door deze handelwijze jegens haar onrechtmatig heeft gehandeld, op grond waarvan zij schadevergoeding vordert.
3.3.
[gedaagde] voert verweer. [gedaagde] voert aan – samengevat – dat hij na betaling om 18.02 uur (van € 29,20) voor het parkeren, ruim drie kwartier met zijn vijfjarige dochter in de file in de parkeergarage heeft moeten wachten om hieruit te kunnen rijden. Eenmaal bij de slagboom moest [gedaagde] een bedrag van € 5,40 bijbetalen omdat de uitrijtijd inmiddels was verstreken. De slagboom gaf geen reactie bij het aanbieden van zijn betaalpas. [gedaagde] heeft vervolgens meerdere malen de klantenservice geprobeerd te bereiken via de intercom maar er werd niet gereageerd. Ook was er niemand bij de portiersloge. Doordat hij samen met zijn dochter geruime tijd heeft moeten wachten in een garage waar de luchtkwaliteit dusdanig slecht was dat zij daar last van kregen, heeft [gedaagde] uiteindelijk de slagboom geforceerd opengemaakt en is hij weggereden. [gedaagde] verwijt Q-Park dat zij niet beter heeft geanticipeerd op de filevorming, dan was het niet zo ver gekomen,
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, ingegaan.
Overwegingen
4.1.
De overeenkomst waarop Q-Park zich beroept, is gesloten met een consument. In dat geval moet de kantonrechter ambtshalve onderzoeken of Q-Park de informatieplichten ten tijde van het sluiten van de overeenkomst heeft nageleefd en of de bedingen in de gesloten overeenkomst oneerlijk zijn in de zin van Richtlijn 93/13/EEG (Richtlijn oneerlijke bedingen).
4.2.
De overeenkomst is tot stand is gekomen binnen de verkoopruimte. Q-Park heeft voldoende onderbouwd gesteld dat zij heeft voldaan aan de informatieplichten die zij heeft op grond van artikel 6:230l van het Burgerlijk Wetboek (BW).
4.3.
De kantonrechter moet ook ambtshalve (uit eigen beweging) beoordelen of de bedingen in de overeenkomst en de algemene voorwaarden oneerlijk zijn. Bij die beoordeling gaat het erom of zo’n beding, in strijd met de goede trouw, het evenwicht tussen de uit de overeenkomst voortvloeiende rechten en verplichtingen van partijen ten nadele van de consument aanzienlijk verstoort (artikel 3 lid 1 van de Richtlijn oneerlijke bedingen). Hierbij moeten alle omstandigheden rond de sluiting van de overeenkomst worden meegewogen en alle andere bedingen van de overeenkomst, rekening houdend met de aard van de goederen of de diensten waarop de overeenkomst betrekking heeft, in aanmerking worden genomen. Voor het toetsingsmoment moet worden uitgegaan van de datum waarop de overeenkomst is gesloten. Irrelevant voor deze toets is daarom de feitelijke toepassing en uitvoering van de bedingen, of een achteraf gegeven uitleg. Verder moet rekening worden gehouden met de toepasselijke regels van het nationale recht wanneer partijen geen afspraken zouden hebben gemaakt in de overeenkomst en in de algemene voorwaarden.
4.4.
In het arrest van het Hof van Justitie van 13 juli 2023 (Voetnoot 1) is (opnieuw) duidelijk gemaakt dat voor de beoordeling van het oneerlijke karakter van een beding van een overeenkomst onder meer rekening moet worden gehouden met alle andere bedingen van die overeenkomst.
4.5.
In de artikelen 5.5, 5.6, 5.7, 5.8, 7.5, 8.1, 8.2 en 8.3 van de in deze zaak toepasselijke algemene voorwaarden (versie 2.2024) (Voetnoot 2) zijn bepalingen opgenomen over door de Klant (verder ook: de consument) te vergoeden schade.
4.6.
In artikel 5.5 en 5.7. gaat het over bedragen en schade die moeten worden vergoed als een consument de parkeerfaciliteit verlaat zonder gebruikmaking van een geldig parkeerbewijs en artikel 5.6 ziet op bedragen die een consument moet vergoeden bij verlies of ontbreken van een parkeerbewijs. Artikel 7.5 ziet op aansprakelijkheid van de consument in het algemeen en artikel 8.1, 8.2 en 8.3 hebben betrekking op het niet nakomen van de overeenkomst of de algemene voorwaarden door de consument en de gevolgen daarvan.
4.7.
Q-Park stelt in de dagvaarding dat zij schade lijdt wanneer parkeerders zonder gebruikmaking van een geldig parkeerbewijs- of middel de parkeergarage verlaten, onder andere vanwege omzetderving, gemaakte kosten, uitgevoerde werkzaamheden, gedane en toekomstige investeringen en het inschakelen van derden. Regelmatig, zoals ook in dit geval, is volgens Q-Park ook schade toegebracht aan de slagboom.
4.8.
De kantonrechter is van oordeel dat de artikelen 5.5, 5.6, 5.7, 7.5 en 8.1 alle zien op (vergoeding van) schade die ontstaat door het niet nakomen van de overeenkomst. Deze artikelen zijn zodanig ruim geformuleerd dat Q-Park in het geval van uitrijden zonder geldig parkeerbewijs- of middel op alle vijf bedingen een beroep zou kunnen doen. Q-Park doet dit ook: in de dagvaarding stelt zij dat [gedaagde] gehandeld heeft in strijd met artikel 5.5 en/of 5.7 en dat de consument op grond van de artikelen 5.5, 5.6, 5.7 en 5.8 de schadevergoeding en het tarief verloren kaart is verschuldigd. Daarnaast is de consument naar de kantonrechter het standpunt van Q-Park ter zitting begrijpt op grond van artikel 7.5 aansprakelijk voor de slagboomschade.
4.9.
Daar komt bij dat de artikelen elk afzonderlijk dubbele vergoedingen bevatten. De artikelen 5.5, 5.6 en 5.7 bepalen namelijk dat het tarief verloren kaart onverlet laat het recht van Q-Park om het werkelijke parkeergeld in rekening te brengen mocht dat hoger zijn dan het tarief verloren kaart. Deze formulering laat de mogelijkheid open dat Q-Park het daadwerkelijke parkeertarief vordert naast het tarief verloren kaart.
4.10.
De artikelen 5.5 en 5.7 bepalen verder dat een consument een vast bedrag aan aanvullende schadevergoeding verschuldigd is en dat Q-Park daarnaast en daarenboven het recht heeft overige daadwerkelijk geleden schade te vorderen. In artikelen 7.5 en 8.1 staat vervolgens dat een consument aansprakelijk is voor alle schade die Q-Park lijdt aan apparatuur of installaties, of ten gevolge van niet-nakoming.
4.11.
Op grond van de bedingen in de artikelen 5.5, 5.6, 5.7, 7.5 en 8.1 kan Q-Park dan ook het tarief verloren kaart, het werkelijke parkeergeld, de aanvullende schadevergoeding én alle daadwerkelijk geleden (gevolg)schade vorderen. Het cumulatieve effect van de bedingen elk afzonderlijk en in combinatie met elkaar is daarmee dat Q-Park de consument met een schadevergoeding zou kunnen confronteren die de daadwerkelijk geleden schade (ver) overstijgt.
4.12.
Gelet op de toets die onder 4.3. is aangehaald, bezien in het licht van voornoemd arrest van 13 juli 2023 – waarin uitdrukkelijk is bepaald dat rekening moet worden gehouden met alle andere bedingen en dat het van belang is om te verifiëren of de handelaar (in dit geval Q-Park) dubbel beloond dreigt te worden –, is de kantonrechter van oordeel dat de artikelen 5.5, 5.6 en 5.7 op zichzelf staand, en in combinatie met de artikelen 5.8, 7.5, 8.1 en 8.3 oneerlijk zijn. Deze bedingen worden vernietigd.
4.13.
Op zich is het voorbehouden van de mogelijkheid tot het vorderen van het tarief verloren kaart en een gefixeerde schadevergoeding niet oneerlijk, zoals ook eerder geoordeeld is in de rechtspraak. De mogelijkheid om naast deze bedragen nog andere schadevergoeding bij de klant in rekening te brengen maakt deze bedingen ieder afzonderlijk én in onderlinge samenhang wel oneerlijk.
4.14.
Het nieuw toegevoegde artikel 5.8 neemt de oneerlijkheid niet weg, omdat hierdoor niet wordt uitgesloten dat Q-Park nog steeds tegelijkertijd een beroep kan doen op de artikelen 5.5, 5.6 en 5.7. Los daarvan zijn deze bedingen, als gezegd, op zichzelf staand oneerlijk nu daarin de mogelijkheid zit van een dubbele vergoeding. Bovendien worden de algemene voorwaarden op deze manier onleesbaar en voor de gemiddelde consument onbegrijpelijk door eerst diverse bedingen op te nemen en deze daarna voor bepaalde gevallen uit te sluiten. Voor de consument moet duidelijk en begrijpelijk zijn verwoord welke bedingen in welk geval van toepassing zijn.
In dit kader is (de gemachtigde van) Q-Park ter zitting verzocht toe te lichten wat de zinsnede “dezelfde gedraging en/of tegelijkertijd” in artikel 5.8, toegepast op deze casus volgens haar betekent voor de toepassing van artikel 5.5, 5.7 en 7.5. Daarbij is namens Q-Park verklaard dat het in dit geval niet om treintje rijden ging, maar om het uitrijden zonder geldig betaalbewijs en dat er sprake was van “dezelfde gedraging” als bedoeld in artikel 5.8. Gevraagd naar hoe dit zich verhoudt tot artikel 7.5. is namens Q-Park vervolgens verklaard dat er toch sprake was van twee gedragingen, namelijk het toebrengen van schade aan de parkeerfaciliteit en het onrechtmatig uitrijden.
Naar het oordeel van de kantonrechter is het kennelijk zelfs voor Q-Park niet aanstonds duidelijk wat met de hiervoor genoemde zinsnede wordt bedoeld, laat staan voor de gemiddelde consument.
4.15.
Hoewel Q-Park het artikel over de buitengerechtelijke kosten (artikel 8.2) heeft aangepast in de huidige versie 2.2024, is ook deze nieuwe bepaling niet eerlijk. Op grond van dit artikel kan Q-Park immers bij het uitbrengen van een sommatie (of ingebrekestelling of exploot) alle in dat verband gemaakte kosten bij de consument in rekening brengen. Weliswaar staat in de laatste volzin dat ‘in afwijking van vorenstaande’ voor de consument de wettelijke regeling van artikel 6:96 BW en het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten geldt zoals de gemachtigde ter zitting heeft vermeld, maar zoals het beding nu is geredigeerd lijkt dat te slaan op de situaties waarin incassomaatregelen door de gerechtsdeurwaarder worden genomen en blijft hiermee de mogelijkheid open voor Q-Park om eigen kosten in rekening te brengen bij de consument. In ieder geval maakt de redactie van het beding (de verwijzing naar ‘vorenstaande’) onvoldoende duidelijk dat van alle kosten die Q-Park mogelijk maakt, aan een consument alleen de wettelijke buitengerechtelijke incassokosten in rekening kunnen worden gebracht. Daarnaast geldt dat het beding Q-Park de vrijheid geeft om in het geval van een gerechtelijke procedure alle kosten (“de kosten van rechtsbijstand in rechte”) bij de consument neer te leggen. Ook daarmee wordt het evenwicht tussen de rechten en verplichtingen ten nadele van de consument aanzienlijk verstoord, nu de consument in een minder gunstige positie wordt geplaatst dan hij zou hebben ingevolge het geldende nationale recht, waarbij onder meer is bepaald dat alleen de forfaitaire kosten van de gemachtigde toegewezen worden. Ook dit beding, dat is af te splitsen van het deel dat over de buitengerechtelijke kosten gaat, wordt daarom oneerlijk bevonden en vernietigd.
4.16.
De kantonrechter zal de vordering gebaseerd op de algemene voorwaarden daarom afwijzen.
4.17.
Q-Park stelt subsidiair dat [gedaagde] onrechtmatig jegens haar heeft gehandeld. Door het beschadigen van de slagboom c.q. langs de slagboom te rijden, althans het zonder gebruikmaking van een geldig parkeerbewijs of- middel verlaten van een parkeeraccommodatie, is in strijd gehandeld met hetgeen volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt. Hierdoor lijdt Q-Park schade, die aan [gedaagde] kan worden toegerekend, aldus Q-Park.
4.18.
De kantonrechter zal ook de subsidiair op grond van onrechtmatig handelen gevorderde schade afwijzen. Op grond van het Dexia arrest (Voetnoot 3) moet de kantonrechter als Q-Park zich op de wet beroept, ambtshalve onderzoeken of de bedingen in haar algemene voorwaarden waarop zij zich had kunnen beroepen niet oneerlijk zijn in de zin van de Richtlijn oneerlijke bedingen. Aangezien deze bedingen hiervoor als oneerlijk zijn aangemerkt, kan Q-Park ingevolge dit arrest geen aanspraak meer maken op de wettelijke regeling - onrechtmatige daad in dit geval - die zonder deze bedingen van toepassing zou zijn geweest. Het met succes subsidiair kunnen vorderen van de wettelijke schadevergoeding leidt namelijk tot hetzelfde resultaat als vervanging van het beding. Het terugvallen van de gebruiker op de wet in een subsidiaire vordering doet daarmee afbreuk aan de afschrikwekkende werking van de vernietiging van het oneerlijke beding.
4.19.
De conclusie is dat zowel de schade van € 150,-, voor het tarief verloren kaart, als de forfaitaire schadevergoeding van € 373,81, als de slagboomschade van € 1.853,44 zullen worden afgewezen. Hiermee wordt recht gedaan aan het doel en opzet van de Richtlijn oneerlijke bedingen, te weten een eind te maken aan het gebruik van oneerlijke bedingen in overeenkomsten tussen gebruikers daarvan en consumenten.
4.20.
Q-Park is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten betalen. De proceskosten van [gedaagde] worden begroot op nihil omdat [gedaagde] zich niet laat bijstaan door een professioneel gemachtigde.