3.6.
Uit de wetsgeschiedenis volgt dat de wetgever met de invoering van de natuurvrijstelling heeft beoogd de bevordering van (de overgang naar) particulier natuurbeheer te stimuleren. (Voetnoot 3) Tussen partijen is niet in geschil dat de door eiser op basis van het [afkorting programmanaam] ontvangen vergoedingen door de provincie met datzelfde doel zijn verstrekt. De vergoedingen die eiser heeft ontvangen zijn, naar het oordeel van de rechtbank, wat betreft het uiteindelijke doel van de vergoedingen, het bevorderen van (de overgang naar) particulier natuurbeheer, ook vergelijkbaar met op grond van de SKNL (Voetnoot 4) toegekende subsidies. Dat er in de uitvoering van de regeling op sommige punten verschil zit tussen de regeling van het [afkorting programmanaam] en de SKNL, maakt dat niet anders. Zo acht de rechtbank het voor de toepassing van de natuurvrijstelling in de inkomstenbelasting niet relevant dat het [afkorting programmanaam] was gericht op het zelf maken van plannen voor het creëren van nieuwe natuur, terwijl op basis van de SKNL subsidies worden verstrekt voor het realiseren van doelen uit een door de provincie opgesteld natuurbeheerplan. Dat de vergoedingen die eiser heeft ontvangen zijn vormgegeven door middel van een privaatrechtelijke realisatieovereenkomst, in plaats van een bestuursrechtelijke subsidie zoals die op grond van de SKNL wordt verstrekt, acht de rechtbank voor de toepassing van de natuurvrijstelling tevens geen relevant verschil. Gelet hierop moeten de door eiser op grond van het [afkorting programmanaam] ontvangen vergoedingen en een ontvangen SKNL-subsidie voor de toepassing van de bedoelde verdragsbepalingen als gelijke gevallen worden aangemerkt. Een verschil in de fiscale behandeling van de door eiser ontvangen vergoedingen en een ontvangen SKNL-subsidie behoeft daarom een rechtvaardiging.
3.8.
De rechtbank leidt uit de wetgeschiedenis van de natuurvrijstelling en de verschillende wijzigingen van artikel 6 van de UR IB 2001 en de toelichtingen daarop af dat de wetgever de keuze heeft gemaakt om de toepassing van de natuurvrijstelling te beperken tot bepaalde bij ministeriële regeling aangewezen regelingen om ervoor te zorgen dat de vrijstelling beperkt blijft tot gevallen waarvoor de Europese Commissie heeft geoordeeld dat de toepassing van deze vrijstelling geen ongeoorloofde staatssteun vormt. Voor verschillende subsidieregelingen die zijn opgenomen in artikel 6 van de UR IB 2001, waaronder dus de SKNL, heeft de Europese Commissie zich in het licht van de Europeesrechtelijke staatssteunregelingen namelijk niet alleen uitgelaten over de toelaatbaarheid van de subsidieverlening zelf, maar ook expliciet uitgelaten over de toelaatbaarheid van de belastingvrijstelling voor deze subsidies en geoordeeld dat de belastingvrijstelling van deze subsidies geen ongeoorloofde staatssteun vormt. (Voetnoot 5) Door alleen regelingen in artikel 6 van de UR IB 2001 op te nemen die de Europese Commissie ook op het punt van de toepassing van de belastingvrijstelling heeft goedgekeurd, heeft de wetgever getracht te waarborgen dat de fiscale facilitering geen verboden staatssteun vormt. De rechtbank verwijst in dit kader naar de volgende passages uit de wetsgeschiedenis en de toelichtingen op wijzigingen van artikel 6 van de UR IB 2001:
Kamerstukken II 2001/02, 28 207, nr. 1, p. 18:
“Werking
De vrijstelling bedraagt 90% van het totale subsidiebedrag van aangewezen subsidieregelingen. (…) Inmiddels is in het kader van het Belastingplan 2002 besloten, onder voorbehoud van goedkeuring van de Europese Commissie, om het percentage van 90% per 1 januari 2002 te verhogen naar 100%.
Motivering
Met de vrijstelling van subsidies voor de ontwikkeling van bos en natuur is beoogd (de overgang naar) particulier natuurbeheer te stimuleren. Tot 2000 was het beleid ter zake neergelegd in de Tijdelijke regeling particulier natuurbeheer. Die regeling is vervallen. Elementen van die regeling zijn echter opgenomen in de Subsidieregeling Natuurbeheer 2000, die ter goedkeuring aan de EU is voorgelegd. Voorafgaand aan een dergelijke goedkeuring, kan van een fiscale vrijstelling geen gebruik worden gemaakt. (…)”
Kamerstukken II 2001/02, 28 487, nr. 3, p. 11/12:
“Het huidige onderdeel h van het eerste lid van artikel 3.13 regelt de gedeeltelijke vrijstelling van bepaalde subsidies voor de ontwikkeling en instandhouding van bos en natuur. De bepaling bevat een delegatiebevoegdheid op grond waarvan het vrij te stellen gedeelte kan worden vastgesteld. Van deze delegatiebevoegdheid is gebruik gemaakt in artikel 6, derde lid, Uitvoeringsregeling inkomstenbelasting 2001. (…) In de Notitie fiscaliteit, landbouw en natuurbeleid (…) is aangekondigd deze (gedeeltelijke) vrijstelling voor de ontwikkeling en instandhouding van bos en natuur te verruimen van de huidige 90% naar 100%. (…) De voorgestelde verruiming zal, mits instemming wordt verkregen van de Europese Commissie, in een wijziging van de Uitvoeringsregeling inkomstenbelasting worden opgenomen.”
Wijziging Uitvoeringsregeling inkomstenbelasting 2001, 8 juni 2006, nr. DB 2006/36M, Stcrt. 2006/114:
“In verband hiermee is in de Wet van 11 december 2002, Stb. 613, houdende wijziging van belastingwetten c.a. (Vervolgwijzigingen in samenhang met de Belastingherziening 2001) in artikel I, onderdeel J, tweede lid, voorzien in een uitbreiding van de delegatiebepaling van artikel 3.13, eerste lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001, waardoor voor subsidies voor de ontwikkeling en instandhouding van bos en natuur een 100%-vrijstelling kan worden gerealiseerd. Inwerkingtreding van deze bepaling is gekoppeld aan een goedkeuring van de Europese Commissie om de eerder genoemde subsidieregeling voor 100% vrij te stellen.
Onlangs heeft de Europese Commissie haar goedkeuring (beschikking van 8 december 2005, kenmerk C 5300) aan deze verruiming verleend. Bij Koninklijk besluit van 10 maart 2006, Stb. 613 is bepaald dat de uitbreiding van de eerdergenoemde delegatiebepaling in werking treedt met terugwerkende kracht tot en met 1 januari 2002.
Het voorgaande leidt ertoe dat de Uitvoeringsregeling inkomstenbelasting 2001 met terugwerkende kracht tot en met 1 januari 2002 kan worden aangepast. In Artikel I, onderdeel A, alsmede artikel II wordt hieraan uitvoering gegeven.”
Kamerstukken II 2005/06, 28 207, nr. 11, p. 16:
“De leden van de fractie van de VVD merken op dat in het verleden is toegezegd om subsidies op bos fiscaal vrij te stellen indien Brussel dit niet als staatssteun zou aanmerken. Deze leden wijzen er vervolgens op dat Brussel in januari 2004 heeft aangegeven de subsidies voor bos niet als staatssteun aan te merken. Zij vragen toe te lichten hoe het kan dat deze subsidies toch nog volledig worden belast. Ik neem aan dat deze leden doelen op de subsidies functieverandering op grond van de Subsidieregeling natuurbeheer (SN) 2000, een subsidie die wordt verstrekt aan agrariërs en particulieren ter compensatie van de waardedaling van landbouwgrond die wordt omgevormd naar natuur. In dat verband kan ik het volgende antwoorden. In februari 2002 is in de nota Fiscaliteit, Landbouw en Natuurbeleid (…) aangekondigd dat o.a. deze subsidie voor de winstbepaling zou worden vrijgesteld indien de Europese Commissie daarvoor toestemming zou verlenen. Vervolgens
heeft de Europese Commissie in januari 2004 de subsidie functieverandering goedgekeurd, maar zij heeft zich niet uitgesproken over de fiscale vrijstelling van die subsidie. De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit heeft het voornemen om de subsidie functieverandering volledig vrij te stellen gemeld aan de Europese Commissie. Deze procedure is nog niet afgerond. Het voorgaande betekent zodoende dat van de aangekondigde fiscale vrijstellingen (nog) geen gebruik kan worden gemaakt.”
Regeling van 2 februari 2009 tot wijziging van de Uitvoeringsregeling inkomstenbelasting 2001 en een andere regeling, Besluit van 2 februari 2009, nr. DB2009/11M, Stcrt. nr. 27.:
“In artikel 3.13, eerste lid, onderdeel g, van de Wet inkomstenbelasting 2001 is de bevoegdheid opgenomen ten behoeve van de ontwikkeling en instandhouding van bos en natuur regelingen aan te wijzen waarvan de voordelen voor een aan te wijzen gedeelte worden geacht niet tot de winst te behoren (fiscale vrijstelling). Aangewezen zijn reeds de Tijdelijke regeling natuurbeheer particulieren zoals die luidde tot 1 januari 2000, de Subsidieregeling natuurbeheer 2000, zoals die luidde tot 1 januari 2007 en voor zover betrekking hebbend op de subsidie functieverandering, de Subsidieregeling natuurbeheer van de onderscheiden provincies voor zover betrekking hebbend op de subsidie functieverandering alsmede een aantal gespecificeerde overeenkomsten.
In de brief van 5 december 2008 aan de Tweede Kamer heeft de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit bericht dat op 26 november 2008 de Europese Commissie goedkeuring heeft verleend aan steunmaatregel NN47/2004 (ex N/344/A/1999) (Kamerstukken II 2008/09, 31 700 XIV, nr. 68). De goedkeuring heeft mede betrekking op de fiscale vrijstelling van de subsidies die vallen onder de Subsidieregeling natuurbeheer 2000 (geldend tot 1 januari 2007), de Subsidieregeling natuurbeheer van de onderscheiden provincies (geldend vanaf 1 januari 2007), de landschapssubsidie die valt onder de Subsidieregeling agrarisch natuurbeheer (geldend tot 1 januari 2007) en de landschapssubsidie die valt onder de Subsidieregeling agrarisch natuurbeheer van de onderscheiden provincies (geldend vanaf 1 januari 2007). Voor de jaren 2000 en 2001 betreft het een 90% vrijstelling van inkomstenbelasting en vennootschapsbelasting van deze subsidies en voor de jaren vanaf 2002 een 100% vrijstelling. De onderhavige regeling strekt ertoe deze subsidies aan te wijzen op grond van artikel 3.13, eerste lid, onderdeel g, van de Wet inkomstenbelasting 2001.”
Kamerstukken II 2013/14, nr. 935, p. 1, 2 en 3:
“Vraag 1
Klopt het dat de subsidies onder het Subsidiestelsel Natuur en Landschap, in het bijzonder Subsidie Natuur en Landschap (SNL) en Subsidieregeling Kwaliteitsimpuls Natuur en Landschap (SKNL), zijn vrijgesteld van inkomsten- en vennootschapsbelasting, en klopt het dat deze vrijstelling met terugwerkende kracht geldt vanaf 1 januari 2010, de datum waarop het nieuwe stelsel is ingevoerd?
Antwoord 1
Er geldt vanaf de datum van definitieve invoering van de SNL, 1 januari 2010, een belastingvrijstelling voor de voordelen uit SNL-subsidies gericht op natuurbeheer en op beheer van landschapselementen op natuurterreinen en op landbouwterreinen. Verder geldt een belastingvrijstelling voor de voordelen uit subsidies voor inrichting en functieverandering onder de SKNL. De goedkeuring van de Europese Commissie voor deze subsidieregelingen loopt af op 1 januari 2014. Het kabinet is voornemens de fiscale vrijstelling die geldt voor deze regelingen te continueren. De voorwaarde voor het
continueren van de vrijstelling is dat de Europese Commissie tijdig haar goedkeuring daarvoor verleent. De provincies zijn verantwoordelijk voor het doen van de staatssteunmelding bij de Europese Commissie.
Verschillende in artikel 6 van de UR IB 2001 opgenomen regelingen, waaronder de SKNL, zijn pas in artikel 6 van de UR IB 2001 opgenomen nadat goedkeuring van de Europese Commissie was verkregen die inhield dat de belastingvrijstelling geen verboden staatssteun vormde.